In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de terugvordering van zijn bijstandsuitkering als renteloze lening op grond van de Participatiewet en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen beoordeeld. Eiser had een periodieke uitkering ontvangen van Ferm Werk voor de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022, maar had zijn aangifte inkomstenbelasting niet tijdig ingeleverd. Ferm Werk heeft daarop besloten om een bedrag van € 12.069,47 terug te vorderen. Eiser heeft later zijn aangifte alsnog ingediend, maar Ferm Werk heeft de terugvordering herzien en geen bedrag meer van eiser gevorderd.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 12 februari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van Ferm Werk aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat Ferm Werk in eerste instantie terecht de bijstandsuitkering heeft teruggevorderd, omdat eiser zijn verplichtingen niet is nagekomen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van Ferm Werk niet onrechtmatig is en dat eiser geen recht heeft op schadevergoeding. Eiser heeft wel procesbelang, maar de rechtbank kan niet ingaan op de door hem gestelde schade, omdat het besluit rechtmatig is. Eiser heeft ook een aantal andere gronden aangevoerd, waaronder het verzoek om een contact- en gebiedsverbod, maar deze vallen buiten de bevoegdheid van de bestuursrechter. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.