ECLI:NL:RBMNE:2025:1894

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
11280578
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over betaling van uren en onkostenvergoeding in civiele zaak tussen uitvoerder/projectmanager en opdrachtgever

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiseres, een vennootschap onder firma, een vordering ingesteld tegen gedaagde, Proactief Performance Solutions (PPS), voor betaling van uren en onkostenvergoeding met betrekking tot twee projecten: 'Krimpen' en 'Drilling'. Eiseres stelt dat haar vennoot, de heer [C], werkzaamheden heeft verricht voor PPS en vordert betaling voor de gewerkte uren en een onkostenvergoeding. Gedaagde betwist de betalingsverplichting en stelt dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd.

De kantonrechter heeft op 23 april 2025 een tussenvonnis uitgesproken. Voor project 'Krimpen' oordeelt de kantonrechter dat PPS moet betalen voor de gewerkte uren, omdat PPS geen klachten heeft geuit over de werkzaamheden van [C] en het gevorderde bedrag van € 3.792,00 toewijsbaar is. Daarnaast moet PPS de onkostenvergoeding van € 190,44 betalen, aangezien deze niet is betwist.

Wat betreft project 'Drilling' heeft de kantonrechter geoordeeld dat PPS tegenbewijs mag leveren. Eiseres heeft 132 uur gefactureerd, maar PPS stelt dat [C] geen resultaat heeft behaald en dat de facturen geen urenverantwoording bevatten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat PPS niet kan volhouden dat er geen betaling verschuldigd is zonder bewijs van een tekortkoming in de uitvoering van de werkzaamheden. PPS krijgt de gelegenheid om bewijs te leveren dat [C] geen werkzaamheden heeft verricht of dat er een nadere afspraak is gemaakt over de betalingsverplichting. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11280578 \ UC EXPL 24-5801
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
[eiser] V.O.F,
kantoorhoudende in [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.G. Verheij,
tegen
PROACTIEF PERFORMANCE SOLUTIONS,
gevestigd in Houten ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: PPS ,
gemachtigde: mr. F.P.W. Kralt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 augustus 2024,
- de conclusie van antwoord van 23 oktober 2024,
- de akte met productie 14 van de zijde van [eiser] van 14 maart 2025.
1.2.
Op 24 maart 2025 heeft er een zitting plaatsgevonden. Hierbij waren namens [eiser] mevrouw [A] en haar gemachtigde, mr. R.G. Verheij, aanwezig. Namens PPS waren meneer [B] en haar gemachtigde, mr. F.P.W. Kralt, aanwezig. Partijen hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
PPS heeft [eiser] in het verleden veelvuldig ingehuurd als uitvoerder/projectmanager voor opdrachtgevers van PPS . De werkzaamheden zijn steeds verricht door de heer [C] , één van de vennoten van [eiser] . Deze zaak gaat over twee projecten waarvoor PPS [eiser] / [C] heeft ingeschakeld: project ‘Krimpen’ en project ‘Drilling’. [eiser] vordert betaling van de uren die [C] voor deze projecten heeft gewerkt en van een onkostenvergoeding. PPS vindt dat zij niet hoeft te betalen, onder andere omdat [C] de werkzaamheden niet of slecht zou hebben uitgevoerd.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat PPS moet betalen voor de uren die [C] heeft gewerkt voor project Krimpen. Ook moet PPS de onkostenvergoeding betalen. Wat betreft project Drilling mag PPS tegenbewijs leveren. De kantonrechter legt dit hierna uit.

3.De beoordeling

PPS moet betalen voor project Krimpen
3.1.
Voor project Krimpen heeft [C] werkzaamheden verricht voor [onderneming] B.V., een opdrachtgever van PPS .
3.2.
PPS heeft de uren die [eiser] vordert voor week 37 van het project Krimpen erkend verschuldigd te zijn en te willen betalen. Over de overige uren van project Krimpen heeft PPS gezegd geen klachten te hebben over de werkzaamheden van [C] , maar dat zij [eiser] niet wil betalen omdat [eiser] geen gespecificeerd urenoverzicht heeft opgestuurd. PPS zegt dat dit wel nodig is, zodat zij het urenoverzicht naar de opdrachtgever kan doorsturen en zo de door [C] gewerkte uren bij de opdrachtgever kan declareren.
3.3.
[eiser] heeft hier terecht tegen in gebracht dat PPS niet eerder aan [eiser] gevraagd heeft om een gespecificeerd urenoverzicht op te sturen. Daarnaast blijkt uit de stukken van PPS ook niet dat de opdrachtgever de gewerkte uren van [C] niet heeft betaald aan PPS . [eiser] heeft gesteld dat PPS wel betaald is door haar opdrachtgever en PPS heeft dit niet betwist. Het gevorderde bedrag van € 3.792,00 (€ 79,00 per uur x 48 uur) voor de gewerkte uren voor het project Krimpen is daarom toewijsbaar.
PPS moet de onkostenvergoeding betalen
3.4.
[eiser] vordert ook betaling van een onkostenvergoeding van € 190,44. PPS heeft niet betwist deze onkostenvergoeding verschuldigd te zijn en moet daarom de onkostenvergoeding aan [eiser] betalen.
De werkzaamheden voor project Drilling zijn voorshands bewezen en PPS mag tegenbewijs leveren.
3.5.
Project Drilling betrof een opdracht in 2023 voor PPS zelf. [eiser] heeft hiervoor 132 uur gefactureerd bij PPS . PPS stelt dat zij niet hoeft te betalen omdat [C] geen resultaat heeft bereikt en de facturen geen urenverantwoording bevatten. Daarnaast heeft [C] volgens PPS de overeengekomen werkzaamheden niet of niet goed uitgevoerd en was hij slecht bereikbaar. Verder stelt PPS dat [C] tijdens een telefoongesprek op of rond 1 november 2023 heeft gezegd dat PPS niets meer hoefde te betalen.
3.6.
Uit het addendum bij de opdrachtovereenkomst [1] volgt dat [C] de volgende werkzaamheden moest uitvoeren:
  • Het coördineren van de werkzaamheden ter plaatse;
  • Het communiceren met de opdrachtgevers;
  • Het maken en overdragen van opstellingsplannen aan de hand van de booropdrachten;
  • Het borgen van de kwaliteit en uitstraling;
  • Omgevingsmanagement;
  • Het vastleggen en rapporteren van de uitgevoerde werkzaamheden;
  • Het opstellen van planningen;
  • Het organiseren, registreren en voorzitten van kick-off meetings.
3.7.
De kantonrechter stelt voorop dat uit de aard en de inhoud van deze werkzaamheden volgt dat op [eiser] / [C] een inspanningsverplichting rustte en geen resultaatsverplichting. Ook als PPS geen enkel resultaat zou hebben gezien van de werkzaamheden van [C] , zou dit daarom niet persé betekenen dat [eiser] helemaal niet betaald zou hoeven te worden voor de uren die [C] heeft gewerkt. Voor wat betreft het ontbreken van een urenspecificatie in de facturen oordeelt de kantonrechter dat PPS dit niet aan [eiser] kan tegenwerpen. Uit de overeenkomst volgt weliswaar dat in de facturen een gespecificeerde urenverantwoording moet worden gegeven, maar tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] in het verleden altijd heeft gefactureerd zonder urenspecificatie. Als dat voor het project Drilling anders had gemoeten, dan had PPS dat direct bij de start van de opdracht of ten minste na ontvangst van de eerste factuur bij [eiser] moeten aankaarten. Dat heeft PPS niet gedaan.
3.8.
[eiser] stelt dat [C] voor dit project 132 uur heeft gewerkt. Ter onderbouwing hiervan heeft [eiser] facturen in rekening gebracht en een achteraf door [C] op basis van zijn agenda opgestelde toelichting. Tijdens de zitting heeft [eiser] uitgelegd dat [C] aanvankelijk bij een boring in [locatie 1] ingezet zou worden. Na één dag werken bleek dat deze boring niet meer doorging en is [C] ingezet bij de boring ‘Phoenix’. [eiser] stelt dat [C] onder andere een verhuisplan heeft gemaakt voor het materiaal naar de nieuwe opdracht, [2] een inventarisatie heeft gemaakt van het materiaal [3] en op locatie de werkzaamheden heeft gecontroleerd. [4]
3.9.
De kantonrechter overweegt dat deze werkzaamheden onder de opdracht zouden kunnen worden geschaard. Omdat de werkzaamheden inmiddels ruim anderhalf jaar geleden zijn uitgevoerd, kan niet van [C] verwacht worden dat hij nu nog precies weet wat hij per uur gedaan heeft bij project Drilling. De kantonrechter acht op grond van de facturen, de nadere schriftelijke toelichting van [C] en dat wat tijdens de zitting is besproken, voorshands bewezen dat [eiser] / [C] de 132 gefactureerde uren heeft gewerkt overeenkomstig de opdracht. PPS mag hiervan tegenbewijs leveren. Het staat PPS hierbij vrij dit bewijs te leveren door middel van het overleggen van stukken en/of het horen van getuigen.
3.10.
De kantonrechter overweegt in dit verband verder het volgende. PPS hoeft natuurlijk niet te betalen voor werk dat [C] überhaupt niet heeft uitgevoerd. Dat ligt anders als zou komen vast te staan dat [C] de werkzaamheden wel (deels) heeft uitgevoerd, maar – kort gezegd – slecht werk heeft geleverd. Als er sprake is van een toerekenbare tekortkoming, dan zou PPS namelijk alleen van haar eigen verplichtingen uit de overeenkomst worden bevrijd door een (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst of door verrekening met een toegekende schade(vordering). PPS heeft zich echter niet op ontbinding beroepen en heeft niet gesteld of onderbouwd dat zij schade heeft geleden. Haar betalingsverplichting is dan in zoverre niet komen te vervallen.
3.11.
Indien en voor zover vast komt te staan dat [C] de werkzaamheden conform de overeenkomst heeft uitgevoerd tijdens het project Drilling, heeft PPS nog gesteld dat er nadere afspraken zijn gemaakt. Volgens PPS heeft [C] tijdens het telefoongesprek op of rond 1 november 2023 tegen de heer [B] gezegd:
‘Je hoeft me niets meer te betalen, ik heb niets waar gemaakt en kan niet aan de verwachtingen voldoen.’
PPS heeft haar stelling onderbouwd met een schriftelijke verklaring van mevrouw [D] van PPS . Zij zou via speakerphone hebben kunnen meeluisteren met het gesprek.
3.12.
[eiser] heeft gemotiveerd weersproken dat er nadere afspraken zijn gemaakt. Het klopt dat op of rond 1 november 2023 een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen [C] en [B] en dat [C] toen heeft gezegd dat PPS niet meer hoefde te betalen, maar volgens [eiser] bedoelde [C] daarmee dat PPS in de toekomst niets meer hoefde te betalen als partijen op dat moment de overeenkomst van opdracht (voortijdig) zouden beëindigen. Hiermee is nadrukkelijk geen afstand gedaan van betaling van de 132 uur die [C] toen al had verricht voor project Drilling.
3.13.
De kantonrechter overweegt dat in de schriftelijke verklaring van mevrouw [D] alleen staat dat [C] tegen de heer [B] heeft gezegd dat PPS niet meer hoeft te betalen. In de verklaring staat niet dat [C] heeft gezegd dat hij niets had waargemaakt en niet aan de verwachtingen kon voldoen. Gelet hierop en op de nadere context die [eiser] heeft geschetst, staat niet vast dat er een nadere afspraak is gemaakt op grond waarvan PPS niets hoefde te betalen.
3.14.
De bewijslast van het bestaan van de afspraak dat PPS niets zou hoeven te betalen, ligt overeenkomstig de hoofdregel uit de wet bij PPS . [5] Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg van haar stelling. PPS krijgt daarom de gelegenheid om te bewijzen dat [C] en PPS die nadere afspraak hebben gemaakt.
3.15.
Het staat PPS ook hierbij vrij dit bewijs te leveren door middel van het overleggen van stukken en/of het horen van getuigen. Indien PPS besluit voor beide bewijsopdrachten getuigen te laten horen, wijst de kantonrechter erop dat de getuigen in het belang van een goede proceseconomie in een gezamenlijke enquête kunnen worden gehoord.
3.16.
De kantonrechter zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
laat PPS toe tot het tegenbewijs dat [C] tijdens het project Drilling geen werkzaamheden heeft verricht die voortvloeien uit de overeenkomst tussen partijen,
4.2.
laat PPS toe te bewijzen dat [eiser] en PPS een nadere afspraak zijn overeengekomen, inhoudende dat PPS niet aan [eiser] hoeft te betalen,
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 21 mei 2025voor uitlating door PPS of zij het in 4.1 bedoelde tegenbewijs en/of het in 4.2 bedoelde bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
4.4.
bepaalt dat, als PPS het in 4.1 bedoelde tegenbewijs en/of het in 4.2 bedoelde bewijs niet wil leveren door het horen van getuigen maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan op de roldatum van 21 mei 2025 in het geding moet brengen,
4.5.
bepaalt dat, als PPS
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
julitot en met
oktoberdan op de roldatum van 21 mei 2025 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
4.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
62938

Voetnoten

1.Productie 2 bij de dagvaarding.
2.Zie
3.Zie
4.Zie opmerking ‘
5.Zie artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.