ECLI:NL:RBMNE:2025:1968
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 maart 2024, waarin zijn aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) niet in behandeling werd genomen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser op 14 november 2024 niet-ontvankelijk, omdat eiser geen bezwaargronden had ingediend. Eiser stelde echter dat zijn bezwaarschrift een summiere grond bevatte, waardoor zijn bezwaar ontvankelijk zou moeten zijn.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een voldoende concrete bezwaargrond, ondanks de summiere motivering van eiser. De rechtbank benadrukt dat in het algemeen geen hoge eisen worden gesteld aan de motivering van een bezwaarschrift, zolang er maar een feitelijke grond wordt gegeven. De rechtbank concludeert dat het college eiser ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om zijn bezwaar aan te vullen, voordat het besloot op het bezwaarschrift. Dit is in strijd met de zorgvuldigheidseisen die aan de behandeling van bezwaarschriften worden gesteld.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het college binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar van eiser moet nemen. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.