ECLI:NL:RBMNE:2025:1909

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
C/16/589463 / JE RK 25-329
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming van het voornemen tot beëindiging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 26 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige (voornaam)]. De zaak is aangespannen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, de gecertificeerde instelling (GI), die op 27 februari 2025 een verzoekschrift indiende. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren, maar de gezinshuisouders niet. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter mondeling uitspraak gedaan, die nu schriftelijk is uitgewerkt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] uitoefenen en dat hij sinds 12 maart 2020 onder toezicht staat van de GI. De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn herhaaldelijk verlengd, met de laatste verlenging tot 30 maart 2025. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, maar de kinderrechter heeft besloten deze te verlengen voor een kortere periode van drie maanden, tot 30 juni 2025. Dit besluit is genomen omdat er zorgen zijn over de situatie van [minderjarige (voornaam)] en de rol van de ouders.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming meegenomen, die op 25 februari 2025 een toetsing heeft uitgevoerd en concludeerde dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in de situatie van [minderjarige (voornaam)]. De Raad heeft geadviseerd om de ondertoezichtstelling niet te beëindigen, gezien de zorgen over de betrokkenheid van de ouders en de afwezigheid van een vaste gezinsvoogd. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/589463 / JE RK 25-329
Datum uitspraak: 26 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J. Brouwer te Rotterdam,
[belanghebbende 2],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J. Brouwer te Rotterdam,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
De heer en mevrouw [.],
hierna te noemen: de gezinshuisouders,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 27 februari 2025;
- het nadere bericht van de GI met bijlage (Toetsing voorgenomen besluit beëindiging ondertoezichtstelling van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)) van 18 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 maart 2025.
Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat;
- [A] , medewerker van het in- en doorstroomteam van de GI.
De gezinshuisouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de zij wel juist zijn opgeroepen.
1.3
Aan het einde van de zitting heeft de kinderrechter mondeling uitspraak gedaan. Dit is de schriftelijke uitwerking van de beslissing.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] . Dat betekent dat zij gezamenlijk de belangrijke beslissingen over [minderjarige (voornaam)] mogen nemen.
2.2.
[minderjarige (voornaam)] verblijft in een perspectief biedend gezinshuis.
2.3.
[minderjarige (voornaam)] staat sinds 12 maart 2020 onder toezicht van de GI en ook is er sinds
12 maart 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] verleend.
De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 30 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] te verlengen voor de duur van een jaar, waarbij het verzoek voor zes maanden wordt toegewezen en voor het overige deel van zes maanden wordt aangehouden.
Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
In de afsluitrapportage van 30 januari 2025 heeft de GI vermeld dat er sprake is van een samenwerking tussen ouders en het gezinshuis, dat de ouders begeleiding krijgen van [organisatie 1] en dat de ouders laten blijken dat ze het goed vinden gaan met [minderjarige (voornaam)] in het gezinshuis (ondanks dat ze het liever anders hadden gezien). Ouders misbruiken hun gezag niet en met duidelijke uit- of overleg is veel mogelijk. Daarom wordt er nu gekozen om de casus af te sluiten en over te dragen naar het vrijwillige kader. Er zijn geen dreigingen van ouders dat zij [minderjarige (voornaam)] weer thuis zullen nemen en ook hulpverlening hoeft niet via het gedwongen kader te worden ingezet. De GI heeft vertrouwen dat het vrijwillige kader passend is voor de casus.
Het andersluidend advies van de Raad heeft echter tot een nieuw verzoek tot verlenging van beide maatregelen geleid.
4.2.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd.
Tijdens de toetsing van de Raad kwam er een aantal zorgen naar voren die maakten dat de ondertoezichtstelling nog niet beëindigd kan worden.
Vanuit de GI zijn er verder zorgen of er voldoende structuur en duidelijkheid is voor [minderjarige (voornaam)] wanneer hij bij de ouders thuis is. Het is belangrijk dat hier zicht op komt.
In dat kader gaat de GI bij [organisatie 1] informeren of zij naast hun doordeweekse bezoek-momenten aan de ouders ook in het weekend langs kunnen komen, omdat [minderjarige (voornaam)] dan bij de ouders is. Als dat mogelijk is, zal de GI de ouders daarvoor aanmelden en vanuit daar nieuwe doelen opstellen.
4.3.
Namens de ouders is ter zitting verzocht om de duur van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] te beperken tot drie maanden. Het afgelopen jaar heeft er namelijk geen vooruitgang plaatsgevonden en het is noodzakelijk dat de GI op korte termijn actie gaat ondernemen. Vervolgens kan er binnen drie maanden op zitting gekeken worden wat er is gebeurd en wat er nog gaat gebeuren. Ook overwegen de ouders om een verzoek tot wijziging van de GI in te dienen. Eerder werd de ondertoezichtstelling uitgevoerd door de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering en dat verliep wel goed.

5.De beoordeling

Beslissing
5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een gezinshuis verlengen voor de duur van drie maanden, dus tot 30 juni 2025. [1] Het meer of anders gevraagde zal de kinderrechter aanhouden. De kinderrechter zal deze beslissing hierna nader toelichten.
5.2.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.
Perspectief [minderjarige (voornaam)]
5.3.
woont sinds juni 2020 in het gezinshuis. Het gaat daar goed met hem. In 2023 heeft de GI het opvoedbesluit genomen dat [minderjarige (voornaam)] verder zal opgroeien in het gezinshuis. Dit opvoedbesluit is bij beschikking van 29 september 2023 door een meervoudige kamer van de rechtbank onderschreven.
Toetsing voorgenomen besluit beëindiging ondertoezichtstelling door de Raad
5.4.
De Raad heeft het voornemen van de GI om de ondertoezichtstelling te beëindigen getoetst. Op 25 februari 2025 heeft er een toetstafel plaatsgevonden waarbij onder andere de Raad, de GI, de vader en de gezinshuisouders aanwezig waren.
Tijdens deze toetstafel zijn er zorgen vanuit het gezinshuis naar voren gekomen die nog niet eerder bij de ouders bekend waren. De gezinshuisouders hebben deze zorgen in december 2024 al kenbaar gemaakt bij de GI, maar hier is vervolgens niets mee gedaan.
De Raad heeft op 26 februari 2025 aan de hand van een aantal argumenten geconcludeerd dat de Raad
nietinstemt met het voorgenomen besluit om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te beëindigen.
5.5.
In de eerste plaats concludeert de Raad dat er niet of onvoldoende is gewerkt aan de in de beschikking van 14 maart 2024 gestelde doelen. Concreet is er geen zicht op de situatie wanneer [minderjarige (voornaam)] bij de ouders verblijft, is de afgelopen periode onvoldoende aandacht besteed aan de wijze waarop de ouders hun rol als ouders op afstand kunnen invullen en heeft er bij [minderjarige (voornaam)] geen diagnostiek plaatsgevonden. De moeder vindt het moeilijk om contact met het gezinshuis te hebben en gaat vaak uit het contact.
Om duidelijkheid te krijgen of er kan worden afgeschaald naar het vrijwillig kader of dat er een gezagsbeëindigende maatregel nodig is, moet er volgens de Raad zicht komen op wat de ouders kunnen betekenen voor [minderjarige (voornaam)] en hoe er het beste vormgegeven kan worden aan de afstemming en de besluitvorming, nu het perspectief van [minderjarige (voornaam)] niet thuis ligt.
5.6.
In de tweede plaats uit de Raad zijn bezorgdheid over het feit dat er nog steeds geen vaste gezinsvoogd bij [minderjarige (voornaam)] betrokken is. Tijdens de zitting in maart 2023 is aangegeven dat er een vaste gezinsvoogd betrokken zou worden. Nu blijkt dat er nog altijd een in- en doorstroomteam betrokken is. Tijdens de toetstafel constateert de Raad dat de vertegenwoordiger van de GI inhoudelijk onvoldoende op de hoogte is van de situatie van [minderjarige (voornaam)] en de zorgen die het gezinshuis in december 2024 al met de GI gedeeld heeft. Dit maakt dat de Raad zich afvraagt of de inzet van een in- en doorstroomteam de aangewezen
manier is om de regie te voeren over de situatie van [minderjarige (voornaam)] . Een dergelijke indruk krijgt de Raad ook na het horen van ouders en de gezinshuisouders. De gezinshuisouders krijgen moeilijk tot geen contact met de GI en ook ouders geven aan al veel mensen over de vloer te hebben gehad.
5.7.
In de derde plaats stelt de Raad vast dat bij de eerdere toetsing door de Raad in 2022, 2023 en 2024 telkens door de GI is aangegeven dat de focus in het daaropvolgende jaar moest liggen op het onderzoeken van het afschalen naar het vrijwillig kader, dan wel het onderzoeken van de noodzaak tot het indienen van een verzoek tot onderzoek naar gezag beëindiging bij de Raad. De Raad constateert dat er nu weer een jaar verstreken is waarin hier nog geen duidelijkheid is gekomen. Daarbij lijkt dit, naar visie van de Raad, een
onmogelijke opdracht zonder het aanstellen van een vaste gezinsvoogd. De Raad gunt het [minderjarige (voornaam)] , zijn ouders, de gezinshuisouders en andere betrokkenen, dat de regievoerdersrol actief wordt opgepakt door een vast gezicht.
5.8.
Tenslotte merkt de Raad op, terugkijkend op het afgelopen jaar, de minimale verandering en de wens van ouders, dat de Raad nog steeds – net als bij de toets in maart 2024 – van mening is dat er overwogen kan worden om over te stappen naar een andere GI, zoals het Leger des Heils.
Oordeel kinderrechter
5.9.
Gelet op het rapport van de Raad zal het duidelijk zijn dat ook de kinderrechter van oordeel is dat een beëindiging van de ondertoezichtstelling op dit moment allerminst gewenst is. Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen.
5.10.
[minderjarige (voornaam)] wacht nog steeds op behandeling voor trauma en gehechtsheids-problematiek. Na meerdere aanmeldingen voor psychomotorische therapie is gebleken dat dit niet passend is voor de problematiek van [minderjarige (voornaam)] . Ingeschat wordt dat het onvoldoende is om alleen te focussen op prikkelverwerking door middel van PMT, als gevolg van het onderliggend trauma en de gehechtheidproblematiek.
Daarom is geadviseerd om eerst de dieper liggende thema’s aan te pakken vóór aan prikkelverwerking kan worden gewerkt. Dit moet de GI nog oppakken.
5.11.
[minderjarige (voornaam)] heeft meer dan gewoonlijk behoefte aan structuur en duidelijkheid. Het gezinshuis biedt hem dat met een opvoeding plus. Aangezien de ouders hem dat niet kunnen bieden, is in 2023 al bepaald dat het perspectief van [minderjarige (voornaam)] in het gezinshuis is.
[minderjarige (voornaam)] heeft een contactregeling met zijn ouders van één weekend per twee weken, op studiedagen en in de vakanties. Daar is geen begeleiding bij, behoudens een enkel moment tijdens een doordeweekse studiedag. Dan is [organisatie 1] een deel van de tijd aanwezig vanwege de begeleiding van de ouders.
De gezinshuisouders hebben bij de GI gemeld dat het de ouders naar hun idee onvoldoende lukt om aan te sluiten bij de behoefte van [minderjarige (voornaam)] , samenspel met [minderjarige (voornaam)] wordt naar verwachting ook niet passend opgepakt en daarnaast bestaat de vraag in hoeverre er oprechte interactie is tussen ouders en [minderjarige (voornaam)] . [minderjarige (voornaam)] zelf geeft na een omgang met zijn ouders ook aan zich niet veilig te voelen en/of zich niet gehoord en gezien te voelen door zijn ouders. De ouders ervaren dat niet zo.
Het is van belang dat de GI een gesprek heeft met [minderjarige (voornaam)] om zicht te krijgen op zijn gevoelens van onveiligheid en de oorzaak ervan. Mogelijk kan [organisatie 2] begeleiding in het weekend bieden.
5.12.
Het wijkteam van de gemeente [gemeente] heeft bij de GI aangegeven dat zij de casus in de huidige staat niet zouden kunnen oppakken, omdat er veel onduidelijkheden zijn. De afspraken over de omgang zijn niet schriftelijk vastgelegd. Als ouders gezag behouden, dan heeft het wijkteam in het vrijwillig kader ook geen beslissingsbevoegdheid. Ook dat maakt dat een overdracht van de GI aan de gemeente in het vrijwillig kader wat betreft het wijkteam niet aan de orde kan zijn.
5.13.
De kinderrechter ziet in het vorenstaande aanleiding om de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing nu eerst voor een korte periode van drie maanden toe te wijzen en het meer of anders gevraagde aan te houden. De kinderrechter vindt het namelijk zeer kwalijk dat er het afgelopen jaar onvoldoende is gewerkt aan de eerder gestelde doelen, terwijl dit in de beschikking van 14 maart 2024 ook al aan de orde is gesteld.
In die beschikking is daarover het volgende overwogen:

De afgelopen periode heeft nog onvoldoende de focus gelegen op hoe er door de ouders invulling kan worden gegeven aan hun rol als ouders op afstand. Bij de ouders moet er acceptatie komen dat [minderjarige (voornaam)] zal opgroeien in het gezinshuis. Duidelijk moet nu worden of er kan worden afgeschaald naar het vrijwillig kader of dat er een gezagsbeëindigende maatregel nodig is. De ouders moeten hierin begeleid worden.´.
5.14.
Daarnaast is tijdens zitting, een maand na de ongekend kritische brief van de Raad, gebleken dat de GI nog steeds geen actie heeft ondernomen om de situatie te verbeteren. Er heeft alleen een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen [minderjarige (voornaam)] en iemand van het in- en doorstroomteam, te weten degene die ter zitting namens de GI is verschenen.
Er is nog steeds geen vaste jeugdbeschermer betrokken. Vragen over [minderjarige (voornaam)] konden niet goed beantwoord worden.
Uitleg directeur GI
5.15.
De kinderrechter wil daarom dat de directeur van de GI zelf op de hierna vermelde zitting aan de ouders en mogelijk de gezinshuisouders uitleg komt geven waarom de begeleiding de afgelopen periode maar niet van de grond is gekomen en – nog veel belangrijker – welke stappen de GI na de zitting heeft gezet en de komende periode nog gaat zetten om nu echt werk te maken van de opdrachten die er liggen.
De kinderrechter zal voor de hierna vermelde zitting ook de Raad uitnodigen. Mochten de ouders intussen aanleiding zien om vervanging van de GI te verzoeken, dan zal dat verzoek gelijktijdig met het onderhavige verzoek behandeld worden.
De komende periode
5.16.
De komende drie maanden zal er gewerkt moeten worden aan de in de toetsing van de Raad gestelde doelen, te weten:
  • er moet een vaste jeugdbeschermer komen;
  • er moet zicht komen op de omgangsregeling tussen [minderjarige (voornaam)] en de ouders;
  • er moet gekeken worden of er diagnostiek passend is voor [minderjarige (voornaam)] ;
  • er moet inzichtelijk gemaakt worden hoe de ouders hun ouderrol vervullen en hoe besluitvorming in het belang van [minderjarige (voornaam)] vormgegeven wordt, nu het perspectief van [minderjarige (voornaam)] in het gezinshuis ligt.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.17.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] tot 30 juni 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een gezinshuis tot 30 juni 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;
6.5.
roept de Raad, de
directeuren de dan betrokken gezinsvoogd van de GI, de vader, de moeder en hun advocaat, en de gezinshuisouders op te verschijnen tijdens de zitting van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in het gerechtsgebouw aan
Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht, op
13 juni 2025 te 09:45 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord.
.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025 door mr. R.R. Everaars-Katerberg, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op
23 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
LP

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW;