ECLI:NL:RBMNE:2025:1757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
UTR 25/950
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor woningbouw

Op 1 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 25/950. Het betreft een verzoek om voorlopige voorziening van twee verzoekers uit [plaats 1] tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, dat een omgevingsvergunning heeft verleend aan een derde partij, [vergunninghouder] B.V., voor de bouw van twee woongebouwen met in totaal 72 woningen aan de [straat] in [plaats 1]. De verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank had eerder het beroep van de verzoekers tegen het besluit van 20 december 2024 al niet-ontvankelijk verklaard, waardoor er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier mr. C.H. Verweij, en is openbaar uitgesproken op 1 april 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals vermeld in artikel 8:81 van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/950

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 april 2025 in de zaak tussen

1.
[verzoeker sub 1],
2.
[verzoeker sub 2],
beiden uit [plaats 1] ,
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere(het college), verweerder
(gemachtigden: mr. J.J. Molenaar en mr. J.P.H. de Bruijn).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder] B.V.uit [plaats 2] (vergunninghouder)
(gemachtigde: P. Kok).

Inleiding

1. Het college heeft met het besluit van 20 december 2024 aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee woongebouwen met in totaal 72 woningen aan de [straat] in [plaats 1] .
2. Verzoekers hebben daartegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek zal de voorzieningenrechter beoordelen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen als het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Na kennis te hebben genomen van de stukken, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. De voorzieningenrechter doet dus uitspraak zonder zitting.
4. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep tegen het besluit van 20 december 2024 niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt. In dat geval kan iemand geen verzoek om voorlopige voorziening doen. [1] Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:81 van de Awb.