ECLI:NL:RBMNE:2025:1931

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/4261
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-uitkering van eiseres na herbeoordeling door het Uwv

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv om haar WIA-uitkering voort te zetten. Eiseres, die als casemanager werkte, is sinds 2014 arbeidsongeschikt na een TIA. Het Uwv heeft haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 56,61%, maar eiseres betwist deze beoordeling en stelt dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Na een herbeoordeling heeft het Uwv besloten haar uitkering per 1 maart 2023 te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv is gegrond verklaard, maar zij heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 februari 2024, waarbij eiseres en haar partner aanwezig waren. De rechtbank heeft de zaak geschorst voor een nadere reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv, die op 13 mei 2024 zijn reactie heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres 56,61% arbeidsongeschikt is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk, maar het Uwv wordt wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,- en moet het griffierecht van € 50,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4261

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv om de uitkering die eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontving voor te zetten. Daarbij is vastgesteld dat eiseres vanaf 11 oktober 2022 voor 56,61% arbeidsongeschikt is. Eiseres vindt dat zij meer arbeidsongeschikt is dan door het Uwv is aangenomen.
Het verloop van de procedure
2. Op 1 december 2022 heeft het Uwv, na een herbeoordeling, het besluit genomen om de WIA-uitkering van eiseres vanaf 1 maart 2023 te beëindigen omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 31,43%.
3. Eiseres heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft bij besluit van 26 juli 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat eiseres vanaf 1 maart 2023 doorlopend recht heeft op een WIA-uitkering omdat eiseres op 11 oktober 2022 meer dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 56,61%. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft een aanvullend beroepschrift ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, samen met haar partner [partner] en M.R.A. Rutten, als waarnemer voor de gemachtigde van eiseres. Namens het Uwv is zijn gemachtigde verschenen.
6. De rechtbank heeft de zaak geschorst voor een nadere reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. Het Uwv heeft op 13 mei 2024 zijn reactie ingediend. Op 23 mei 2024 heeft hij zijn reactie aangevuld. Eiseres heeft gereageerd bij brief van 23 augustus 2024.
7. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en is een tweede zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

8. Eiseres werkte als casemanager bij Altrecht, voor gemiddeld 31,18 uur per week. Op 9 januari 2014 is uitgevallen voor haar werk, nadat zij plotseling onwel was geworden. In het ziekenhuis constateerde de neuroloog uitvalsverschijnselen aan de linkerzijde van haar lichaam. Daarnaast stotterde eiseres. Volgens de neuroloog had eiseres waarschijnlijk een TIA doorgemaakt, waarvan de oorzaak niet duidelijk is.
9. Eiseres bleef daarna verschillende fysieke klachten houden, waaronder problemen met spreken, vermoeidheidsklachten en concentratieverlies. Zij heeft een WIA-uitkering aangevraagd. Na een wachttijd van 104 weken is eiseres per 12 januari 2017 36,35% arbeidsongeschikt verklaard. Daarom is aan haar vanaf die datum een WIA-uitkering toegekend.
10. Eiseres heeft op vervolgens bij het Uwv gemeld daar haar klachten sinds 27 januari 2021 zijn toegenomen, waarna een herbeoordeling heeft plaatsgevonden en verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek is verricht. Dit heeft geleid tot de het besluit van 1 december 2022 tot beëindiging van de WIA-uitkering zoals genoemd onder het kopje “Inleiding”. In bezwaar heeft een herbeoordeling plaatsgevonden door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat er op een aantal punten aanleiding is om af te wijken van het oordeel van de primaire arts over de belastbaarheid van eiseres. Hij acht eiseres meer beperkt ten aanzien van hoog handelingstempo, lawaai, emotionele problemen van anderen hanteren, conflicthantering en langdurig concentreren in complex werk en werktijden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk en dat eerder door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde andere functies ook niet geschikt zijn voor eiseres. Wel heeft hij drie andere functies kunnen selecteren die eiseres, ondanks haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres met deze functies 56,61% minder kan verdienen dan wat zij zou kunnen verdienen met haar eigen werk. Vervolgens is het bestreden besluit tot voorzetting van de WIA-uitkering genomen zoals genoemd onder het kopje “Inleiding”.
Het standpunt van eiseres
11. Eiseres vindt dat haar beperkingen te rooskleurig zijn beoordeeld en zij niet in staat is de geduide functies te verrichten. Volgens eiseres is haar dagverhaal, wat zij in bezwaar uitgebreid heeft beschreven en waaruit blijkt dat zij heel beperkt activiteiten verricht en wisselend belastbaar is, onvoldoende kenbaar meegewogen bij de beoordeling van haar energetische belastbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat uit van het onjuiste dagverhaal zoals dat is weergegeven door de primaire arts. Daarnaast stelt eiseres dat, anders dan verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert, uit dat haar aandoening wel energetische beperkingen voortvloeien. Eiseres wijst op het neuropsychologisch onderzoek uit 2017, waaruit blijkt dat sprake is van vermoeidheidsklachten en ziet steun voor haar standpunt in de conclusie uit het onderzoek dat sprake is van een fragiele balans tussen belastbaarheid en draagkracht. De normale pauzemomenten op basis van de arbeidsomstandighedenwetgeving zijn gezien de extreme vermoeidheidsklachten onvoldoende. Daarnaast is volgens eiseres een beperking op het item 1.8.1. (afleiding door anderen) aan de orde. Eiseres is immers nu al zeer beperkt in haar sociale activiteiten, die kortdurend zijn, en daarnaast is zij auditief prikkelgevoelig. Verder stelt eiseres dat haar belastbaarheid ten opzichte van de periode van het neuropsychologisch onderzoek in 2017 niet is verbeterd. Zij wijst erop dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij niet aangeboren hersenletsel na anderhalf tot twee jaar sprake is van een medische eindsituatie en wijst ook op de richtlijn voor niet aangeboren hersenletsel. Eiseres vraagt zich af waarom zij door de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer belastbaar wordt geacht dan vijf jaar geleden is beoordeeld.
Het standpunt van het Uwv
12. Volgens het Uwv is met het bestreden besluit terecht vastgesteld dat eiseres 56,61% arbeidsongeschikt is. Op de zitting van 29 februari 2024 heeft eiseres gesteld dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten. Afgesproken is dat aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep een reactie zou worden gevraagd op deze punten. Op 8 mei 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierop gereageerd. Daarbij heeft deze arts aanleiding gezien om de FML (functiemogelijkhedenlijst) te wijzigen, waarin alsnog een beperking op afleiding door activiteiten van anderen (1.8.1.) is toegevoegd. Daarnaast is de toelichting bij de beperking voor geluidsbelasting gecorrigeerd van ‘niet langdurig in complex werk’ naar ‘niet langdurig boven 80 dB’. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding voor verdere aanpassing van de FML. Door een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is op basis van de nieuwe FML geconcludeerd dat in de geselecteerde functies geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid, zodat deze onverminderd geschikt zijn voor eiseres.
De beoordeling door de rechtbank
13. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht per 11 oktober 2022 de WIA-uitkering heeft voortgezet op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 56,61%. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
14. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
15. Voor zover eiseres betoogt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van een onjuist of onvolledig dagverhaal is uitgegaan en de verkeerde conclusies heeft getrokken uit het dagverhaal, slaagt dit betoog niet. De primaire arts van het Uwv heeft eisers op een telefonisch spreekuur onderzocht en het dagverhaal bij eiseres uitgevraagd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft slechts weergegeven wat daarover door de primaire arts is opgetekend uit de eigen verklaringen van eiseres. Volgens de rechtbank is beeld van het dagverhaal zoals dat door de primaire arts is uitgevraagd niet in tegenstelling met eiseres’ uitleg op de zitting dat zij heel beperkt activiteiten verricht en daarvan moet herstellen. De rechtbank ziet ook dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgetekend dat eiseres tijdens de fysieke hoorzitting van 27 februari 2023 heeft aangegeven dat zij niet elke dag 20 minuten overdag rust, maar elke dag tussen 13.00 uur en 14.00 uur op de bank slaapt en in de ochtend een kort moment rust. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van een onjuist dagverhaal is uitgegaan en daardoor klachten heeft gemist.
16. De rechtbank ziet verder in wat eiseres aanvoert geen aanleiding om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding.
16.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gezien de voorhanden medische informatie, volgt in zijn reactie van 8 mei 2024 dat sprake is van een status na een TIA en er geen aanwijzingen voor niet-aangeboren hersenletsel. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook heeft toegelicht in zijn rapport van 24 juli 2023, zag de neuroloog geen afwijkingen op de EEG en MRI van oktober 2014, gaf het neuropsychologisch onderzoek uit 2017 geen duidelijke objectivering van cognitieve functiestoornissen en bij het spreekuuronderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep werden geen cognitieve functiestoornissen of duidelijke neurologische uitvalsverschijnselen vast te stellen. Een medische onderbouwing voor het standpunt dat in haar geval wel sprake is van hersenletsel, heeft eiseres niet gegeven.
16.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep was zoals blijkt uit zijn beschouwing in het rapport van 24 juli 2023, bekend met de aanhoudende restklachten van eiseres na de TIA, in de zin van moeheid, prikkelgevoeligheid en concentratieproblemen en heeft daarvoor ook (aanvullende) beperkingen aangenomen. De rechtbank vindt dat hij met het rapport van 24 juli 2023 en het aanvullend rapport van 8 mei 2024 overtuigend onderbouwd heeft dat met de beperkingen in de FML van 8 mei 2024, voldoende is tegemoetgekomen aan de vermoeidheidsklachten van eiseres op de datum in geding (11 oktober 2022). De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn uitleg dat er geen aanwijzingen zijn voor ernstige energetische problematiek of aandoeningen die gepaard gaan met belangrijke energetische consequenties. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was bekend met het neuropsychologisch onderzoek uit 2017 en de daarin door eiseres naar voren gebrachte vermoeidheidsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week, in passend werk, en betrekt daarbij de basis van de visie van de bedrijfsarts zoals weergegeven in de informatie van 9 januari 2023 dat volgens hem een urenbeperking aan de orde is, gezien het beeld van eisers de afgelopen 2 jaar, en de anamnestische aanwezige rustmomenten overdag die plausibel worden gevonden. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgelegd dat bij een duurbelastbaarheid van 6 uur per dag ook pauzemomenten horen, conform de arbeidsomstandighedenwetgeving en dat de balans tussen belastbaarheid en draagkracht zoals in het neuropsychologisch onderzoek uit 2017 naar voren komt voldoende wordt geborgd door de urenbeperking en beperking voor de psychische belastbaarheid. De rechtbank kan die uitleg volgen. Omdat het de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van beroep geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht waaruit een onjuist medisch beeld zou volgen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat de duurbelastbaarheid van eiseres niet juist is ingeschat.
16.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder een beperking in de gewijzigde FML van 8 mei 2024 aangenomen voor afleiding door anderen (item 1.8.1.) De toelichting die daarbij is gegeven is dat eiseres in wat complexer werk niet in een kamer kan werken met meerdere personen die veel bellen met klanten/cliënten en/of collega’s die veel overleggen met collega’s. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 8 mei 2024 gemotiveerd dat deze beperking is aangenomen op basis van de bevinding in het neuropsychologisch onderzoek uit 2017 dat onder meer afleidbaarheid waarschijnlijk een rol heeft gespeeld bij het wisselend beeld in de testprestaties van eiseres bij dat onderzoek. De rechtbank vindt daarmee overtuigend onderbouwd dat met de aanvullende beperking aan de concentratieproblematiek van eiseres voldoende is tegemoetgekomen. In reactie op de aanvullende beperking heeft eiseres aangegeven dat de afleidbaarheid ook geldt bij minder complexe werkzaamheden, maar de rechtbank ziet daarin een aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling, omdat eiseres haar stelling niet onderbouwd heeft met medische gegevens die dat standpunt steunen. Dat eiseres zelf vindt dat zij meer beperkt is ten gevolge van haar klachten is onvoldoende.
16.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder in het rapport van 8 mei 2024 toegelicht dat er voor de auditieve prikkelgevoeligheid van eiseres een beperking ten aanzien van geluidsbelasting (item 3.6) is opgenomen in de oude FML, maar dat de toelichting daarbij (niet in complex werk) niet juist was. De toelichting had aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep moeten zijn dat eiseres niet langdurig geluidsbelasting boven de 80 dB aankan. De toelichting is daarom met de gewijzigde FML van 8 mei 2024 aangepast. Eiseres heeft daarop in reactie aangegeven dat ook kortdurend voor haar geluidsbelasting boven de 80 dB (wat klinkt als een drukke verkeersweg op 10 meter afstand) ook niet mogelijk is, maar de rechtbank ziet daarin geen aanleiding voor twijfel aan de belastbaarheid op dit punt, omdat zij haar standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd.
17. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, behalve dan dat vanwege haar beperkingen de geduide functies niet passend voor haar zijn. In dit geval heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op grond van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld of eiseres nog kan werken, en zo ja, hoeveel eiseres daarmee dan kan verdienen.
Nu uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de medische beoordeling juist acht, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een rapport van 21 mei 2024 inzichtelijk en voldoende gemotiveerd geconcludeerd dat de gewijzigde FML geen invloed heeft op de geschiktheid van de geselecteerde functies. Geconcludeerd wordt dan ook dat de geselecteerde functies passend zijn voor eiseres.

Conclusie en gevolgen

18. Het bestreden besluit is, gelet op de aanpassing van de FML door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, pas in beroep voorzien van een toereikende medische en arbeidskundige onderbouwing. Deze schending van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zal met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Ook als het gebrek in het bestreden besluit zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Het beroep tegen het bestreden besluit zal ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het Uwv met het bestreden besluit terecht de WIA-uitkering per 11 oktober 2022 heeft voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 56,61%.
19. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt aanleiding gezien het Uwv te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. Deze kosten worden begroot op
€ 1.814- in beroep voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na reactie van het Uwv). Daarnaast krijgt eiser haar griffierecht ad € 50,- terug. Het Uwv moet deze kosten en het griffierecht betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
-veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.