ECLI:NL:RBMNE:2025:1917

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/7327
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen terugvorderingsbesluit van het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2025 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres tegen een terugvorderingsbesluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv om een bedrag van € 5.108,47 terug te vorderen, omdat er ten onrechte een Ziektewet-uitkering was betaald. Het Uwv had het bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat zou zijn ingediend. De rechtbank oordeelde dat het Uwv het terugvorderingsbesluit niet correct had bekendgemaakt, omdat het niet aan de bewindvoerder was gestuurd, terwijl het Uwv op de hoogte had moeten zijn van de onderbewindstelling van eiseres. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar tijdig was ingediend, omdat de bewindvoerder pas na kennisname van het besluit bezwaar had gemaakt. De rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv en droeg het Uwv op om een nieuw, inhoudelijk besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7327
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

wettelijk vertegenwoordigd door haar bewindvoerder ZEKER Financiële Zorgverlening B.V.
(gemachtigde: mr. T.E. van der Bent),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank de vraag of het Uwv het bezwaar van eiseres tegen de beslissing van 25 juni 2024 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat te laat bezwaar is gemaakt. Dit proces-verbaal is de uitwerking van de mondelinge uitspraak van de rechtbank in deze zaak.
Aanloop en verloop procedure
2. Eiseres ontving sinds 8 augustus 2022 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van haar ex-werkgever. Het Uwv heeft met het primaire besluit van 25 juni 2024 beslist om een bedrag van € 5.108,47 terug te vorderen van de uitkering over de periode 8 september 2023 tot en met 31 december 2023 (hierna: het terugvorderingsbesluit), omdat over die periode door de ex-werkgever ten onrechte een ZW-uitkering is betaald aan eiseres. Het terugvorderingsbesluit is geadresseerd aan het woonadres van eiseres. Op 25 september 2024 is door de gemachtigde van eiseres een bezwaarschrift ingediend.
3. Met de beslissing op bezwaar van 10 oktober 2024 (het bestreden besluit) is het bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres het bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
4. Eiseres is het daar niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft een aanvullend stuk ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.
6. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de vraag of het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het terugvorderingsbesluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. Eiseres voert aan dat het Uwv het terugvorderingsbesluit aan de bewindvoerder had moeten toezenden. Eiseres verwijst voor haar standpunt naar de artikelen 1:431, 1:438 en 1:441, van het Burgerlijk Wetboek. Volgens eiseres was het Uwv bekend met de onderbewindstelling of had het daarmee bekend moeten zijn, omdat de onderbewindstelling blijkt uit een openbaar register dat voor eenieder raadpleegbaar is. Nu het Uwv wist of kon weten dat eiseres een bewindvoerder had en het terugvorderingsbesluit niet aan de bewindvoerder is toegezonden, is het terugvorderingsbesluit niet bekend gemaakt als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Enkele dagen nadat de bewindvoerder via eiseres bekend is geworden met het terugvorderingsbesluit, is door de bewindvoerder de gemachtigde van eiseres benaderd. Vervolgens is één á twee dagen later bezwaar gemaakt. Volgens eiseres is daarom niet te laat bezwaar gemaakt.
9. Het Uwv ziet in wat eiseres aanvoert geen reden om terug te komen op het bestreden besluit. Het Uwv was niet bekend met de onderbewindstelling De beschikking van 16 juli 2019 van de kantonrechter over de onderbewindstelling is pas op 22 augustus 2024 en daarmee na het bestreden besluit aan het Uwv toegestuurd. Volgens het Uwv kan van hem niet worden verwacht dat hij in alle gevallen bij de besluitvorming het openbare register raadpleegt om na te gaan of sprake is van onderbewindstelling. Dat is niet uitvoerbaar. Volgens het Uwv blijkt uit de telefoonnotities die hij heeft overgelegd, weliswaar dat een bewindvoerder heeft gebeld met het Uwv, maar daaruit had niet de conclusie hoeven worden getrokken dat sprake was van onderbewindstelling, onder meer omdat niet duidelijk blijkt in welke hoedanigheid de bewindvoerder contact heeft opgenomen en ook de vorm van onderbewindstelling niet duidelijk was.
Is het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard?
10. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door het Uwv. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Vast staat dat de goederen van eiseres (waartoe ook de ZW-uitkering van eiseres behoort) onder bewind staan vanaf 16 juli 2019. Dit blijkt uit de overgelegde beschikking van de kantonrechter. Het Uwv wist van de onderbewindstelling af of moest daarvan afweten, ook toen het terugvorderingsbesluit werd genomen. Uit de notities van de contacthistorie van het Klantcontactcentrum van het Uwv blijkt dat er diverse contacten geweest zijn met een bewindvoerder en is door het Uwv geregistreerd dat eiseres een bewindvoerder heeft. Zo is het in het systeem van het Uwv terechtgekomen. Als er al enige twijfel bestond over de onderbewindstelling van eiseres en dus aan wie het besluit moest worden toegestuurd, dan had het op de weg van het Uwv gelegen om het openbare bewindregister te raadplegen. De rechtbank is het eens met het Uwv dat hij niet hoe dan ook altijd het bewindregister moet raadplegen om de kijken of sprake is van onderbewindstelling, maar in dit geval bestond daar wel aanleiding voor, omdat voldoende duidelijk was of kon zijn voor het Uwv dat eiseres een bewindvoerder had. De conclusie is dat het Uwv het terugvorderingsbesluit naar de bewindvoerder had moeten sturen. Omdat dat niet is gedaan, is het terugvorderingsbesluit niet op de juiste wijze bekendgemaakt. Vervolgens is de vraag wanneer de bewindvoerder met het terugvorderingsbesluit bekend is geraakt en wanneer vervolgens bezwaar is gemaakt. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting uitgelegd dat bezwaar is gemaakt binnen enkele dagen nadat de bewindvoerder via eiseres bekend is geraakt met het terugvorderingsbesluit. De rechtbank gaat daarvan uit. Daaruit volgt dat namens eiseres tijdig bezwaar is gemaakt.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond omdat het bezwaar met het bestreden besluit ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
13. In deze zaak kan het geschil niet definitief door de rechtbank worden beslecht, omdat alleen de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres aan de orde is gekomen. De rechtbank zal het Uwv opdragen om een nieuw, inhoudelijk besluit op bezwaar te nemen. Het Uwv zal inhoudelijk op het bezwaar van eiseres moeten beslissen.
13.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
14. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 10 oktober 2024;
- draagt het Uwv op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2025 door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.