ECLI:NL:RBMNE:2025:1732

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
11565419 MV 25-32
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een huurwoning wegens onderhuur en huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Ymere en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Ymere vorderde ontruiming van een huurwoning in Almere, omdat de gedaagde niet zijn hoofdverblijf in de woning had en deze had onderverhuurd. De huurovereenkomst was omgezet naar onbepaalde tijd, maar de gedaagde had de woning aan derden in gebruik gegeven, wat in strijd was met de huurovereenkomst. Ymere stelde dat de gedaagde een huurachterstand had van drie maanden en dat er een contractuele boete van € 5.000,00 verschuldigd was. De kantonrechter oordeelde dat Ymere voldoende aannemelijk had gemaakt dat de gedaagde zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet was nagekomen. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De rechter benadrukte dat de ontruiming een ingrijpende maatregel is, maar dat het belang van Ymere bij ontruiming zwaarder woog dan het belang van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11565419 \ MV EXPL 25-32 AW/1583
Vonnis in kort geding van 15 april 2025
in de zaak van
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Ymere,
gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 maart 2025 met 12 producties
- de akte wijziging eis van Ymere met producties 13 tot en met 20
- de mondelinge behandeling van 1 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Ymere.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 1 februari 2023 de woning aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats] . Eerst is de woning aan [gedaagde] tijdelijk in gebruik gegeven in combinatie met woonbegeleiding. Per 31 januari 2025 is de huurovereenkomst omgezet naar onbepaalde tijd. De maandhuur van de woning is € 581,99.
2.2.
In de algemene voorwaarden die deel uitmaken van de huurovereenkomst staat onder meer:
“Artikel 6 lid 2:
"De woning moet worden gebruikt als woonruimte door de huurder en degene(n) met wie hij een huishouden heeft. De huurder is verplicht de woning zelf te bewonen en tot zijn hoofdverblijf te maken en te houden. (…)
Artikel 6 lid 10
Het is de huurder niet toegestaan de woning gedeeltelijke onder te verhuren en/of aan een of meer derden in gebruik te geven zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ymere. (...)
Artikel 6 lid 11
Het is de huurder zonder uitdrukkelijke toestemming van Ymere niet toegestaan de woning geheel onder te verhuren en/of aan een of meer derden in gebruik te geven zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ymere. (….)
Artikel 6 lid 12
Als de huurder in strijd met het verbod uit de leden 10 en 11 handelt, is hij een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zoals staat vermeld in de Tarievenlijst (bijlage bij de huurovereenkomst).”
2.3.
In de tarievenlijst behorende bij de huurovereenkomst staat onder meer:
“Artikel 5.12
Boete bij onderhuur € 5.000,00”
2.4.
Eind 2024 is gekeken of de tijdelijke huurovereenkomst met [gedaagde] kan worden omgezet naar een definitieve. De [functie 1] [A] schrijft in zijn verslag van bevindingen onder meer:
“Tijdens het aanbieden van drinken constateerde ik dat de heer [gedaagde] zoekende was naar de glazen, de thee en koffie pot (ik dacht meneer is zenuwachtig dit ebt zo weg).
(…)
Wat mij opviel en wat ik niet wist is dat dit een klein huis betrof, het erg schoon en opgeruimd was, geen enkele foto lijstjes of foto’s hingen aan de muur. De kinderschoenen en kleding die ik zag liggen leken van een peuter (jongen). Wat mij ook opviel was dat sprei die op het bed lag een vrouwen tint had, deze was roze, maar ik dacht over smaak valt niet te twisten iedereen heeft zo zijn voorkeur, verder was de tuin nu wel opgeruimd maar het speelgoed van de peuter/kleuter stond er nog wel opgesteld er stond namelijk een mini tractor, kinderloopfiets en een wipwap (…)
Na de ronde door het huis gaf ik de heer [gedaagde] meerdere complimenten hoe schoon het huis was dat het wel leek of een vrouwen hand dit had gedaan en of hij soms hulp had gekregen van een vrouw. De heer [gedaagde] lachte hier om en had dit wel vaker gehoord van bezoek, zelf gaf de heer [gedaagde] aan dat hij nog bezig was met de fotolijstjes op te hangen.
Bij mij gingen een aantal alarmbellen af bij binnen komst gang weinig tot geen jassen of schoenen, woonkamer geen fotolijsten wel schroeven om deze te bevestigen, Bewoner wist niet waar zijn boodschappen en/of producten stonden, geen kinderspeelgoed in de woning terwijl dochter in het weekend op visite komt.”
2.5.
Ymere heeft via de [functie 1] een melding van een vrouw ontvangen inhoudende dat [gedaagde] de woning gedurende twee jaar aan haar heeft verhuurd voor € 950,00 per maand. Voor het inschrijven op het adres moest zij € 250,00 per maand extra betalen. Op verzoek van [gedaagde] heeft zij begin januari 2025 de woning leeggehaald en de inboedel opgeslagen. [gedaagde] zou haar hebben beloofd dat zij van hem een andere woning zou kunnen huren omdat hij zijn woning zou hebben geruild. Op verzoek van [gedaagde] heeft zij hem nog eens € 500,00 betaald.
2.6.
Op 11 februari 2025 verklaren [B] en [C] onder meer:
“Hierbij verklaar ik dat ik op het adres [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats] heb gewoond samen met mijn (ex) partner [C] en zoontje. Wij hebben de sleutels op 28 mei 2023 gekregen, en toen wij de sleutel kregen was de woning helemaal leeg en zat er alleen vloer in. Wij moesten zelf alles aanschaffen zelfs een fornuis voor in de keuken. De huurprijs was 950,- en wij moesten zelf tv + internet afsluiten voor het huis, dat werd op mijn naam gedaan ( [B] ). Voor inschrijven bij de woning vroeg hij 250,- extra elke maand bovenop de huurprijs van 950,- (…) De huur maakte wij handmatig over na zijn bankrekening. Hij had wel aangegeven dat hij wel eens een gesprek zal hebben in de woning met zijn begeleiders, en dan moesten wij uit de woning zijn en de persoonlijke spullen zoals foto’s van onze zoon of ons zelf even neerzetten in de slaapkamer zodat het niet gezien zal worden en het leek alsof hij zelf in de woning verbleef. (…)
Op 27 December 2024 berichtte [gedaagde] mij met dat hij misschien goed nieuws had over een woningruil en dat hij 7 Januari 2025 bevestiging zou krijgen. Hij gaf aan dat als die goedkeuring kreeg dat ik rekening moest houden met verhuizen in Januari. 7 Januari gaf hij aan dat het goed gekeurd was en dat de woning voor 31 Januari leeg opgeleverd moest worden en dat ze dan het huis zouden controleren en dat als alles goed was dat hij de sleutels van de nieuwe woning zal krijgen in [wijk 1] . Ik moest mijn inboedel en spullen opslaan in een opslag en hij gaf aan dat het max voor een maand zal zijn. Ik had de woning al leeg op 10 Januari 2025, en mocht de sleutels in de brievenbus leggen zodat hij de woning kon bekijken of alles goed was en hij de begeleiders kon bellen. De heer [gedaagde] gaf aan dat hij een nota had gekregen om de woning goed af te ronden en dat was 500,-. Op 11 Januari 2025 vroeg hij aan mij of ik de 500,- bij iemand kon lenen zodat hij de woning kan afronden en hij dan kon regelen voor de nieuwe sleutels van de andere woning. Ik heb die 500,- netjes overgemaakt op 12 Januari 2025 vanwege ik hem geloofde op zijn woord en niet had verwacht dat hij me geld zou afpakken met leugens. (…)
De tv + internet abonnement op het adres [straat 1] [nummeraanduiding 1] staat op mijn naam [B] (…)“
2.7.
Tussen [B] en [gedaagde] heeft een conversatie via Whatsapp plaatsgevonden waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
“ [B] : Goedemorgen, gaat dat huis nog door? Of weet je toevallig meer? Want zijn nu een maand verder en we hebben voor een maand betaald terwijl er niet in gewoond is.
Want vind best lastig dat ik 500 betaald heb en niet eens een dak boven mijn hoofd had, en we zijn nu een maand verder en er is nog niets veranderd,
[gedaagde] : Oke
Je blijft maar zeuren en dat is de reden waarom ik je ook niet meer verder help je hebt 500 betaald en 2 weken derin gezeten dus niet lopen liegen oke en ben het nou zat want je zeurt de heledag tering hee
(…)
[gedaagde] : Sorryyy ik ben je vriend of man of familie niet hee
Heb jullie tijdelijk geholpen
Met een woning
[C (voornaam)] heeft je in de steek gelaten
En sinds toen kan je die huur
Niet meer op tijd
Betalen
(…)
[gedaagde] : En jij kan de huur niet betalen
(…)
[gedaagde] : Sorry weet echt allemaal niet waar je het over hebt eigenlijk je gaat ook heel diep en je praat over aangifte over ymere weet allemaal niet wat je zegt maar ik zit totaal niet fout is mij huis mij regels heb helemaal geen moer mis gedaan heb jou vriend even met een dak boven ze hoofd geholpen hij is netjes deruit gegaan dus dan moet jou ook netjes deruit heb helemaal niks met jou te maken dus bij deze wil ik ook dat jij mij niet meer lastig valt
(…)
[gedaagde] : Even heel duidelijk heb niks met jou of je kind te maken ik had met jou vriend te maken die is bij jou weg wat ik begrijp dus dan kan ik jou verder niet helpen plus nogmaals jij had elke keer gezeik en daar sta ik niet op te wachten dus aub wil je mij niet meer lastig vallen want dit is gewoon stank voor dank en dat is pas heel gemeen dus aub
Ik sta in mijn recht dus ga maar beweren wat je wil beweren en ga maar roepen wat je wil roepen bel de politie bel de ymere want zo zijn jullie kk nederlanders eindstand mes in de rug maar ik ben die mes in de rug gewend en bij mij zit die mes in de rug meestal lekker dus aub laat me met rust”
2.8.
Op 10 februari 2025 is Ymere met [B] in de woning geweest. Ymere heeft geconstateerd dat de woning leeg is. Bij het verslag van [D] , [functie 2] , zijn foto’s van de lege vertrekken gevoegd.
2.9.
Op 11 februari 2025 heeft [E] onder meer verklaard:
“Hierbij verklaar ik mevrouw [E] dat ik meerdere keren op bezoek ben geweest bij mijn vriendin op het adres [straat 1] [nummeraanduiding 1] . Wij hadden geregeld contact met elkaar en belden ook vaak video. Ik heb de heer [gedaagde] nog nooit in deze woning gezien sinds mijn vriendin daar woonde en huurde bij hem.”
2.10.
Bij brief van 13 februari 2025 heeft Ymere [gedaagde] gevraagd de huurovereenkomst op te zeggen. Aan dat verzoek heeft [gedaagde] geen gehoor gegeven.
2.11.
Op 24 februari 2025 heeft Ymere geconstateerd dat de woning nog steeds leeg is.
2.12.
In maart 2025 heeft een omwonende via Whatsapp aan Ymere onder meer gemeld dat er meerdere jongeren in de woning zijn. De hoofdbewoner is niet in de woning en slaapt er ook niet.
2.13.
Op 18 maart 2025 heeft [D] aan mr. Brunklaus onder meer bericht:
“Zojuist telefonisch gesproken met een van de melders.
Sinds gister zijn er 4 tot 5 Marokkaanse jongeren in de woning getrokken. Ze kwamen aan met tassen, een bouwlamp en een oude kast. Ze waren tot laat in de avond aan het rommelen en hebben ook in de woning geslapen.
De hoofdhuurder was er niet. Dit waren andere jongeren.
De melder denkt dat deze jongeren het nieuwe slachtoffer zijn van de hoofdhuurder.”
2.14.
Op 26 maart 2025 hebben [D] en [F] namens Ymere een buurtonderzoek uitgevoerd. [D] heeft met betrekking tot de verklaringen van omwonenden onder meer het volgende opgeschreven:
“Sinds een week andere mannen, zijn nu aan het klussen. (…) Hiervoor ongeveer 1,5 maand geleden woonde hier een koppel, een dame, een man en een zoontje van 2.
Woning heeft een tijdje leeg gestaan.
De hoofdhuurder heb ik nog nooit gezien.
(…)
Zoon zegt dat hij dacht dat het koppel, man vrouw en zoontje de hoofdhuurder waren.
De echte hoofdhuurder ken ik niet en heb ik nog nooit gezien.”
En
“(…) zegt dat er recent andere mensen worden gezien. Hiervoor woonde er een dame met een zoontje.”
2.15.
Op 28 maart 2025 verklaart mr. Brunklaus onder meer:
Op dinsdag 25 maart 2025 was ik in [plaats] (…)
Toen ik rond 14.35 bij de woning aankwam zag ik dat een man, lang van postuur, aan het schilderen was in de hal achter de voordeur. (…) Ik ben naar de achterzijde van de woning gelopen, er is een paadje achter de woningen en van daaruit kon ik in de tuin kijken. Ik zag schilderspullen, een BBQ en afval in de tuin staan, achter de ramen van de woonkamer zag ik een bank met plastic, het soort plastic dat men gebruikt ter afscherming van spullen als er geschilderd wordt. (…).
Ik ben vervolgens teruggelopen naar mijn auto (…) Toen ik ongeveer 10 minuten in mijn auto zat kwam er een witte Mercedes aanrijden, deze stopte voor de woning. Een man met een zwarte baseballpet stapte uit de auto liep naar de voordeur van de woning en deed met sleutels de voordeur open, hij is ongeveer 5 minuten binnen geweest kwam weer naar buiten met een poststuk (brief of kaart) in zijn hand. Ik ben toen de man uit de woning kwam uit mijn auto gestapt om een foto van de auto en de man te maken,(…). De man stapte in de auto keerde de auto en reed in vliegende vaart weg. Toen de auto keerde om weer de straat uit te rijden zoals hij gekomen was, zag ik dat er ook een vrouw in de auto zat.
Het kenteken van de auto [kenteken] heb ik opgezocht op de site van de RDW, het betreft een Mercedes uit 2022 die is ingevoerd, een redelijk nieuwe auto met een nieuwwaarde van euro 88.000,00. De man was volgens mij [gedaagde] dit leidde ik af uit het feit dat hij sleutels had van de voordeur en hij blijkbaar post kwam halen. Omdat ik [gedaagde] niet ken heb ik donderdagochtend telefonisch gesproken met de voormalige bewoonster en onderhuurster, [B] . Ik heb haar de foto geappt en zij bevestigde mij dat de man op de foto de heer [gedaagde] is. (…)
Eveneens op dinsdag 25 maart jl. liet Ymere mij weten dat [gedaagde] een dochter heeft geboren op [geboortedatum] -2017, zij heeft zijn achternaam. De dochter woont met haar moeder in [wijk 2] aan het adres [straat 2] [nummeraanduiding 2] . (…)
Omdat mijn kantoor ook in [wijk 2] ligt ben ik aan het einde van de middag nog even naar [straat 2] [nummeraanduiding 2] gereden, dit om te kijken of ik de Mercedes waarin ik [gedaagde] eerder bij zij woning in [plaats] had gezien, in de buurt zag staan. Dinsdag zag ik de auto niet, maar de volgende ochtend woensdag 26 maart 2025 zag ik de auto rond 8.45 uur bij het [winkelcentrum] ( vlak in de buurt van [straat 2] ), staan. Op vrijdag 28 maart jl. tegen 17:50 uur ben ik nogmaals langs [straat 2] gereden en zag ik de witte Mercedes op de stoep voor de woning [straat 2] [nummeraanduiding 2] staan.”

3.Het geschil

3.1.
Ymere vordert samengevat en na wijziging van eis - [gedaagde] te veroordelen:
  • om de woning aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten;
  • tot betaling van een contractuele boete van € 5.000,00 vermeerderd met wettelijke rente;
  • tot betaling van de huurachterstand over de maanden december 2024, februari 2025 en maart 2025 en om aan Ymere te voldoen de maandelijks verschuldigde huur van € 581,99 totdat de woning is ontruimd en opgeleverd;
  • in de kosten van deze procedure.
3.2.
Ymere legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde (gehad). [gedaagde] heeft de woning onderverhuurd. Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde] een boete van € 5.000,00 verschuldigd. Daarnaast heeft [gedaagde] een huurachterstand van drie maanden laten ontstaan. Ymere heeft een spoedeisend belang bij ontruiming omdat het gaat om een sociale huurwoning waarvoor een lange wachttijd bestaat.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Ymere. [gedaagde] betwist dat hij de woning heeft onderverhuurd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ymere heeft een spoedeisend belang bij de ontruimingsvordering. Bij toewijzing van de vordering kan zij de woning na de ontruiming weer toevoegen aan het bestand van schaarse en sociale huurwoningen, waarvoor lange wachtlijsten bestaan.
4.2.
Een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming is een maatregel die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Tekortkoming en ontruiming
4.3.
Op grond van de huurovereenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden is [gedaagde] verplicht zijn hoofdverblijf in de woning te hebben. Ymere stelt dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning, maar dat hij deze (heeft) onderverhuurd. Het is aan Ymere om haar stelling dat [gedaagde] in strijd met de huurovereenkomst handelt door niet zijn hoofdverblijf te hebben in de woning en/of de woning aan derden in gebruik af te staan voldoende aannemelijk te maken. Van [gedaagde] mag echter wel worden verlangd dat hij feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van Ymere.
4.4.
Ymere heeft haar stelling onderbouwd door een verklaring van [B] (en [C] ) in het geding te brengen waarin zij verklaart dat zij de woning heeft gehuurd, zie hiervoor onder 2.6. [B] verklaart dat zij aan [gedaagde] aan huur moest voldoen € 950,00 en als zij zich wilde inschrijven nog eens € 250,00 per maand. Ymere heeft ook betaalbewijzen van [B] aan [gedaagde] ter hoogte van de huur in het geding gebracht. [gedaagde] heeft betwist dat hij de woning aan [B] en [C] heeft onderverhuurd. Volgens [gedaagde] had hij aanvankelijk iets met [B] . Hij had op enig moment echter geen interesse meer in haar en wilde haar uit de woning hebben. [B] probeert volgens [gedaagde] van alles om een woning te krijgen. [B] heeft nooit huur aan hem betaald. Zij wilde cash geld en [gedaagde] pinde dat voor haar.
Dit verweer van [gedaagde] is echter niet in lijn met de whatsappcorrespondentie tussen hem en [B] , zie hiervoor onder 2.7. Hieruit blijkt in het geheel niet dat er sprake was van een relatie tussen [gedaagde] en [B] en dat [B] daarom in de woning verbleef. Aannemelijk is dat als dat het geval was geweest [gedaagde] dit ter sprake had gebracht in de whatsappconversatie en hij het dan niet had gehad over de huur die [B] al dan niet kon betalen. De whatsappconversatie ondersteunt juist de verklaring van [B] . Dat geldt eveneens voor de verklaring van de vriendin van [B] , zie hiervoor onder 2.9. Zij verklaart immers dat zij meerdere keren in de woning is geweest en [gedaagde] daar nooit heeft gezien. De kantonrechter heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de door Ymere in het geding gebrachte verklaring van [B] en gaat voorbij aan het daartegen gevoerde verweer van [gedaagde] .
4.5.
Ymere heeft verder nog stukken in het geding gebracht waarin de [functie 1] en medewerkers van Ymere verklaren zoals hiervoor is weergegeven (zie hiervoor onder 2.4, 2.11, 2.13, 2.14, 2.12). De kantonrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan die verslaglegging. [gedaagde] heeft hier ook niks tegenin gebracht. Dat geldt eveneens voor de verklaring/verslaglegging van de gemachtigde van Ymere, zie hiervoor onder 2.15. Dat [gedaagde] dit allemaal onzin vindt, moge zo zijn, maar van [gedaagde] had verwacht mogen worden dat hij had onderbouwd waarom de verklaringen onzin zijn. [gedaagde] vindt dat hij geen bewijsstukken nodig heeft, maar zoals hiervoor weergegeven ligt het op de weg van [gedaagde] dat hij feitelijke gegevens verstrekt ter onderbouwing van zijn betwisting. Zo had [gedaagde] bijvoorbeeld stukken, waaronder foto’s in het geding kunnen brengen waaruit blijkt dat hij in de woning slaapt, dan wel dat hij daar energie verbruikt, pintransacties van boodschappen die hij in de buurt van de woning doet had overgelegd en/of verklaringen van buurtbewoners in het geding had gebracht. Verder heeft [gedaagde] niet kunnen verklaren waarom er wel spullen van het zoontje van [B] in de woning worden aangetroffen, maar niet die van zijn 7-jarige dochter. Volgens [gedaagde] brengt hij haar immers elke dag naar school, wat ook de reden is waarom zijn auto bij zijn ex-partner is aangetroffen. Nu [gedaagde] zijn betwisting in het geheel niet heeft onderbouwd, kan gelet op de verklaringen van buurtbewoners, de verklaring van en de appgeschiedenis met [B] , de waarnemingen van Ymere en de [functie 1] er niet vanuit worden gegaan dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft en de woning niet heeft onderverhuurd.
4.6.
Uit bovenstaande volgt dat voorshands voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning, en dat hij deze heeft onderverhuurd, dan wel in gebruik aan derden heeft afgestaan. [gedaagde] heeft hiermee in strijd met de huurovereenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden gehandeld. Naar het oordeel van de kantonrechter is verder voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat deze tekortkomingen van [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst de ontbinding daarvan rechtvaardigen, zodat hierop in dit kort geding kan worden vooruitgelopen.
4.7.
Het woonbelang van [gedaagde] staat niet aan ontruiming in de weg. [gedaagde] woont er immers (nog steeds) niet. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat dat anders is. Integendeel; uit de verklaringen van omwonenden moet worden opgemaakt dat [gedaagde] de woning wederom probeert onder te verhuren en/of in gebruik geeft aan derden. Het belang van [gedaagde] weegt dan ook niet op tegen het spoedeisende belang van Ymere bij ontruiming van de woning. De gevorderde ontruiming wordt dan ook toegewezen. De termijn waarbinnen de woning moet worden verlaten, zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Boete
4.8.
Ymere heeft naast ontruiming veroordeling van [gedaagde] gevorderd tot betaling van de in artikel 6 lid 11 en 12 van de algemene huurvoorwaarden en tarievenlijst opgenomen boete van € 5.000,00.
4.9.
Voor deze van de ontruiming losstaande geldvordering is een afzonderlijk spoedeisend belang vereist. Een afzonderlijk spoedeisend belang heeft Ymere niet gesteld. De kantonrechter ziet daarnaast niet in dat een eventuele bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De vordering tot betaling van de boete wordt om die reden afgewezen.
Huurachterstand en rente
4.10.
Ymere heeft ter zitting naar voren gebracht dat er sprake is van een huurachterstand van drie maanden (december 2024, februari 2025 en maart 2025), zijnde 3 x € 581,99, derhalve € 1.745,97 in totaal. Een huurachterstand van drie maanden op zich is al een voldoende ernstige tekortkoming die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. [gedaagde] betwist niet dat hij de huur voor deze drie maanden onbetaald heeft gelaten. Deze huurachterstand wordt dan ook voor juist gehouden. [gedaagde] zal veroordeeld worden tot betaling van dit bedrag. [gedaagde] zal ook veroordeeld worden om de lopende huur vanaf 1 april 2025 tot de ontruiming te voldoen.
4.11.
Bij te late betaling is rente verschuldigd. [gedaagde] zal daarom veroordeeld worden om, zoals gevorderd, vanaf heden rente te betalen over de achterstallige huurbedragen.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] is (overwegend) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Ymere worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
162,39
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.625,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] te [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Ymere zijn, en de sleutels af te geven aan Ymere,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan Ymere:
a. € 1.745,97 aan achterstallige huur tot en met 31 maart 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen vanaf heden tot de dag van voldoening,
b) € 581,99 per maand vanaf 1 april 2025 tot de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.625,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.