ECLI:NL:RBMNE:2025:1726

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
11438959
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woning wegens huurachterstand en betaling van huurachterstand

In deze zaak vordert de eiser, Stichting De Alliantie, ontruiming van de gehuurde woning van de gedaagde op basis van een huurachterstand van meer dan acht maanden. De gedaagde erkent de huurachterstand, maar verzet zich tegen de ontruiming en wijst op zijn persoonlijke belangen bij het behoud van de woning. De gedaagde heeft zich echter afgemeld voor zowel de eerste als de tweede mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, omdat er geen zicht is op verbetering van de situatie van de gedaagde en hij de situatie op zijn beloop heeft gelaten.

De procedure begon met een dagvaarding op 2 december 2024, gevolgd door verschillende correspondenties en een mondelinge behandeling op 17 maart 2025, waarbij de eiser vertegenwoordigd was door haar gemachtigde. De gedaagde was niet aanwezig. De kantonrechter heeft besloten om een tweede zitting te plannen, maar ook voor deze zitting heeft de gedaagde zich afgemeld. Uiteindelijk heeft de kantonrechter op 30 april 2025 vonnis gewezen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde sinds 21 juni 2021 huurt van De Alliantie en dat er een huurachterstand is ontstaan van € 4.930,37. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, zoals het risico op verlies van zijn baan en de hulp die hij zegt te krijgen bij het afbetalen van zijn schulden, heeft de kantonrechter geoordeeld dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de huurovereenkomst in stand te houden. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen, alsook om de huurachterstand en bijkomende kosten te betalen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11438959 \ AC EXPL 24-3010 WMB/61313
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd in Hilversum,
eisende partij,
hierna te noemen: De Alliantie,
gemachtigde: Jongerius Gerechtsdeurwaarders/Juristen Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding 2 december 2024 met producties;
- de e-mail van [gedaagde] van 12 januari 2025 met producties, aan te merken als conclusie van antwoord;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van De Alliantie met daarin een specificatie van de huurschuld van 11 maart 2025;
- de brief waarin een nieuwe mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van De Alliantie met daarin een specificatie van de huurschuld van 27 maart 2025.
1.2.
Op 12 maart 2025 heeft [gedaagde] verzocht om de op 17 maart 2025 geplande zitting te verplaatsen. De Alliantie heeft daartegen bezwaar gemaakt en de kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. De mondelinge behandeling heeft vervolgens plaatsgevonden op 17 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De Alliantie is verschenen, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, de heer E.A.C. Appels, medewerker bij Jongerius Gerechtsdeurwaarders/Juristen Incasso. [gedaagde] is niet verschenen. Na overleg met de heer Appels heeft de kantonrechter vervolgens besloten om nog een tweede zitting in te plannen. Zowel De Alliantie als [gedaagde] hebben hun verhinderdata daarvoor doorgegeven, waarna er een nieuwe zitting is gepland op 2 april 2025. Op 1 april 2025 heeft [gedaagde] per e-mail laten weten dat hij niet op de zitting van 2 april 2025 zou verschijnen. De Alliantie heeft de kantonrechter in reactie daarop verzocht om vonnis te wijzen.
1.3.
De kantonrechter heeft hierna bepaald dat er een vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 21 juni 2021 van De Alliantie de woning aan het adres [adres] in ( [postcode] ) in [plaats] (hierna: de woning). De Alliantie stelt dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan. De Alliantie wil daarom dat de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt, dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning binnen drie dagen te ontruimen, dat [gedaagde] wordt veroordeeld om elke maand € 620,22 te betalen zolang hij niet is ontruimd en dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de huurachterstand van € 4.930,97, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, te betalen. [gedaagde] erkent dat er sprake is van een huurachterstand, maar verzet zich tegen de ontruiming en wijst op zijn persoonlijke belangen bij het behoud van de woning. De kantonrechter zal de vorderingen van De Alliantie toewijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet de huurachterstand van € 4.930,37 betalen
3.1.
De Alliantie wil dat de kantonrechter de overeenkomst ontbindt, vanwege de huurachterstand die [gedaagde] heeft laten ontstaan. [gedaagde] heeft erkend dat er sprake is van een huurachterstand en heeft niet weersproken dat de achterstand tot en met 27 maart 2025 € 4.930,37 bedraagt. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen om dat bedrag te betalen.
De huurovereenkomst zal worden ontbonden
3.2.
De Alliantie wil dat de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt. Om dat te kunnen doen moet [gedaagde] op een zodanige manier tekort zijn geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst dat de ontbinding daarvan gerechtvaardigd is. [1] Gelet op het voorgaande, staat het vast dat [gedaagde] een huurachterstand heeft van acht maanden. Zo’n langdurige en hoog opgelopen huurachterstand is een ernstige tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, die in principe de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
3.3.
De kantonrechter begrijpt uit zijn brief dat [gedaagde] zich beroept op de zogenaamde tenzij-formule, [2] omdat hij verwijst naar zijn persoonlijke omstandigheden, die volgens hem maken dat hij ondanks de huurachterstand toch niet uit de woning moet worden gezet. Hij schrijft daarin dat hij bang is dat hij zijn baan zal verliezen als hij uit de woning moet, dat hij dan op straat zal komen te staan, en dat hij via zijn werkgever [bedrijf] al hulp krijgt bij het afbetalen van al zijn schulden, waaronder ook de huurschuld aan De Alliantie.
3.4.
Die persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] maken niet dat de kantonrechter de huurovereenkomst in stand zal laten. De kantonrechter realiseert zich dat het moeilijk zal zijn voor [gedaagde] om een andere passende woning te vinden en dat hij in een kwetsbare positie wordt geplaatst als hij de woning moet ontruimen, maar dat weegt niet op tegen het feit dat er geen enkel vooruitzicht is op afbetaling van de huurachterstand en dat die naar verwachting alleen maar verder zal oplopen. Uit een van de door [gedaagde] overgelegde documenten blijkt dat hij in ieder geval nog ruim € 34.000,00 aan andere schulden heeft. Mogelijk zijn er nog meer schulden, maar daar heeft [gedaagde] geen inzicht in gegeven, ondanks dat de kantonrechter hem daarom heeft gevraagd.
3.5.
Daarbij rekent de kantonrechter het [gedaagde] ook aan dat hij niet met De Alliantie is gaan overleggen over een oplossing en dat hij pas in zijn laatste e-mail van 1 april 2025 aangeeft zich te zullen aanmelden voor de schuldhulpverlening. De Alliantie heeft hem op 13 september 2024 al op de mogelijkheid van schuldhulp gewezen en hem daarvoor aangemeld. Die hulp heeft [gedaagde] klaarblijkelijk destijds afgeslagen en het probleem tot nu op zijn beloop gelaten. Voor zover hij hulp zou hebben ingeschakeld via [bedrijf] , zoals hij zegt, is daar niets van gebleken. [gedaagde] heeft namelijk niet duidelijk gemaakt wat de hulp van [bedrijf] precies inhoudt en welke concrete maatregelen er zijn genomen om de schulden af te betalen.
3.6.
De kantonrechter zal daarom de huurovereenkomst tussen partijen ontbinden en [gedaagde] veroordelen om de woning binnen veertien dagen te ontruimen. Totdat [gedaagde] de woning volledig ontruimd weer aan De Alliantie ter beschikking heeft gesteld, moet hij elke maand € 620,22 betalen.
De incassokosten en de wettelijke rente
3.7.
De kantonrechter heeft ambtshalve gecontroleerd of er sprake is van oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst. Dat is niet het geval. De Alliantie heeft [gedaagde] daarnaast een correcte 14-dagenbrief gestuurd en het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 444,69) sluit aan bij het tarief in de staffel bij het Besluit buitengerechtelijke incassokosten. De wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden toegewezen zoals gevorderd.
[gedaagde] moet de proceskosten van De Alliantie betalen
3.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van De Alliantie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.310,39

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de tussen De Alliantie en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met ingang van vandaag;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning (het gehuurde) met verdere aanhorigheden aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats] :
  • met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt te ontruimen en te verlaten;
  • het pand door afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije en algehele beschikking van De Alliantie te stellen;
  • het pand daarna verlaten en ontruimd te houden;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De Alliantie een bedrag van € 5.439,39 aan huurachterstand, rente en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.930,97 vanaf 2 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De Alliantie een bedrag van € 620,22 aan huur voor de woning met verdere aanhorigheden voor de maand mei 2025,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De Alliantie een bedrag van € 620,22 per maand voor de woning met verdere aanhorigheden, per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking aan De Alliantie te stellen, zulks ingaande vanaf 1 juni 2025;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.310,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek.