ECLI:NL:RBMNE:2025:1979

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
24/7649
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op handhavingsverzoek door gemeente Zeewolde

In deze zaak heeft verzoeker op 28 november 2024 beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde, omdat hij van mening was dat er niet tijdig was beslist op zijn handhavingsverzoek. Het college heeft echter op 3 december 2024 alsnog een besluit genomen, wat binnen de wettelijke termijn viel. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker te vroeg beroep heeft ingesteld, aangezien de termijn van twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling nog niet was verstreken op het moment van indienen van het beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling op 23 november 2024 door het college was ontvangen, waardoor de termijn pas op 8 december 2024 verstreek. Dit betekent dat het beroep van verzoeker prematuur was en niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Verzoeker heeft ook om een proceskostenvergoeding gevraagd, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het beroep niet tijdig was ingediend en het college binnen de termijn had beslist. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7649

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde, verweerder,
(gemachtigde: T.M. Klooster).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoeker heeft ingediend op 28 november 2024, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn handhavingsverzoek.
Verweerder heeft alsnog een besluit genomen op het handhavingsverzoek van verzoeker. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
Instellen beroep niet tijdig beslissen
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. De rechtbank oordeelt dat verzoeker te vroeg beroep heeft ingesteld. De termijn van twee weken die verstreken moeten zijn nadat verweerder de schriftelijke ingebrekestelling had ontvangen, was namelijk nog niet voorbij op het moment dat verzoeker op 28 november 2024 beroep in stelde. De termijn gaat in vanaf het moment dat verweerder de ingebrekestelling heeft ontvangen. Naar oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aangetoond dat zij de ingebrekestelling van verzoeker pas op 23 november 2024 heeft ontvangen. De tweewekentermijn was dan ook pas voorbij op 8 december 2024. Vanaf deze datum zou verweerder te laat zijn met het nemen van een besluit en vanaf dan had verzoeker beroep hiertegen in kunnen stellen wegens niet tijdig beslissen. Nu verzoeker zijn beroep niet tijdig beslissen heeft ingediend bij de rechtbank op 28 november 2024, is dit prematuur. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. Daar komt bij dat verweerder op 3 december 2024 een besluit aan verzoeker heeft toegezonden. De rechtbank stelt vast dat dit binnen de tweewekentermijn is nadat verweerder de schriftelijke ingebrekestelling had ontvangen.
Proceskostenvergoeding
6. Verzoeker verzoekt om een vergoeding van zijn proceskosten. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
7. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker het beroep niet tijdig beslissen prematuur heeft ingesteld en verweerder heeft beslist op het verzoek van verzoeker binnen de tweewekentermijn nadat zij de ingebrekestelling heeft ontvangen, ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
A.C. van de Biesebos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.