ECLI:NL:RBMNE:2025:1981

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
24/6236
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens te late beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft verzoekster op 8 augustus 2024 beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening was dat er niet tijdig op haar bezwaar was beslist. De Dienst Toeslagen heeft op 12 december 2024 alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen.

De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door de verweerder moeten worden vergoed. Dit is vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval heeft de Dienst Toeslagen in een brief van 9 december 2024 bevestigd dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding en terugbetaling van het griffierecht.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor. Daarnaast is de Dienst Toeslagen verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De rechtbank heeft de beslissing op 31 maart 2025 openbaar uitgesproken, waarbij mr. I. Helmich als rechter en A.C. van de Biesebos als griffier aanwezig waren. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6236

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. N. Idrissi),
en

Dienst Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 8 augustus 2024 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar.
Verweerder heeft op 12 december 2024 alsnog een besluit genomen op het bezwaar van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft in haar brief van 9 december 2024 aangegeven dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding en recht heeft op terugbetaling van het griffierecht.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van A.C. van de Biesebos, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2025.
de griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.