In deze zaak heeft verzoeker op 28 november 2024 beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde, omdat hij van mening was dat er niet tijdig was beslist op zijn handhavingsverzoek. Het college heeft echter op 3 december 2024 alsnog een besluit genomen, wat binnen de wettelijke termijn viel. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker te vroeg beroep heeft ingesteld, aangezien de termijn van twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling nog niet was verstreken op het moment van indienen van het beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling op 23 november 2024 door het college was ontvangen, waardoor de termijn pas op 8 december 2024 verstreek. Dit betekent dat het beroep van verzoeker prematuur was en niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Verzoeker heeft ook om een proceskostenvergoeding gevraagd, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het beroep niet tijdig was ingediend en het college binnen de termijn had beslist. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 19 maart 2025.