ECLI:NL:RBMNE:2025:1962

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
C/16/588844 / JE RK 25-250
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervanging van de gecertificeerde instelling in een ondertoezichtstelling wegens vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers (DJGB) door Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R). De kinderrechter oordeelde dat er sprake was van een vertrouwensbreuk tussen de vader en de DJGB, wat de samenwerking bemoeilijkte. De vader had verzocht om de vervanging van de GI, omdat hij zich niet gehoord voelde en vond dat de DJGB niet adequaat op zijn zorgen reageerde. De moeder was van mening dat de DJGB voldoende kansen had gekregen en dat vervanging vertraging zou opleveren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders essentieel is voor de ontwikkeling van de minderjarige en dat de GI een neutrale rol moet innemen. De kinderrechter heeft het verzoek van de vader om de DJGB te veroordelen in de proceskosten afgewezen, omdat de DJGB niet als in het ongelijk gestelde partij kon worden aangemerkt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/16/588844 / JE RK 25-250
Datum uitspraak: 1 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over de vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen de DJGB,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. F. Borger van der Burg-Holstege in 's-Gravenhage,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. C.G.A. van Stratum in ’s-Gravenhage,
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen het LJ&R.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI van 12 februari 2025 met bijlagen, ontvangen op 17 februari 2025;
  • het verweerschrift van de vader, met zelfstandige verzoeken, met bijlagen;
  • het bericht van de advocaat van de vader met bijlagen van 26 maart 2025;
  • de brief van de advocaat van de moeder met bijlagen van 27 maart 2025;
  • het bericht van de GI met bijlagen van 28 maart 2025.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de zitting haar pleitnota voorgelezen en overgelegd aan de kinderrechter. Dit document is door de griffie van de rechtbank opgenomen in het digitale dossier en beschikbaar gesteld aan alle belanghebbenden.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • G. Neng, tolk Engels voor de moeder;
  • [A] en [B] , namens de DJGB;
  • [C] , namens het LJ&R.
1.3.
De kinderrechter heeft niet direct na de zitting uitspraak gedaan. Zij heeft meegedeeld dat partijen op 1 april 2025 konden bellen naar de rechtbank voor het dictum. Deze beschikking is de schriftelijke uitwerking van de uitspraak.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont doordeweeks bij de vader en verblijft ieder weekend van vrijdag tot en met zondag bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 augustus 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 28 augustus 2025.

3.De verzoeken

3.1.
DJGB verzoekt de kinderrechter om haar als uitvoerder van de ondertoezichtstelling te vervangen door de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ook de vader verzoekt de kinderrechter om DJGB te vervangen door de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering dan wel een andere passende GI. Daarnaast verzoekt de vader DJGB te veroordelen in de kosten van het geding, begroot op € 5.537,00, dan wel een zodanig bedrag als de kinderrechter in goede justitie passend acht.

4.De standpunten

4.1.
De vader is van mening dat DJGB vervangen moet worden door een instantie die dit dossier daadwerkelijk en daadkrachtig oppakt, met serieuze aandacht voor de problematiek die uit het raadsrapport naar voren komt. Daarnaast vindt hij dat DJGB veroordeeld moet worden in de kosten van het geding, omdat er onzorgvuldig en onrechtmatig jegens hem is gehandeld. De vader heeft hiervoor zijn advocaat moeten inschakelen, waardoor kosten zijn gemaakt.
4.2.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de zitting gezegd dat zij geen meerwaarde ziet in de vervanging van DJGB, omdat dit veel vertraging met zich mee zal brengen. Bovendien is het volgens haar onzeker of het LJ&R wel kan bieden wat beide partijen nodig hebben. De moeder is van mening dat DJGB onvoldoende de kans heeft gekregen om hun werk naar behoren uit te oefenen. Volgens haar is DJGB door de vader vrijwel direct buitenspel gezet, waardoor zij betwijfelt of een wijziging van de gecertificeerde instelling zinvol zal zijn als de vader geen andere houding aanneemt en niet bereid is om met haar te overleggen. Daarnaast vindt de moeder dat, mocht de ondertoezichtstelling niet slagen, de verantwoordelijkheid daarvoor bij de vader ligt en niet bij haar. Het mislukken van de ondertoezichtstelling mag er volgens haar niet toe leiden dat de vader alleen met het ouderlijk gezag belast wordt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal DJGB, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, vervangen door de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Het verzoek van de vader over de proceskostenveroordeling zal zij afwijzen. De kinderrechter zal hieronder toelichten hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Vervanging van de GI
5.2.
Uit artikel 1:259 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de kinderrechter de GI die het toezicht heeft, kan vervangen door een andere GI. Op basis van de stukken en de zitting is naar het oordeel van de kinderrechter vast komen te staan dat de GI in deze zaak vervangen moet worden.
5.3.
De kinderrechter merkt op dat er sinds het begin van de uitvoering van de ondertoezichtstelling een verschil in visie bestaat over de rol van de jeugdbeschermers, wat zij kunnen bewerkstelligen en wat er nodig is voor [minderjarige] om de ernstige ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen. De vader heeft tijdens de zitting gezegd zich niet gehoord te voelen door DJGB, als hij van hen geen reactie of terugkoppeling op zijn berichten krijgt. De vader schakelt dan zijn advocaat in om de boel ‘wakker te schudden’. DJGB heeft gesteld dat het hen veel tijd en energie kost om te reageren op de e-mails van de vader en zijn advocaat, en dat dit ten koste gaat van de tijd en energie die zij anders aan [minderjarige] zouden kunnen besteden. Ook hebben zij gesteld dat het niet hun werkwijze is om volledige terugkoppelingen aan de ene ouder te geven als zij met de andere ouder hebben gesproken. Het LJ&R heeft gezegd dat zij dezelfde aanpak als de DJGB hanteren. Toen de kinderrechter de vader vroeg of hij DJGB dan nog steeds zou willen vervangen, heeft de vader bevestigend beantwoord.
5.4.
Inmiddels is de verstandhouding tussen de vader en DJGB dusdanig verslechterd dat er sprake is van een vertrouwensbreuk. Het klachtgesprek in november 2024 heeft niet tot een verandering in de situatie geleid. Na intern overleg heeft DJGB daarom besloten om zelf een verzoek in te dienen om haar als gecertificeerde instelling te vervangen. Nu zowel de vader als DJGB geen vertrouwen meer lijken te hebben in de samenwerking, ziet de kinderrechter zich genoodzaakt om DJGB in het belang van [minderjarige] te vervangen. Zij zal het verzoek daartoe daarom toewijzen.
5.5.
Dan rijst de vraag hoe de komende periode en de voortzetting van de ondertoezichtstelling eruit moet zien om ervoor te zorgen dat het LJ&R zijn taak goed kan uitvoeren. De vader heeft tijdens de zitting gezegd zo veel mogelijk meegenomen te willen worden in het proces, maar het is belangrijk dat hij zich nu op voorhand realiseert dat het LJ&R geen andere aanpak zal hanteren bij de informatievoorziening dan DJGB. Ook is tijdens de zitting besproken dat het wellicht handiger zou zijn om de advocaten van de ouders buiten de communicatie tussen de ouders en de GI te laten, zodat er meer tijd en energie in [minderjarige] zelf gestoken kan worden. Daarnaast merkt de kinderrechter op dat een gecertificeerde instelling zelf beoordeelt wat er op een bepaald moment nodig is voor een kind. Het is dan ook niet zo dat het de taak van de gecertificeerde instelling is om bij iedere onenigheid of misverstand tussen de ouders in te grijpen. De gecertificeerde instelling probeert in het algemeen juist een neutrale positie tegenover de ouders in te nemen en hen te stimuleren om in onderling overleg tot oplossingen te komen.
5.6.
De kinderrechter is het met de advocaat van de moeder eens dat (minimale) communicatie tussen de ouders essentieel is. Zonder deze communicatie zal het de ouders niet lukken om tot afspraken te komen, en zal [minderjarige] de dupe worden van het ontbreken van afspraken, bijvoorbeeld over het brengen en ophalen. Dit zijn onderwerpen waarover gesprekken gevoerd moeten worden. De moeder heeft tijdens de zitting gezegd dat zij daarover met de vader wil praten, maar dat hij dat niet met haar wil. De vader lijkt echter de deur voor communicatie niet volledig te hebben dichtgegooid. De vader wil op een rustige, beleefde en respectvolle manier met de moeder communiceren. De kinderrechter merkt op dat voor beide ouders geldt dat zij niet in ieder opzicht hun zin kunnen krijgen, ook al denken ze allebei het beste met [minderjarige] voor te hebben. Aan de communicatie zullen beide ouders de komende periode moeten werken, omdat een goede samenwerking tussen de ouders van essentieel belang is voor de ontwikkeling van [minderjarige] .
Proceskostenveroordeling
5.7.
Uit artikel 237, eerste lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld, in de kosten wordt veroordeeld.
5.8.
Omdat het verzoek van DJGB wordt toegewezen kan zij niet aangemerkt worden als de in het ongelijk gestelde partij. Dat de vader hetzelfde verzoek heeft gedaan als DJGB maakt dat niet anders. De kinderrechter ziet dan ook geen aanleiding om DJGB te veroordelen in de proceskosten. Zij wijst het verzoek daarover van de vader af..
Uitvoerbaar bij voorraad
5.9.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct gaat gelden, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
vervangt de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers door de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025 door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 24 april 2025.
EC