ECLI:NL:RBMNE:2025:1673

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
C/16/589891 / JL RK 25-161
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een geschil tussen adoptiemoeder en gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009, en de afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die onder toezicht is gesteld vanwege ernstige gedragsproblemen en een belaste voorgeschiedenis, momenteel in een jeugdhulpaccommodatie verblijft. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, maar de adoptiemoeder verzet zich hiertegen. De kinderrechter heeft de adoptiemoeder als belanghebbende aangemerkt en heeft de procedure met gesloten deuren gevoerd. Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord en zijn de zorgen over haar ontwikkeling besproken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de strijd tussen de adoptiemoeder en de GI nadeliger is voor de minderjarige dan de zorgen die bestaan bij thuisplaatsing. De kinderrechter heeft daarom de ondertoezichtstelling verlengd voor zes maanden, maar de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De kinderrechter heeft de adoptiemoeder de kans gegeven om te laten zien dat zij de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige kan wegnemen, met ondersteuning van de GI. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/589891 / JL RK 25-161
Datum uitspraak: 2 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , Marokko, hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[adoptiemoeder],
hierna te noemen: de adoptiemoeder,
wonende in [woonplaats] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop bestaat uit het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de gemachtigde van de adoptiemoeder;
  • [A] namens de GI;
  • [B] , gedragswetenschapper bij Pluryn.
De adoptiemoeder heeft de rechtbank bericht dat zij niet in staat was om bij de zitting aanwezig te zijn. De kinderrechter heeft de adoptiemoeder toestemming gegeven een gemachtigde in haar plaats bij de zitting aanwezig te laten zijn. De adoptiemoeder heeft de heer [gemachtigde] als haar gemachtigde bij de zitting aanwezig laten zijn.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De adoptiemoeder is belast met de voogdij over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie van de jeugdhulpaanbieder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 april 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 7 april 2025. Ook heeft de kinderrechter bij voornoemde beschikking de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 april 2025.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Namens de GI is naar voren gebracht dat er nog veel zorgen zijn over [minderjarige] , maar dat de adoptiemoeder niet meewerkt waardoor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing moeilijk uitvoerbaar zijn voor de gezinsvoogd. Zo weigert de adoptiemoeder toestemming te geven om [minderjarige] aan te melden bij Almere Jungle voor dagbesteding, waardoor [minderjarige] op dit moment niets te doen heeft. [minderjarige] kan namelijk nog niet naar school, omdat zij daar niet tot leren komt. De dagbesteding zal gericht zijn op de ontwikkeling van [minderjarige] op zowel emotioneel als sociaal vlak. Ook haalt de adoptiemoeder het paspoort en de IND-kaart van [minderjarige] niet op, waardoor zij geen bijbaan kan zoeken of een rekening kan openen. Dit beperkt [minderjarige] in haar ontwikkeling. De adoptiemoeder geeft ook aan haar handen van [minderjarige] af te trekken als de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de maatregelen toewijst. De adoptiemoeder wil dan wel contact met [minderjarige] blijven houden, maar wil niet meer deelnemen aan gesprekken met de GI. Omdat het de voorgaande jaren niet is gelukt om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen en de houding van de adoptiemoeder de mogelijkheden van de GI hiertoe belemmert, heeft de GI de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoeken of beëindiging van de voogdij van de adoptiemoeder in het belang van [minderjarige] is.
4.2.
Namens de adoptiemoeder is naar voren gebracht dat zij zich verzet tegen de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] . Het gaat niet goed met [minderjarige] op de groep. Zij gaat niet naar school, heeft geen dagbesteding en krijgt op de groep alle vrijheid om te doen en laten wat zij wil. Ook zou [minderjarige] therapie krijgen, maar dit is tot op heden niet ingezet. Daarnaast vindt de adoptiemoeder dat [minderjarige] volgens de Islamitische cultuur met Islamitisch normen en waarden moet worden opgevoed, wat op de groep niet gebeurt. [minderjarige] moet daarom op korte termijn terug naar huis. Wanneer [minderjarige] thuis komt zal het voor iedereen wennen zijn en zal [minderjarige] het lastig vinden om zich aan te passen aan het gezinsleven en de regels van de adoptiemoeder, maar de adoptiemoeder is van mening dat zij zelf in staat is om passende hulp in te zetten en schoolgang te realiseren en zo de zorgen weg te nemen. De adoptiemoeder kan wel begrijpen dat er bij thuisplaatsing een organisatie betrokken blijft om op afstand zicht te houden op de thuissituatie. Het contact met de GI kan dan via [minderjarige] verlopen. De moeder wil niet langer samenwerken met de GI. De zorgen zien namelijk op het disfunctioneren van [minderjarige] en niet op het disfunctioneren van de adoptiemoeder en haar partner als ouders.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een zes maanden. [1] De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] afwijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom deze beslissing is genomen.
5.2.
[minderjarige] is in april 2022 onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst omdat zij vanwege haar belaste voorgeschiedenis met traumatische gebeurtenissen, (pedagogische) verwaarlozing en fysiek, emotioneel en (mogelijk) seksueel misbruik ernstig beschadigd is geraakt. De problematiek van [minderjarige] uitte zich op dat moment in ernstige gedragsproblemen en er was sprake van een achterstand op school en in haar taal- en spraakontwikkeling. Duidelijk was dat de problematiek van [minderjarige] specifieke opvoedingsvaardigheden vergden van haar opvoeder. Onduidelijk was echter of de adoptiemoeder over voldoende opvoedingsvaardigheden beschikte en de zorg voor [minderjarige] kon combineren met haar baan. Daarnaast waren haar draagkracht en draaglast uit balans.
5.3.
De zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] zijn onverminderd aanwezig, maar de tegenwerkende opstelling van de adoptiemoeder maakt dat het de GI niet lukt om de noodzakelijke hulp in te zetten die nodig is om deze zorgen te verminderen. Daarnaast is er geen zicht gekomen op de opvoedingsvaardigheden van de adoptiemoeder. Doordat de adoptiemoeder weigert haar medewerking te verlenen aan de ondertoezichtstelling is er een patstelling ontstaan. [minderjarige] verblijft op het moment in een accommodatie van de jeugdhulpaanbieder, maar heeft hier geen enkele dagbesteding. Ze kan niet naar school omdat ze door haar problematiek op sociaal-emotioneel vlak nog niet voldoende ontwikkeld is om tot leren te kunnen komen. De school en de GI willen haar om die reden aanmelden voor een dagbesteding bij Almere Jungle, zodat zij op dat gebied kan groeien en ontwikkelen. De adoptiemoeder weigert echter om hiervoor toestemming te geven. Het gevolg hiervan is dat [minderjarige] op dit moment geen enkele vorm van zinvolle dag invulling heeft. Hierdoor stagneert haar ontwikkeling.
Omdat de adoptiemoeder niet met de GI wil samenwerken heeft [minderjarige] op dit moment geen paspoort en IND-kaart. Hierdoor kan [minderjarige] geen bijbaan zoeken of een rekening openen. Dit beperkt [minderjarige] in haar ontwikkeling. Verder is het niet gelukt om afspraken met de adoptiemoeder te maken over het verlof van [minderjarige] . Hierdoor gaat [minderjarige] met ‘verlof’ naar de adoptiemoeder, zonder dat duidelijke randvoorwaarden over zijn afgesproken. Ondanks dat dit niet de bedoeling is, ziet de GI zich genoodzaakt om deze ongeplande verloven te laten plaatsvinden, zodat er wel omgang is tussen [minderjarige] en de adoptiemoeder.
De houding van de adoptiemoeder heeft er inmiddels toe geleid dat de GI zich afvraagt of het wel in het belang van [minderjarige] is dat de adoptiemoeder de voogdij over haar heeft en heeft Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoeken of beëindiging van de voogdij van de adoptiemoeder in het belang van [minderjarige] is. Daarnaast heeft de houding van de adoptiemoeder ervoor gezorgd dat ook [minderjarige] op geen enkele manier meer wil meewerken.
Dit baart de kinderrechter heel veel zorgen. De kinderrechter ziet echter ook dat het [minderjarige] is die lijdt onder de strijd tussen de adoptiemoeder en de GI. Haar hele ontwikkeling is gestagneerd, haar leven is tot stilstand gekomen en haar wereld ontzettend klein geworden. Dit is zeker niet in het belang van [minderjarige] . De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de strijd tussen de adoptiemoeder en de GI nadeliger is dan de zorgen die nu bestaan wanneer zij weer thuis woont bij haar adoptiemoeder. Daar komt nog bij dat de plek waar [minderjarige] nu verblijft geen perspectief biedende plek is en [minderjarige] op korte termijn zal moeten verhuizen. Zowel [minderjarige] als de adoptiemoeder willen dat weer thuis komt wonen. De kinderrechter geeft de adoptiemoeder en [minderjarige] de kans om te laten zien dat zij de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] kunnen wegnemen. De adoptiemoeder zal moeten laten zien dat zij de juiste hulpverlening voor [minderjarige] kan vinden en inzetten. De GI zal de komende zes maanden nog betrokken blijven om de adoptiemoeder hierbij te ondersteunen. Het is aan de adoptiemoeder om deze hulp te accepteren in het belang van [minderjarige] .
5.4.
De kinderrechter wil de adoptiemoeder nog meegeven dat het feit dat zij herhaaldelijk heeft aangegeven dat zij haar handen van [minderjarige] af zal trekken, zeer schadelijk is voor [minderjarige] . Bij [minderjarige] is sprake van hechtingsproblematiek en deze uitspraken van de adoptiemoeder, waarin zij [minderjarige] afwijst, houdt de hechtingsproblematiek van [minderjarige] en het gedrag dat hieruit voortkomt in stand. De kinderrechter hoopt dat de adoptiemoedermoeder hulp voor zichzelf gaat zoeken om voldoende inzicht te krijgen in de problematiek van [minderjarige] en om te leren hoe zij het beste kan aansluiten bij [minderjarige] zodat zij haar kan bieden wat zij nodig heeft om zich positief te ontwikkelen.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 7 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Weistra, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025, in aanwezigheid van M.R. Meijn als griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.