ECLI:NL:RBMNE:2025:1697

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
24/7453
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot overname hypothecaire lening in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, en de Minister van Financiën. Eiseres had een verzoek ingediend voor de overname van haar hypothecaire lening door Sociale Banken Nederland (SBN), maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de hypothecaire lening van eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) voor overname van schulden. Eiseres had haar schulden, oorspronkelijk bestaande uit acht persoonlijke leningen, overgesloten naar een hypothecaire lening. De rechtbank stelde vast dat de wetgever geen onderscheid maakt tussen hypothecaire leningen voor het financieren van een woning en leningen voor het afbetalen van andere schulden. Hierdoor kwam de schuld van eiseres niet in aanmerking voor overname. Eiseres deed ook een beroep op de hardheidsclausule van de Wht, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schrijnende omstandigheden die toepassing van deze clausule rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de minister het verzoek om overname terecht had afgewezen. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7453

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

De Minister van Financiën, T.a.v. de Programmadirecteur Schulden, de minister

(gemachtigde: mr. J. Rhebergen).

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. In dat kader heeft zij een schuldenlijst toegezonden aan Sociale Banken Nederland (SBN) met het verzoek om overname van haar schuld. Op de schuldenlijst staat één schuld aan BLG Wonen ter hoogte van € 40.926,26 (hierna: de schuld). Uit de notariële akte blijkt dat de schuld bestaat uit acht leningen die op 4 juni 2020 zijn overgesloten naar de hypothecaire lening van eiseres.
2. De aanvraag van eiseres voor overname van de schuld is op 17 juli 2024 afgewezen door SBN. Met het bestreden besluit van 7 november 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De minister stelt namelijk dat de schuld niet voor overname in aanmerking komt omdat er sprake is van een hypothecaire lening. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
3. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de schuld niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.1 lid 4 sub a van de Wet hersteloperatie toeslagen (de Wht). Omdat het een hypothecaire lening betreft, wordt deze schuld terecht niet overgenomen. Weliswaar bestond deze schuld eerst uit acht verschillende persoonlijke leningen, maar dat neemt niet weg dat het inmiddels een hypothecaire lening is en zo’n schuld voldoet niet aan de voorwaarden voor overname. De schuld van eiseres wordt dus niet overgenomen in het kader van de Wht en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Komt de schuld in aanmerking voor overname?
5. Eiseres voert aan dat de schuld uit meerdere leningen bestaat die eerst niet onder haar hypothecaire lening vielen. Omdat ze in financiële problemen dreigde te komen, heeft ze ervoor gekozen deze acht leningen over te sluiten en onder te brengen in haar hypotheek. Zo heeft ze de schuldeisers kunnen afbetalen. Dat betekent echter wel dat eiseres de schuld nog steeds moet afbetalen, alleen nu aan een andere schuldeiser, namelijk de hypotheekverstrekker. Tijdens de zitting heeft eiseres ook aangegeven dat de schuld in haar ogen niet een hypothecaire lening is in de zin van artikel 4.1 van de Wht. Volgens eiseres is een hypothecaire lening bedoeld om een woning mee te financieren. Omdat de schuld van eiseres daarvoor nooit was bedoeld, moet deze niet worden beschouwd als een hypothecaire lening. Daarom vindt eiseres dat de schuld wel voor overname in aanmerking komt en de minister de schuld moet overnemen.
5.1.
De vereisten waaraan een schuld moet voldoen om voor overname of betaling in aanmerking te komen, staan in artikel 4.1, tweede lid, van de Wht. Uit dit artikel blijkt dat geldschulden worden overgenomen als zij zijn ontstaan na 31 december 2005, opeisbaar waren voor 1 juni 2021 en niet voldaan zijn op het tijdstip waarop de aanvraag wordt gedaan. Uit artikel 4.1, vierde lid, van de Wht volgt dat er ook geldschulden en kosten zijn die niet worden overgenomen. Uit deze bepaling blijkt dat de resterende hoofdsom van een hypothecaire lening, ook als die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar is geworden, niet wordt overgenomen tenzij het een restschuld betreft na verkoop van of verhaal op de verhypothekeerde zaak. [1]
5.2.
De regeling is verduidelijkt in de Memorie van Toelichting en de rechtspraak over de Wht in het kader van de overname van private schulden. Hieruit blijkt dat het doel van de Wht is om gedupeerde ouders een nieuwe start te bieden door hen in bepaalde gevallen te vrijwaren van incassomaatregelen. Er wordt pas tot incassomaatregelen overgegaan als een schuld opeisbaar is en niet kan worden voldaan. De wetgever heeft bewust ervoor gekozen om alleen opeisbare schulden of achterstanden onder de regeling te brengen. Hierdoor zullen niet alle ouders volledig worden gevrijwaard van alle schulden. De regeling is niet gericht op het herstellen van onrecht, maar op het bieden van een nieuwe start. De wetgever heeft bewust hiervoor gekozen. Dat kan tot situaties leiden die onrechtvaardig kunnen aanvoelen.
5.3.
In dit geval gaat om een gedeelte van de hypothecaire lening van eiseres, het gaat niet om een restschuld na verkoop van of verhaal op de verhypothekeerde zaak. In de Memorie van Toelichting bij de Wht wordt expliciet ingegaan op het overnemen van een hypotheekschuld. Hierin wordt toegelicht dat de hypothecaire hoofdsom opeisbaar kan worden als de maandelijkse termijn meerdere keren niet is betaald. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de opeisbare achterstallige betalingen enerzijds en de hypothecaire hoofdsom anderzijds. Alleen de opeisbare achterstallige betalingen komen voor overname in aanmerking, de hoofdsom niet. De wetgever maakt echter geen onderscheid tussen een hypothecaire lening voor het financieren van een woning of een hypotheek voor het afbetalen van andere schulden. Uit de wet en de memorie van toelichting volgt niet dat de wetgever een dergelijk onderscheid heeft willen maken. Uit de wet en de Memorie van Toelichting blijkt namelijk niet dat een hypothecaire lening voor het afbetalen van andere schulden niet valt onder het begrip hypothecaire lening als bedoeld in artikel 4.1 van de Wht of dat daarvoor andere voorwaarden gelden voor overname dan voor een hypothecaire leningen voor het financieren van een woning. De rechtbank overweegt daarom dat de hypothecaire lening dus niet per se hoeft te zijn aangegaan voor het financieren van een woning, maar ook kan gaan over een lening voor het afbetalen van andere schulden.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de schuld van eiseres een hypothecaire lening is zoals bedoeld in artikel 4.1, vierde lid van de Wht. De schuld voldoet daardoor niet aan de voorwaarde van de Wht en komt daarom niet voor overname in aanmerking. Weliswaar vielen de schulden oorspronkelijk niet onder de hypotheek van eiseres, maar dat neemt niet weg dat het inmiddels wel gaat om een hypotheek. De wetgever heeft uitdrukkelijk bepaald dat zo’n schuld niet kan worden overgenomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Slaagt het beroep op de hardheidsclausule?
6. Eiseres voert aan dat ze het zeer oneerlijk vindt dat haar schuld niet overgenomen wordt door de minister. Ze heeft juist erg hard haar best gedaan om niet verder in de financiële problemen te komen, daarom heeft ze deze regeling ook getroffen. Eiseres geeft aan dat ze het idee heeft extra gestraft te worden, terwijl ze juist het goede heeft gedaan door haar schuldeisers zo snel mogelijk af te betalen. Dat de schuld nu niet wordt overgenomen omdat deze nu onder haar hypotheek valt, vindt ze onrechtvaardig.
7. Naar de rechtbank begrijpt, doet eiseres hiermee een beroep op artikel 9.1, tweede lid, aanhef en onder a van de Wht. Dat is een zogeheten hardheidsclausule, op grond waarvan de minister kan afwijken van de artikelen 4.1 en 4.3 voor zover de toepassing daarvan gelet op het belang dat de bepalingen beogen te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De hardheidsclausule wordt dus alleen toegepast in bijzondere situaties, waarbij toepassing van de bepaling gelet op de ratio ervan onbillijk uitpakt of wanneer sprake is van schrijnende omstandigheden waardoor toepassing van de wettelijke bepaling achterwege moet blijven. Het moet gaan om omstandigheden als serieuze en structurele financiële nood, ernstige medische omstandigheden of andere ontwrichtende persoonlijke omstandigheden. Bovendien moeten deze omstandigheden actueel zijn en samenhangen met de gevolgen van een weigering om de schulden over te nemen of te compenseren. Het gaat namelijk niet om de omstandigheden die zich hebben voorgedaan in de periode waarin de toeslagenaffaire zich voltrok. Degene die een beroep doet op de hardheidsclausule moet inzichtelijk maken waar de bijzonderheid of de schrijnende kanten van zijn of haar situatie uit blijkt en moet dit zo concreet mogelijk onderbouwen. Met het toepassen van de hardheidsclausule wordt er namelijk een uitzondering gemaakt op de regels die normaal gesproken voor iedereen gelden.
8. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres oneerlijk voelt dat haar schuld nu niet wordt overgenomen, omdat zij zelf een oplossing heeft gezocht voor haar private schulden en haar best heeft gedaan om alles op tijd te betalen. Dat is echter onvoldoende voor een geslaagd beroep op de hardheidsclausule. De rechtbank overweegt daartoe dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om een hypothecaire lening niet over te nemen. In het geval van eiseres is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om hiervan af te wijken. Het afwijzen van het verzoek om overname van de schulden leidt in haar geval namelijk niet tot een schrijnende situatie. Er zijn wel twee betalingsherinneringen geweest vanuit BLG Wonen, maar tijdens de zitting heeft eiseres te kennen gegeven dat er geen achterstanden zijn en dat zij geen last heeft van incassomaatregelen. De rechtbank ziet in dat eiseres in het verleden in een moeilijke financiële situatie verkeerde en dat zij daarom haar schulden heeft ondergebracht in de hypothecaire lening, maar bij de hardheidsclausule moet het gaan om actuele omstandigheden die samenhangen met het afwijzen van de overname van de schuld. Eiseres heeft tijdens de zitting verklaard dat zij iets meer financiële ademruimte wil. De rechtbank begrijpt dat wel, alleen heeft eiseres daarmee niet aannemelijk gemaakt dat er op dit moment sprake is van een dusdanig schrijnende situatie dat de minister moet afwijken van de voorwaarden voor overname van schulden van artikel 4.1 van de Wht. Het beroep van eiseres op de hardheidsclausule slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister het verzoek om overname terecht heeft afgewezen. De schuld van eiseres zal niet worden overgenomen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 4.1, vierde lid, onder a van de Wht.