In deze zaak heeft eiseres, een B.V., beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning aan de [adres 1] in [plaats 2] voor het belastingjaar 2023, vastgesteld op € 580.000,- door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente]. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 26 oktober 2023. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij verweerder de WOZ-waarde heeft onderbouwd met een taxatiematrix en een verweerschrift. De rechtbank heeft de zaak op 20 januari 2025 behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij de gemachtigden van beide partijen en een taxateur aanwezig waren.
Het geschil betreft de waarde van de woning per 1 januari 2022, waarbij eiseres een lagere waarde van € 499.000,- bepleit. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder aan zijn bewijslast heeft voldaan door de taxatiematrix en de toelichting daarop. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referentiewoningen goed vergelijkbaar zijn en dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. Eiseres heeft ook een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn niet is overschreden en heeft het verzoek afgewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar in stand gelaten.