ECLI:NL:RBMNE:2025:1785

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11399348 AC EXPL-2819
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot huurbetaling van bedrijfsauto's met betrekking tot een huurovereenkomst

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Amersfoort, een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering tot huurbetaling voor de huur van een Opel Movano en een Mercedes Sprinter, die door [eiseres] aan [gedaagde] zijn verhuurd voor zijn koerierswerkzaamheden. [eiseres] vordert een totaalbedrag van € 1.675,- plus BTW en wettelijke handelsrente, alsook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2025 zijn beide partijen aanwezig geweest, waarbij de heer [A] als indirect bestuurder van [eiseres] optrad, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B.A.V.J. Mooren. [gedaagde] was in persoon aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] een bedrag van € 1.645,60 inclusief BTW aan hoofdsom verschuldigd is, evenals wettelijke handelsrente vanaf 3 juli 2024. Daarnaast is [gedaagde] ook aansprakelijk voor buitengerechtelijke incassokosten van € 246,84. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] grotendeels in het ongelijk is gesteld en moet daarom de proceskosten van € 998,39 betalen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] aan de veroordelingen moet voldoen, ook als hij in hoger beroep gaat. De beslissing van de kantonrechter geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11399348 \ AC EXPL 24-2819 ABK 62937
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 2 april 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. B.A.V.J. Mooren,
tegen
[gedaagde] , HANDELENDE ONDER DE NAAM [handelsnaam],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Amersfoort.
De zaak wordt behandeld door mr. A.A.T. Werner, kantonrechter, en mr. A. Bergers als griffier.
Aanwezig zijn:
- de heer [A] , indirect bestuurder van [eiseres] , via [onderneming 1] B.V.
- mr. B.A.V.J. Mooren
- [gedaagde]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De dagvaarding;
  • De conclusie van antwoord
1.2.
Op 2 april 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. De heer [A] was daarbij aanwezig namens [eiseres] , bijgestaan door haar gemachtigde. [gedaagde] was in persoon aanwezig. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] , verhuurder van personenauto’s en lichte bedrijfswagens, heeft in 2023 verschillende keren een bedrijfswagen verhuurd aan [gedaagde] , ten behoeve van zijn koerierswerkzaamheden (als zelfstandige ondernemer). [eiseres] vordert betaling van nog niet betaalde huur, in totaal € 1.675,- te vermeerderen met BTW en wettelijke handelsrente. Daarnaast vordert [eiseres] vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
2.2.
[gedaagde] moet € 1.645,60 inclusief BTW aan hoofdsom betalen. Ook is [gedaagde] de wettelijke handelsrente verschuldigd en een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De mondelinge uitspraak

Opel Movano
3.1.
Tussen partijen is op 2 september 2023 een overeenkomst gesloten voor de huur van een Opel Movano (hierna: Opel) die [gedaagde] kort daarvoor aan [eiseres] had verkocht. Daarvoor gold een speciale huurprijs van € 40,00 per dag. Daarbij hoefde [gedaagde] maar te betalen voor de drie dagen per huurperiode van een week, overeenkomend met de dagen waarop hij de auto voor zijn koerierswerk gebruikte (dinsdag, donderdag en vrijdag). Voor deze huurovereenkomst heeft [eiseres] aan [gedaagde] drie facturen gestuurd en die facturen zijn door [gedaagde] ook ontvangen.
3.2.
De eerste twee facturen (met factuurnummers 6317 en 6184) zijn door [gedaagde] betaald, deels via de [onderneming 2] . [gedaagde] was toen ook kosten verschuldigd van de deurwaarder, waardoor [gedaagde] meer heeft moeten betalen dan alleen het verschuldigde bedrag volgens de facturen.
3.3.
Ook de derde factuur (met factuurnummer 6530) heeft [gedaagde] ontvangen. Daarvan stelt [gedaagde] dat ook die al is betaald, maar die stelling heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. De enige betaling waarvan [gedaagde] heeft aangetoond dat die op deze factuur betrekking heeft, ziet op een bedrag van € 145,20. Dat maakt dat voor de huur van de Opel nog een bedrag verschuldigd is van (€ 1.306,80 inclusief BTW - € 145,20 =) € 1.161,60 inclusief BTW.
Mercedes Sprinter
3.4.
Partijen zijn het erover eens dat na de huur van de Opel ook nog een overeenkomst is gesloten voor de huur van een Mercedes Sprinter (hierna: Mercedes) tegen een uurtarief van € 80,00 per dag. Ook staat tussen partijen vast dat [gedaagde] de Mercedes ten minste vijf dagen onder zich heeft gehad, waarbij de Mercedes op een zaterdag door [gedaagde] bij [eiseres] is ingeleverd (dus vanaf dinsdag tot en met zaterdag).
3.5.
[gedaagde] stelt dat hij alleen hoeft te betalen voor de dinsdag, donderdag en vrijdag in die week, zoals dat ook het geval was bij de huur van de Opel. [eiseres] heeft betwist dat deze speciale afspraak ook voor de Mercedes gold. Mede gelet op deze gemotiveerde betwisting van [eiseres] heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat partijen ook voor de Mercedes, in afwijking van afspraken die normaal bij dit soort huurovereenkomst gelden, hebben afgesproken dat [gedaagde] alleen huur hoefde te betalen voor de dinsdag, donderdag en vrijdag. [gedaagde] moet daarom ook huur betalen voor de woensdag en de zaterdag.
3.6.
[eiseres] vindt dat [gedaagde] tot en met maandag huur moet betalen, omdat de auto pas zaterdag na 17.00 uur (sluitingstijd) is ingeleverd. Dit zou blijken uit de algemene voorwaarden, maar [eiseres] heeft geen kopie van de algemene voorwaarden overgelegd. [gedaagde] betwist dat op grond van de algemene voorwaarden twee dagen extra huur verschuldigd is. [eiseres] heeft haar standpunt onvoldoende onderbouwd. Die twee extra dagen kunnen daarom niet in rekening worden gebracht.
3.7.
Dat betekent dat [gedaagde] voor de huur van de Mercedes vijf dagen van € 80,00 moet betalen. Dat is € 400 exclusief BTW; dat is € 484,00 inclusief BTW.
Verschuldigde hoofdsom
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- Factuur 6530
- Huur Mercedes Sprinter

1.306,80
484,00
+
totaal
1.790,80
- betalingen
145,20
-/-
Totaal
1.645,60
Wettelijke handelsrente
3.9.
Over dat bedrag is [gedaagde] wettelijke handelsrente verschuldigd [1] vanaf 3 juli 2024 tot aan de dag dat [gedaagde] alles heeft betaald. [eiseres] heeft [gedaagde] namelijk per brief van 19 juni 2024 gesommeerd om uiterlijk op 3 juli 2024 te betalen, zodat [gedaagde] in ieder geval vanaf 3 juli 2024 in verzuim is.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.10.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering begroot de kantonrechter aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op basis van het bedrag dat wordt toegewezen. Daarom zal een bedrag van € 246,84 worden toegewezen. Dat is een bedrag exclusief BTW. [gedaagde] hoeft over dit bedrag ook geen BTW te betalen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding – dat is 1 november 2024, tot aan de dag waarop [gedaagde] dit bedrag heeft betaald.
Proceskosten
3.11.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
998,39
Uitvoerbaar bij voorraad
3.12.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.645,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 3 juli 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 246,84 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 998,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.

Voetnoten

1.Artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek.