Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
[derde belanghebbende] B.V. (ex-werkgever)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het Uwv om een WIA-uitkering toe te kennen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 59,84%. Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Eiser heeft zich op 4 november 2019 ziekgemeld en heeft op 14 augustus 2021 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft op 6 mei 2022 beslist dat eiser met ingang van 1 november 2021 recht heeft op een WIA-uitkering, maar met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 59,84%. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het besluit gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigden waren niet aanwezig. De rechtbank heeft de zaak geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen zijn standpunt schriftelijk te verduidelijken. Eiser heeft later aanvullende medische informatie ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiser op de datum in geding voor 59,84% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische rapportages van de verzekeringsartsen en dat de beperkingen van eiser niet zijn onderschat.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2025.