ECLI:NL:RBMNE:2025:1874

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
11353460
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van gefactureerde bouwstempels en voorwaardelijke tegenvordering tot schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser sloopwerkzaamheden aan de woning van gedaagde verricht en twee bouwstempels achtergelaten. Eiser stelt dat gedaagde deze bouwstempels na één jaar zou teruggeven, maar omdat dit niet is gebeurd, heeft eiser de bouwstempels aan gedaagde gefactureerd. Eiser vordert betaling van de factuur, inclusief rente en kosten. Gedaagde betwist de vordering en heeft een voorwaardelijke tegenvordering ingediend voor schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat eiser niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en dat de door hem gestelde afspraken niet zijn komen vast te staan. Hierdoor komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de voorwaardelijke tegenvordering van gedaagde. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op nihil worden begroot, aangezien gedaagde zich niet door een gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11353460 \ AC EXPL 24-2547
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
[eiser] , handelende onder de naam [handelsnaam 1],
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde] , handelende onder de naam [handelsnaam 2],
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- dagvaarding;
- de conclusie van antwoord.
1.2.
De zitting is gehouden op 7 april 2025. [eiser] en [gedaagde] zijn beide in persoon verschenen. Door partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na sluiting van de zitting heeft de kantonrechter beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft sloopwerkzaamheden aan de woning van [gedaagde] verricht en heeft na afloop daarvan een tweetal bouwstempels achtergelaten. Volgens [eiser] zou [gedaagde] de bouwstempels na één jaar teruggeven. Omdat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, heeft [eiser] de bouwstempels aan [gedaagde] gefactureerd. [eiser] vordert de betaling van die factuur plus rente en kosten. [gedaagde] is het daar niet mee eens en heeft een voorwaardelijke tegenvordering ingediend: de betaling van een schadevergoeding. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] afwijzen, waardoor niet meer wordt toegekomen aan de beoordeling van de voorwaardelijke tegenvordering. De kantonrechter legt dit hierna uit.

3.De beoordeling

De vordering van [eiser] (de vordering in conventie)
[eiser] heeft het bestaan van een overeenkomst onvoldoende onderbouwd
3.1.
[eiser] heeft gesteld dat partijen zijn overeengekomen dat hij gedurende één jaar twee bouwstempels aan [gedaagde] zou uitlenen en dat deze na afloop van dat jaar aan hem zouden worden teruggeven. Omdat [gedaagde] de bouwstempels na afloop van het jaar niet heeft teruggegeven, maakt [eiser] aanspraak op betaling van de aanschafwaarde van de bouwstempels als vorm van vervangende schadevergoeding. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat de bouwstempels zijn uitgeleend en dat ze na een jaar aan [eiser] moesten worden teruggeven. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] ten onrechte een draagmuur in zijn pand gesloopt en is de dragende constructie van het pand daardoor aangetast. Als oplossing daarvoor zou [eiser] twee bouwstempels hebben geplaatst. [gedaagde] zag het plaatsen van de bouwstempels als compensatie voor de door [eiser] gemaakte fout. Hij kan ze daarnaast ook niet teruggeven, omdat zijn pand dan geen veilig dragende constructie meer heeft. Daarbij komt volgens [gedaagde] dat niet duidelijk was wanneer het probleem met de dragende constructie opgelost zou worden, zodat het niet logisch is dat een termijn van één jaar zou zijn overeengekomen.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de door [eiser] gestelde afspraken niet zijn komen vast te staan. Het is aan [eiser] om zijn stelling, in het geval van een gemotiveerde betwisting, met voldoende concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen. Dat heeft [eiser] niet gedaan. Er zijn geen processtukken waaruit blijkt dat het zo is gegaan als [eiser] stelt en op de zitting heeft hij hierover alleen gezegd “dat er over is gesproken”. De kantonrechter begrijpt hieruit dat partijen het hebben gehad over hoe lang de stempels zouden blijven staan, maar dat is iets anders dan de afspraak maken dat de stempels na een jaar terug moesten worden gegeven. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] daarom afwijzen.
Het bewijsaanbod zal worden gepasseerd
3.3.
Tijdens de zitting heeft [eiser] aangeboden om zijn stellingen alsnog te onderbouwen met Whatsappgesprekken. De kantonrechter zal dit aanbod passeren. Onder andere gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde] heeft [eiser] onvoldoende onderbouwing gegeven voor de door hem gestelde overeenkomst, waardoor hij niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Om die reden krijgt hij geen bewijsopdracht om zijn stellingen alsnog te onderbouwen. Daarbij komt ook dat [eiser] voldoende gelegenheid heeft gehad om het bestaan van de door hem gestelde overeenkomst tot het moment van de zitting te onderbouwen. Dat hij daar niet voor heeft gekozen, komt voor zijn rekening en risico.
De voorwaardelijke tegenvordering (voorwaardelijke vordering in reconventie)
3.4.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] zijn oorspronkelijke tegenvorderingen gewijzigd naar één voorwaardelijke tegenvordering: als de vordering van [eiser] wordt toegewezen, vordert [gedaagde] een schadevergoeding van [eiser] . Omdat de vordering van [eiser] worden afgewezen, komt de kantonrechter niet meer toe aan de beoordeling van de door [gedaagde] ingestelde voorwaardelijke tegenvordering.
De proceskosten
in conventie
3.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van [gedaagde] in conventie moeten vergoeden. Omdat [gedaagde] zich niet heeft laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, is niet gebleken dat hij proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Zijn proceskosten worden daarom begroot op nihil.
in voorwaardelijke reconventie
3.6.
Omdat de door [eiser] ingestelde vorderingen in conventie worden afgewezen en de door [gedaagde] ingestelde voorwaardelijke reconventionele vordering daardoor geen verdere bespreking behoeft, compenseert de kantonrechter de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , in dit vonnis begroot op nihil.
in voorwaardelijke reconventie
4.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
4.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.
LHJ/63796