In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 31 juli 2024, waarin het Uwv heeft beslist dat eiseres op 18 september 2023 meer dan 65% kon verdienen van haar laatst verdiende loon en daarom geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Totstandkoming van het besluit
Eiseres werkte 2 dagen per week als serveerster. Zij meldde zich per 19 september 2022 arbeidsongeschikt wegens belemmerende gezondheidsklachten. Haar arbeidsovereenkomst is tijdens haar proeftijd ontbonden, waardoor zij ziek uit dienst is gegaan. In het kader van een eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) heeft het Uwv beslist dat het ziekengeld dat eiseres ontving vanaf 1 juli 2024 stopt, omdat zij na het eerste ziektejaar op 18 september 2023 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Dit staat in het besluit van 30 mei 2024. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit van 31 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Hier waren aanwezig: eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 18 september 2023 meer dan 65% kon verdienen van haar laatst verdiende loon en daarom per 1 juli 2024 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de ZW. Volgens de rechtbank heeft het Uwv dit terecht gedaan. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank zal dit doen aan de hand van wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Aan welke regels moet de rechtbank het besluit toetsen?
De rechtbank stelt voorop dat niet wordt getwijfeld aan de klachten en beperkingen die eiseres heeft. Dit bleek al uit de stukken en is tijdens de zitting extra benadrukt. De rechtbank is voor de beoordeling van deze zaak echter gebonden aan het beoordelingskader.
Uit vaste rechtspraak volgt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
De rechtbank benadrukt verder dat bij deze beoordeling van belang is dat het gaat om de medische situatie van eiseres op de zogenaamde datum in geding, dat is de beoordelingsdatum. In deze zaak is die datum 18 september 2023.
De beoordeling van de beroepsgronden van eiseresDe medische beoordeling
Eiseres is het niet eens met het medisch oordeel. Zij ervaart dagelijks klachten in de borststreek. Er lopen nog steeds onderzoeken hiernaar. Zij heeft daarnaast andere lichamelijke klachten aan haar rug en nek, waarvoor zij ook bij een fysiotherapeut in behandeling is. Zij wil ZW-uitkering ontvangen totdat alle lopende onderzoeken zijn afgerond en er een oorzaak en oplossing bekend is. Als medische onderbouwing van haar klachten stuurt zij een uitdraai van het huisartsenjournaal mee.
Volgens het Uwv is er geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling die de verzekeringsartsen hebben verricht. Eiseres heeft het huisartsjournaal in de bezwaarprocedure al ingebracht en dit is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep meegenomen in de heroverweging. Het was nog niet bekend dat eiseres voor haar lichamelijke klachten bij een fysiotherapeut onder behandeling is, maar dit hoeft geen belemmering op te leveren voor de arbeidsmogelijkheden.
De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 juli 2024 volgt dat eiseres beperkingen ervaart vanwege de pijnklachten. De primaire verzekeringsarts heeft beperkingen aangenomen in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. Hiermee zijn drukverhogende momenten in de buikholte ondervangen. Tevens zijn daarbij de restverschijnselen van de galblaasoperatie en de rugklachten door middel van deze beperkingen ondervangen. Daarnaast zijn beperkingen aangenomen vanwege knieklachten. De angstklachten zij ondervangen door beperkingen ten aanzien van deadlines en productiepieken en het feit dat zij vanwege deze klachten is aangewezen op een voorspelbare werksituatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschrijft de beperkingen die de primaire verzekeringsarts heeft aangenomen in het rapport van 14 februari 2024. Dit geldt ook voor de afwezigheid van de uitzonderingssituatie geen benutbare mogelijkheden en afwezigheid van een indicatie voor een urenbeperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie die er is meegewogen. Dit geldt ook voor het huisartsenjournaal dat de gegevens in het medisch onderzoeksverslag van de primaire verzekeringsarts bevestigt.
De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 29 juli 2024 en de primaire verzekeringsarts in het rapport van 14 februari 2024 begrijpelijk en concreet motiveert hoe zij tot de beoordeling zijn gekomen. De rechtbank kan het medisch oordeel volgen. Eiseres heeft geen nadere medische stukken ingebracht om hiermee het gemotiveerde standpunt van de verzekeringsartsen te weerleggen. Eiseres heeft dan ook onvoldoende twijfel gezaaid dat het medisch oordeel onjuist is. De beroepsgrond slaagt niet.