ECLI:NL:RBMNE:2025:1913

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/5984
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar en beroep inzake omgevingsvergunning voor bouw van bergruimtes

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser 1], [eiser 2] B.V., [eiser 3] B.V. en [eiser 4] B.V. enerzijds en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest anderzijds. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van [eiser 1] tegen een tijdelijke omgevingsvergunning die op 20 september 2023 is verleend voor de bouw van twee bergruimtes. Het college heeft het bezwaar van [eiser 1] op 8 augustus 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belanghebbende zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van [eiser 1] ongegrond verklaard, omdat hij geen feitelijke gevolgen ondervindt van de omgevingsvergunning. De afstand tussen zijn woning en het perceel is 175 meter en er ligt een provinciale weg tussen. De rechtbank heeft ook het beroep van de BV's niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen bezwaar hebben gemaakt tegen de vergunning. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5984

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2025 in de zaak tussen

[eiser 1],
[eiser 2] B.V.,
[eiser 3] B.V.,
[eiser 4] B.V., eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. R.J. Donkersloot).

Inleiding

1. [eiser 1] is woonachtig aan de [adres 1] in [plaats] en is bestuurder van [eiser 2] B.V., welke vennootschap (mede)bestuurder is van [eiser 3] B.V. en [eiser 4] B.V. (de BV’s). De BV’s houden kantoor aan de [adres 1] . Het college heeft bij besluit van 20 september 2023 aan de gemeente Soest als huurder van het perceel [adres 2] , een tijdelijke omgevingsvergunning verleend van 15 jaar voor de bouw van twee bergruimtes. [eiser 1] heeft tegen deze vergunningverlening bezwaar gemaakt.
1.1.
Met het besluit op bezwaar van 8 augustus 2024 (bestreden besluit) is het bezwaar van [eiser 1] niet-ontvankelijk verklaard. [eiser 1] en de BV’s hebben daartegen beroep ingesteld.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. [eiser 1] was daarbij, als eisende partij en als gemachtigde van de BV’s, aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [A] .

Zijn de bv’s ontvankelijk in beroep?

2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het beroep, voor zover dat is ingesteld door [eiser 2] B.V., [eiser 3] B.V. en [eiser 4] B.V. ontvankelijk is. De BV’s hebben namelijk, zoals door [eiser 1] ook ter zitting is bevestigd, geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 september 2023.
2.1.
Een belanghebbende moet voordat hij beroep instelt tegen een besluit, eerst bezwaar maken. Dit is bepaald in artikel 7:1, eerste lid, aanhef, van de Awb. Dit hebben [eiser 2] B.V., [eiser 3] B.V. en [eiser 4] B.V. niet gedaan. De rechtbank zal hun beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.

Is het bezwaar van [eiser 1] terecht niet-ontvankelijk verklaard?

Wat heeft het college besloten?
3. Het college heeft het bezwaar van [eiser 1] niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat hij geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning. [eiser 1] heeft als privépersoon bezwaar gemaakt en ondervindt geen feitelijke gevolgen van de omgevingsvergunning. De afstand tussen de woning van [eiser 1] en het perceel is 175 meter en ertussen is een provinciale weg gelegen. Bovendien heeft hij vanuit de woning geen zicht op het perceel.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar van [eiser 1] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van [eiser 1] , de beroepsgronden.
5. De rechtbank verklaart het beroep van [eiser 1] ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel geeft.
5.1.
Alleen belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen een besluit. [1]
5.2.
In beginsel zijn belanghebbend bij een besluit degenen die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van een activiteit die het besluit toestaat. [2] Het criterium “gevolgen van enige betekenis” van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, moet worden gekeken naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Die factoren moeten zo nodig in onderlinge samenhang worden bekeken. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [3]
5.3.
Niet in geschil is dat [eiser 1] vanuit zijn woning geen zicht heeft op het perceel van [adres 2] . Ook is niet is geschil dat de afstand van de woning van [eiser 1] tot het perceel van [adres 2] op zo’n 175 meter (volgens verweer) á 165 meter (volgens [eiser 1] ) is en dat er een provinciale weg tussen is gelegen. De rechtbank kan het college erin volgen dat gelet op de afstand en de afwezigheid van zicht op het perceel, dus ook op de twee bergruimtes, er geen gevolgen van enige betekenis zijn voor [eiser 1] . Eiser heeft in beroep niets aangevoerd waaruit wel gevolgen van enige betekenis kunnen worden afgeleid. Hij heeft op de zitting uitgelegd dat de vluchtelingen waarvoor de bergruimtes bestemd zijn, langs zijn woning lopen, maar dat is niet voldoende om van gevolgen van enige betekenis te kunnen spreken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep van [eiser 2] B.V., [eiser 3] B.V. en [eiser 4] B.V. is niet-ontvankelijk, omdat zij geen bezwaar gemaakt hebben. Het beroep van [eiser 1] is ongegrond, omdat het college het bezwaar van [eiser 1] terecht niet-ontvankelijk verklaard heeft. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden van eisers. Bij deze uitkomst is er geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht. Eisers krijgen het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van [eiser 2] B.V., [eiser 3] B.V. en [eiser 4] B.V. niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van [eiser 1] ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L, Fix, griffier. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 7:1 van de Awb in combinatie met artikel 8:1 van de Awb.
2.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 oktober 2024, van 23 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2024:4375.