13.1.Volgens eiseres zijn ook de andere zes referentieobjecten niet vergelijkbaar, omdat het kantoren zijn, terwijl haar object een sportschool is. Zij ziet ook voor dit standpunt steun in het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren van 8 oktober 2024. De rechtbank is het niet eens met eiseres. Als uitgangspunt bij de beoordeling van de vergelijkbaarheid van de referentieobjecten geldt dat gekeken dient te worden naar de gebruiksmogelijkheden van het pand en niet naar het feitelijke gebruik daarvan. De in de taxatiematrix gehanteerde referentieobjecten hebben dezelfde statige uitstraling als het object van eiseres, dat in een kantoorvilla is gelegen, en de heffingsambtenaar heeft onweersproken uitgelegd dat de gebruiksmogelijkheden gelijkwaardig zijn. De omstandigheid dat de referentieobjecten zelfstandige kantoorpanden zijn en het object onderdeel uitmaakt van een groter geheel maakt ook niet maakt de referentieobjecten niet vergelijkbaar zijn. Verder heeft de heffingsambtenaar ter zitting uitgelegd dat het geen grote investering vergt om het gebruik van het object te wijzigen van sportschool naar kantoor. Het is aldus de heffingsambtenaar een kwestie van de sportapparaten eruit, de bureaus erin, en het veranderen van de vloer en verlichting. Daar komt bij dat er ook ruimte is om een investering te maken, gelet op de waardering. De rechtbank kan de heffingsambtenaar volgen in zijn uitleg. Gelet op het feit dat de vastgestelde kapitalisatiefactor van de onroerende zaak (12,0) zodanig veel lager is vastgesteld dan de kapitalisatiefactoren van de zes referentieobjecten (variërend van 15,7 tot 19,6), vindt de rechtbank aannemelijk dat er voldoende ruimte is in de waardering, om een investering te maken om in de onroerende zaak een kantoor met een goede uitstraling te realiseren.
Het geschil over het object [adres 4] (UTR 23/3564)
14. De onroerende zaak aan de [adres 4] is een hotel, dat in het centrum van [plaats] is gelegen. Het object heeft als bouwjaar 1900 en heeft een oppervlakte van 2.333 m2.
Heeft de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk gemaakt?
15. De heffingsambtenaar onderbouwt de waarde van [adres 4] met het eigen verkoopcijfer van € 4.521.000,- en de huurwaardekapitalisatiemethode. Het eigen verkoopcijfer dat op 2 oktober 2017 is gerealiseerd ziet, zoals ter zitting is bevestigd, op de verkoop van [adres 4] en [adres 11] samen. De rechtbank laat dit verkoopcijfer buiten beschouwing. De heffingsambtenaar heeft onvoldoende onderbouwd hoe de totale koopprijs over de twee verschillende objecten verdeeld moet worden. Zonder nadere toelichting kan de heffingsambtenaar dus niet gevolgd worden in zijn standpunt dat met de totale koopsom, ook aannemelijk is gemaakt dat de waarde van [adres 4] niet te hoog is vastgesteld.
16. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de huurwaardekapitalisatiemethode wel aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde WOZ-waarde van [adres 4] niet te hoog is.