ECLI:NL:RBMNE:2025:1730

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
11600264
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot betaling van huurachterstand en ontruiming van de woning in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, een verhuurder, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een huurder, vanwege een huurachterstand van € 3.741,25 en het niet betalen van de waarborgsom van € 935,35. Eiseres vorderde daarnaast een boete van € 4.000,00 en ontruiming van de woning. Gedaagde erkende de huurachterstand, maar stelde voor een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, omdat zij pas na het betekenen van de dagvaarding melding had gedaan van de huurachterstand bij de schuldhulpverlening van de gemeente. Hierdoor was er geen spoedeisend belang voor de geldvorderingen en kon de kantonrechter niet aannemen dat de bodemrechter de huurovereenkomst zou ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat de melding aan de gemeente vóór de dagvaarding had moeten plaatsvinden om de schuldhulpverlening op gang te brengen en de belangen van gedaagde te beschermen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van € 949,00.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11600264 \ UV EXPL 25-72
Vonnis in kort geding van 15 april 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigden: mr. R.C.H. Burgers en mr. J.W. Middelkamp,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 maart 2025 met zeventien producties,
- de nagezonden productie van de zijde van [eiseres] van 27 maart 2025,
- de conclusie van antwoord van 31 maart 2025 met drie producties.
1.2.
Op 1 april 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren namens [eiseres] meneer [A] en haar gemachtigden, mevrouw mr. R.C.H. Burgers en meneer mr. J.W. Middelkamp aanwezig. Meneer [gedaagde] was ook aanwezig met zijn gemachtigde, meneer mr. K.T. Ghaffari. Partijen hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben op elkaar gereageerd. Mr. Middelkamp heeft een pleitnota overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] huurt een woning van [eiseres] aan de [adres] te [plaats] . De huur voor deze woning bedraagt maandelijks, inclusief kosten, € 935,35. [gedaagde] heeft een huurachterstand van € 3.741,25 omdat hij de huur voor de maanden maart 2024, augustus 2024, december 2024 en februari 2025 niet heeft betaald. Ook heeft [gedaagde] de waarborgsom niet betaald. [eiseres] eist dat [gedaagde] deze bedragen betaalt. Daarnaast wil zij dat [gedaagde] een boete betaalt van € 4.000,00 voor het niet betalen van de waarborgsom. Als laatste vordert zij ontruiming van de woning door [gedaagde] . Vanwege de structurele wanbetaling van [gedaagde] heeft zij er namelijk geen vertrouwen meer in dat [gedaagde] de huur nog zal voldoen. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de huurachterstand en de waarborgsom niet, maar zegt dat hij een betalingsregeling wil met [eiseres] om zowel de lopende huur als de achterstallige termijnen en de waarborgsom te betalen.
2.2.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af. [eiseres] heeft [gedaagde] namelijk pas na het betekenen van de dagvaarding melding gedaan van de huurachterstand van [gedaagde] bij de schuldhulpverlening van de gemeente [gemeente] . Voor de geldvorderingen heeft [eiseres] geen spoedeisend belang.

3.De beoordeling

3.1.
Dit kort geding is bij de rechtbank Midden-Nederland aanhangig gemaakt in verband met betrokkenheid van medewerkers van de rechtbank Gelderland bij [gedaagde] .
Toetsingskader
3.2.
In een kort geding kan de kantonrechter een voorlopige voorziening geven. Dat is een voorlopige maatregel die vooruit loopt op de beslissing die wordt verwacht in een gewone rechtszaak (bodemzaak), die na het kort geding kan worden ingesteld. Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt, in dit geval [eiseres] , hierbij zoveel spoed heeft dat zij de uitkomst van een gewone rechtszaak niet hoeft af te wachten. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing daarvan gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
3.2.
Voor geldvorderingen in kort geding geldt bovendien dat de kantonrechter terughoudend moet zijn bij de toewijzing daarvan. De kantonrechter zal niet alleen onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is en of de gedaagde een spoedeisend belang heeft, maar neemt in de afweging van de belangen van partijen ook het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mee. Wanneer dit restitutierisico hoog is, kan dit bijdragen tot weigering van de voorziening.
De vordering tot ontruiming wordt afgewezen
3.3.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de woning niet hoeft te ontruimen. [gedaagde] heeft erkend dat hij de huur en de waarborgsom niet heeft betaald en dat hij daarmee is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Bij de beoordeling van de kantonrechter of het aannemelijk is dat de bodemrechter deze tekortkoming voldoende ernstig vindt om de huurovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden, moeten vervolgens alle omstandigheden van het geval meegewogen worden. Één van deze omstandigheden die de kantonrechter betrekt bij de beoordeling is of [eiseres] een melding heeft gedaan van de huurachterstand van [gedaagde] bij de gemeente [gemeente] .
3.4.
In artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening staat dat de verhuurder zich in geval van een huurschuld inspant om in persoonlijk contact te treden met de huurder, de huurder wijst op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening en hem ten minste eenmaal schriftelijk herinnert aan de betalingsachterstand en bij die schriftelijke herinnering aanbiedt om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens te verstrekken aan de gemeente. Als de huurder daarop niet afwijzend reageert, verstrekt de verhuurder de huurschuld en de contactgegevens van de huurder aan de gemeente. Deze melding aan de gemeente heeft tot doel de schuldhulpverlening vroegtijdig op gang te brengen zodat het oplopen van schulden, gevolgd door (een procedure tot) ontbinding en ontruiming voorkomen kan worden. Vroegsignalering impliceert dat dit alleen zinvol is indien de melding wordt gedaan vóór het starten van een eventuele procedure.
3.5.
Uit de dagvaarding en de overgelegde producties blijkt dat [eiseres] de gegevens en de huurschuld van [gedaagde] aan de gemeente [gemeente] heeft doorgegeven, namelijk op 26 maart 2025. Deze melding is echter gedaan ná het betekenen van de dagvaarding op 24 maart 2025. De gemeentelijke schuldhulpverlening heeft dan ook niet vóór het uitbrengen van de dagvaarding op gang kunnen komen. Dit betekent dat niet uitgesloten kan worden dat de huurachterstand een halt toegeroepen had kunnen worden als de schuldhulpverlening op gang was gekomen en ook de huurachterstand op een gepaste wijze ingelopen had kunnen worden. Om die reden vindt de kantonrechter het aannemelijk dat de bodemrechter op dit moment de ontbinding van de huurovereenkomst niet toe zal wijzen, vanwege strijd met de gerechtvaardigde belangen van [gedaagde] bij behoud van een dak boven zijn hoofd. De door [eiseres] gevorderde ontruiming wordt daarom afgewezen.
3.6.
[eiseres] heeft hier nog tegenin gebracht dat het doen van de melding niet per se relevant is voor de huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst, maar dat de gemeente [gemeente] door de melding op de hoogte is gebracht van het bestaan van schulden bij [gedaagde] . De schuldhulpverlening zou [gedaagde] , volgens [eiseres] , dan kunnen helpen bij voldoening van eventuele andere schulden, maar in dit geval zou de melding niet meer kunnen voorkomen dat de huurovereenkomst met [gedaagde] beëindigd zou worden. De kantonrechter gaat hier niet in mee. Het Besluit mist haar doel wanneer het doen van de melding geen betekenis zou hebben voor de huurachterstand zelf. Zeker gezien de belangen van [gedaagde] bij het behouden van de huurwoning.
3.7.
Ook het verweer dat [eiseres] geen grote verhuurder is en geen brief heeft gekregen van de rechtbank met daarin het beleid van de rechtbank Midden-Nederland omtrent de vroegsignalering, brengt geen verandering in het oordeel van de kantonrechter. Het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening geldt namelijk voor alle verhuurders. [1] Dit onderkent [eiseres] ook, zoals blijkt uit haar verklaring ter zitting dat zij wel gehouden is de melding te doen. De vordering tot ontruiming wordt afgewezen omdat de melding is gedaan ná het betekenen van de dagvaarding. Het beleid van de rechtbank Midden-Nederland heeft bij de beslissing geen rol gespeeld.
[eiseres] heeft geen spoedeisend belang voor de geldvorderingen
3.8.
[eiseres] vordert verder betaling van de huurachterstand van € 3.741,25, de waarborgsom van € 935,35 en een contractuele boete van € 4.000,00. De kantonrechter zal deze vorderingen afwijzen. [eiseres] heeft namelijk niet gesteld welk spoedeisend belang zij bij toewijzing van deze vorderingen zou hebben. Zij heeft enkel gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij de vordering tot ontruiming en dat de proceseconomie erbij gebaat is dat ook over de nevenvorderingen wordt beslist, wanneer er een spoedeisend belang is bij de hoofvordering. Nu de vordering tot ontruiming wordt afgewezen, vervalt dit argument van [eiseres] . Ook de geldvorderingen zullen daarom in dit kort geding worden afgewezen.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
3.9.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
3.10.
De kantonrechter zal de beslissing ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.
62938

Voetnoten

1.Dit volgt uit de nota van toelichting bij het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.