ECLI:NL:RBMNE:2025:1982

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
16.287070.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en mishandeling in woning tijdens nachtelijke uren

Op 25 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 september 2024 in Bussum een woning is binnengegaan en daarbij geweld heeft gebruikt tegen de aangever, hierna te noemen [slachtoffer]. De verdachte is geboren in 1997 en was ten tijde van de zitting gedetineerd. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 11 april 2025, waar de officier van justitie, mr. A.L. Rinsma, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S. de Korte, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de woning van de aangever ongevraagd is binnengegaan, wat leidde tot een confrontatie waarbij de verdachte de aangever heeft geslagen en geprobeerd heeft te verwurgen met een stroomdraad. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit van poging tot zware mishandeling, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de diefstal met geweld en de subsidiaire mishandeling. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een contactverbod met de aangever voor de duur van drie jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.287070.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] (Marokko),
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht, en de advocaat van benadeelde partij [slachtoffer] , mr. A. Derks, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting aangepast. De aangepaste tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1 primair
op 7 september 2024 in Bussum rond 04.00 uur ’s nachts een geldbedrag van [slachtoffer] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld;
Feit 1 subsidiair
op 7 september 2024 in Bussum rond 04.00 uur ’s nachts door geweld en/ of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag dat aan die [slachtoffer] toebehoorde;
Feit 2
op 7 september 2024 in Bussum [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en en/of een stroomdraad/kabel om de nek van [slachtoffer] heeft gelegd,
primairtenlastegelegd als poging zware mishandeling
subsidiairtenlastegelegd als mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde feit, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte deze kans had aanvaard.
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, gezien het alternatieve scenario van verdachte. Verdachte is enkel en alleen naar de woning van aangever teruggekeerd om zijn eigen spullen terug op te halen. Verdachte had namelijk op straat na de confrontatie met de groep jongens zijn dure ketting, horloge, telefoon en geld aan aangever gegeven. Er kan daarom ook niet gesproken worden van diefstal of wederrechtelijke bevoordeling. Ten aanzien van het toegepaste geweld merkt de raadsman op dat dit niet zonder meer bewijsbaar is. Er is sprake geweest van een worsteling, maar op de camerabeelden is niet te zien dat verdachte aangever slaat of stompt. Het gebruik van de stroomdraad/kabel volgt alleen uit de verklaring van aangever. Verdachte dient hiervan dan ook partieel te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daarnaast ook vrijspraak bepleit van het onder 2 primair tenlastegelegde, omdat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank kan – net als de officier van justitie en de raadsman – op basis van de inhoud van het dossier niet vaststellen dat verdachte bij zijn handelingen de opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. De handelingen van verdachte betreffen geen handelingen waardoor – naar algemene ervaringsregels – een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel ontstaat. Dat kan onder omstandigheden anders zijn, maar daarvan is niet gebleken.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 subsidiair [1]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 april 2025, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik in de nacht van 7 september 2024 in de woning van aangever was. Het klopt ook dat ik ben te zien op de camerabeelden die in het dossier zitten. Ik heb geweld gebruikt tegen aangever.
Een
proces-verbaal verhoor aangever, houdende de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Opmerking verbalisant: We gaan een aangifte opnemen van diefstal met geweld gepleegd in uw woning op de [adres] te [woonplaats] . De overval heeft plaatsgevonden in de nacht van 7 september 2024.
Aangever: verdachte en ik zijn naar mijn woning toe gegaan. Ik heb hem een drankje aangeboden en hem 20 euro gegeven. Op een gegeven moment wilde hij mij een ketting omdoen. Hij komt te dicht op me. Ik wilde die vent kwijt. Er is geen ruzie gemaakt. Ik was klaar met hem en liep naar buiten en hij liep als een schaapje mee. Ik ben met hem naar de [straat] gelopen. . Hij moet gewoon weg. Ik heb mijn achterdeur opengelaten zodat mijn kat naar binnen kon. Ik ben naar de bovenverdieping gegaan. Toen hoorde ik denk ik wat. Ik zag hem boven op de trap bij de tweede overloop. Ik wist eerst niet wie het was Er ontstond een worsteling. Voordat we vielen had ik denk ik door dat ik wist dat het om dezelfde persoon ging. We lagen beneden en ik was flink versuft door de smakker die ik heb gemaakt. En hij sloeg me heel erg. Ik heb toen gepleit om allerlei manieren, alles erbij gehaald. Alles geprobeerd om hem weg te krijgen. Ik heb hem gezegd dat hij moest opdonderen. Hij was echt op mij uit. En op mijn horloge dat is duidelijk. Ik lag op de grond er was een worsteling. Hij bleef maar vragen om mijn horloge. Ik hoorde hem zeggen Rolex, Rolex. Ik heb toen gezegd wil je geld wil je geld. Ik heb hem € 500,00 aangeboden om weg te gaan. Op de trap gericht heb ik ook een camera met een kabel. Daar lag een witte stroomdraad. Hij had dat draadje gepakt en hij sloeg de draadje/kabel om mijn nek. Ik kon mijn hand hiertussen doen zodat ik niet werd gewurgd. Omdat ik meer grip door hem kreeg door te kunnen draaien en daar schrok hij van en toen verliet hij mijn woning.
V: Maar hoe heeft hij u geslagen?
A: Boven op me gaan zitten en geslagen met zijn vuisten. Hij sloeg mij met gebalde vuisten op mijn hoofd en oogkassen.
V: U heeft hem ook aangeboden 500 euro te geven. Heeft u hem geld gegeven?
A: Nee, hij heeft het gepakt.
V: Hoe heeft hij het gepakt?
A: Ik denk in de worsteling dat hij de portemonnee uit mijn zak heeft weten te wurmen.
Een
proces-verbaal van bevindingen, houdende de beschrijving camerabeelden woning van aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [3]
Ik, bekeek de camerabeelden van de woning van het slachtoffer. Ik bekeek de camerabeelden van 7 september 2024 en hoorde op de camera “Eetkamer” dat het
slachtoffer binnenkwam met de verdachte. Dit was om 03.04.20 uur. In de gang op camera “Binnencamera” hoor ik om 03.30.20 uur het slachtoffer zeggen; “Nee niet
doen klaar, kom,” Ik hoor de verdachte zeggen; “twenty euro’s” en ik zie dat de verdachte een arm om het slachtoffer heen slaat en met zijn gezicht richting het gezicht van het slachtoffer gaat. Ik hoor het slachtoffer zeggen: “no no no, not like this, [verdachte] not like that no no no no no, really no, [verdachte] go!’’ Ik zie op de camera “voortuin" dat de verdachte en het slachtoffer buiten staan te praten en dat de
verdachte aan het roken is. Ik zie dat om 03.35.27 uur dat de verdachte en het slachtoffer samen de voortuin verlaten en dat het slachtoffer meeloopt tot het einde van de straat en naar rechts. Ik zie dat het slachtoffer alleen terug komt lopen en zijn woning in gaat om 03.42.58 uur. Ik zie dat de verlichting in de woning om 03.43.46 uur uitgaat. Om 03.45.00 uur komt de verdachte weer teruglopen naar de woning van het slachtoffer. Ik zie dat hij niet naar de voordeur loopt maar naar de oprit van de auto. Ik zie dat hij voor het huis langs loopt naar de rechter zijkant. Om 03.46.20 uur is te zien dat hij naar de linkerzijde van de woning loopt, vermoedelijk om te proberen of het hek aan deze zijde open is. Aangezien het hek aan de linkerzijde door het slachtoffer ook was afgesloten is het vermoeden dat de verdachte hier overheen is geklommen. De verdachte komt van de zijde van het linker hek van de woning. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte om 03.46.56 uur via de achterdeur de woning van het slachtoffer betreedt. Te zien is dat hij om 03.47.07 uur struikelend zijn schoenen uit doet en de eetkamer via de woonkamer verlaat. Op de camerabeelden van de “Binnencamera” is vervolgens te zien dat de verdachte de trap op loopt naar boven om 03.47.22 uur. Op deze camerabeelden is te zien dat het slachtoffer van bovenaf naar beneden komt en met zijn linkerarm in het gezicht van de verdachte duwt. Het slachtoffer valt voorover tegen de verdachte aan. Ik hoor het slachtoffer op de camerabeelden zeggen; “Wat kom je doen hier wat kom je doen joh?” Hij duwt de verdachte van zich af maar de verdachte komt terug en blijft tegen het slachtoffer aan duwen. Het slachtoffer zegt weer; “Wat kom je hier doen?" 03.47.54 uur zie ik op de camerabeelden dat het slachtoffer en de verdachte achterovervallen. Ik hoor hierbij harde klappen en glas gerinkel.
(…)
03.48.09
uur.
So: Wat kom je doen? He hou eens op stop stop stop stop (rest is niet te verstaan)
Ik hoor gerommel en gebonk.
03.48.25
uur
So: wil je geld?
Vd: ja
03.50.00
uur
So: wat wil je?
Vd: Rolex
03.57.59
uur.
Ik hoor op de camerabeelden een harde bonk en een emotioneel slachtoffer die blijft herhalen dat de verdachte gewoon naar huis moet gaan.
Een
proces-verbaal van bevindingen, houdende een aanvullende beschrijving camerabeelden woning aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
04.00.00
uur
Ik hoor op de camerabeelden gerommel en gebonk en zie vervolgens dat de verdachte naar achteren valt in het zicht van de camera.
04.00.08
uur
Ik zie vervolgens dat de verdachte op zijn knieën terug het beeld uit kruipt.
04.00.19
uur
Ik zie op de camerabeelden dat de verdachte ergens op gaat zitten. Ik zie dat hij met zijn knie ergens op leunt.
04.00.47
uur
Ik zie dat de verdachte opstaat
04.01.01
uur
Ik zie het bovenlichaam van het slachtoffer in het beeld vallen of schuiven. Ik zie dat hij op zijn buik ligt, ik zie dat hij daar blijft liggen. Ik hoor het volgende:
04.01.08
uur
So: je hebt mijn tanden gebroken, waarom in godsnaam.
Ik zie het slachtoffer om 04.03.35 uur in de eetkamer staan met gescheurde kleding en zichtbaar letsel op zijn hoofd.
Een
letselrapportage Forensische Geneeskundebetreffende aangever [slachtoffer] , opgemaakt door een forensisch arts, is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende beschreven: [5]
Gemelde toedracht:
Slachtoffer van een woningoverval. Zou met de aanvaller hebben gevochten en daarbij door een raam zijn gevallen. Betrokkene zou herhaaldelijk met een vuist op het hoofd zijn geslagen.
Beoordeling:
- Verspreid aan de behaarde hoofdhuid en het aangezicht (en plaatselijk aan de hals) zijn meerdere rode huidverkleuringen met onscherpe begrenzing alsook oppervlakkige huidbeschadigingen.
- Ter hoogte van de oogleden van beide ogen is bloeduitstorting (links meer dan rechts).
- Aan de boven- en onderlip zijn enkele oppervlakkige slijmvliesbeschadigingen en bloeduitstortingen.
Past het gemelde tijdsinterval bij het letsel: goed
Past de gemelde toedracht bij het letsel: mogelijk
Een
proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [6]
Wij zagen op de vloer, nabij de deuropening van de woonkamer naar de hal een laadsnoer. Wij zagen op het laadsnoer een bloedspoor.
Een
schriftelijke bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [7]
Object: geld (biljetten)
Aantal: 9
Totale hoeveelheid: € 410,00
Een
schriftelijke bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [8]
Omstandigheden: Door beslagene (rechtbank begrijpt: ex vriendin verdachte) werd een bebloed biljet van 50 euro aangetroffen in de badkamer van de [adres] te [woonplaats] . Vermoedelijk is deze door verdachte daar neergelegd/verloren. Het 50 euro biljet is vermoedelijk afkomstig uit de woning [adres] te [woonplaats] .
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverweging
Vaststelling van de feiten
De rechtbank gaat op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte en aangever komen in de nacht van 7 september aan in de woning van aangever. Na een halfuur wijst aangever verdachte de deur. Verdachte slaat een arm om aangever heen, maar aangever zegt dat verdachte moet gaan. Vervolgens loopt aangever met verdachte mee tot het einde van de straat. Aangever komt daarna alleen terug, gaat zijn woning in en doet beneden het licht uit. Verdachte komt enkele minuten later weer terug naar de woning van aangever waarbij hij niet naar voordeur gaat, maar aan beide kanten van het huis probeert om een hek te openen, wat niet lukt, waarna hij over een hek klimt. en Vervolgens betreedt hij via de achterdeur de woning van aangever. Als hij in de woning is loopt hij de trap op naar boven, waar hij en aangever elkaar treffen. Aangever is verrast dat aangever terug is, en er ontstaat een worsteling. Verdachte en aangever vallen samen van de trap. Hierna heeft verdachte geweld gebruikt tegen aangever. Verdachte heeft de woning verlaten met geld van aangever.
Bewijsoverweging feit 1 primair
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangever op hoofdlijnen consistent en duidelijk zijn. De verklaring van aangever wordt ook ondersteund door de gebezigde objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaring van aangever daarom betrouwbaar en gaat dan ook uit van deze verklaring. Daar komt bij dat zij het door verdachte geschetste alternatieve scenario gelet op de bewijsmiddelen ongeloofwaardig acht en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte verklaart dat hij in overleg met aangever de woning van aangever heeft verlaten om sigaretten te halen en vervolgens terugkwam om te chillen. Dat is echter strijdig met de camerabeelden, waaruit volgt dat aangever verdachte duidelijk en dwingend de deur had gewezen. Verder is uit de beelden op te maken dat aangever na het vertrek van verdachte geen bezoek meer verwachtte; aangever had immers de verlichting in de woning uitgedaan en is naar boven gegaan. Veelzeggend is verder dat aangever aan verdachte meerdere keren vraagt wat hij daar komt doen op het moment dat aangever en verdachte elkaar op de trap treffen. De rechtbank stelt dan ook vast dat het helemaal niet de bedoeling was dat verdachte zou terugkeren naar de woning.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij waardevolle spullen aan aangever in bewaring heeft gegeven na een confrontatie met jongens op straat. Dit was voordat hij de eerste keer bij aangever in de woning kwam. Verdachte had toen onder andere zijn ketting aan aangever gegeven en een Rolex horloge. De ketting zou hij van aangever hebben teruggekregen op het moment dat hij de eerste keer de woning verlaat. Op de camerabeelden is echter te zien dat verdachte zijn ketting om heeft op het moment dat hij voor het eerst de woning van aangever betreedt [9] . Ook dit aspect van het alternatieve scenario is dus ongeloofwaardig. Als laatste is door de raadsman aangevoerd dat op de beelden is te zien dat aangever, als hij bovenaan de trap staat, het (Rolex) horloge van verdachte met zwart horlogebandje in zijn hand heeft. Verdachte zou dit horloge terug willen van aangever en daarom ‘Rolex’ hebben geroepen. De rechtbank heeft tijdens de terechtzitting vastgesteld dat aangever iets zwarts in zijn hand heeft dat bungelt en dat het zwarte gedeelte niet tot aan de hand doorloopt, zoals te verwachten is als iemand een zwart horlogebandje vastheeft. In de voordeur van de woning is een sleutelbos aangetroffen met daaraan een soort zwarte sleutelhanger, waarop bloed zit [10] . De rechtbank acht het zeer aannemelijk dat aangever op het moment van de confrontatie deze sleutelbos in zijn handen had, en niet een horloge. Dat op de camerabeelden tevens te horen is dat verdachte zegt ‘jij hebt van mij gestolen’ doet niet aan het voorgaande af, omdat onduidelijk is in welke context verdachte dit heeft gezegd en nergens uit blijkt dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, eerder goederen aan aangever heeft gegeven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 7 september 2024 te Bussum omstreeks 4:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, meerdere bankbiljetten, die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- die [slachtoffer] meermalen, in het gezicht en tegen het hoofd, tegen het lichaam, te slaan en te stompen en
- een kabel om de nek van die [slachtoffer] te leggen en te houden;
Feit 2 subsidiair
op 7 september 2024 te Bussum, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen, in het gezicht en tegen het hoofd te slaan en te stompen en
- een kabel om de nek van die [slachtoffer] te leggen en te houden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

6.1
Het standpunt de verdediging
Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, indien de rechtbank tot bewezenverklaring komt, er sprake is geweest van noodweer. Verdachte en aangever hadden afgesproken dat verdachte weer zou terugkeren naar de woning. Verdachte komt zijn eigen spullen ophalen en wordt vervolgens door aangever aangevallen. Verdachte mocht zich hiertegen verdedigen. Aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit wordt eveneens voldaan. Verdachte dient dan ook van het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het noodweerverweer.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte ’s nachts ongevraagd de woning van aangever is binnengegaan en daarmee zelf de confrontatie met aangever heeft opgezocht. Verdachte wist immers dat aangever in de woning aanwezig was. Verdachte is aangever gaan zoeken en is de trap opgelopen. Op dat moment hoort aangever wat en komen ze elkaar bovenaan de trap tegen, waarna aangever verdachte een duw geeft. In plaats van dat verdachte zich aan de situatie onttrekt, geeft hij aangever een duw terug en blijft hij aangever duwen en de confrontatie opzoeken. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake geweest van een ogenblikkelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen. Het gegeven dat aangever als eerst heeft geduwd doet hier niets aan af, omdat het verdachte is geweest die ’s nacht ongevraagd de woning van aangever is binnengegaan en de confrontatie heeft opgezocht. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair en feit 2 subsidiair
De eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
en
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier (4) jaren, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft daarnaast de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht) gevorderd bestaande uit een contactverbod met betrekking tot [slachtoffer] voor de duur van drie jaren, waarbij per overtreding maximaal drie weken hechtenis kan worden opgelegd tot een maximum van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat wanneer de rechtbank niet meegaat in het alternatieve scenario, uit de geluidsfragmenten volgt dat verdachte in de veronderstelling was dat aangever zijn spullen had. Verdachte kwam dus niet naar de woning om een overval te plegen. Sterker nog, verdachte heeft aangever eerder die avond geholpen. Verdachte zal na zijn detentie terugkeren naar Spanje, een eventueel contactverbod zal verdachte dan ook niet raken. Mocht de rechtbank tot de conclusie komen dat de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven, dan verzoekt de raadsman de rechtbank om daarover bij vervroeging te beslissen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en een mishandeling gedurende de nachtelijke uren. Verdachte en het slachtoffer hadden na een drankje bij het slachtoffer thuis afscheid van elkaar genomen, waarna het slachtoffer naar boven ging. Verdachte is echter naar de woning teruggekeerd waarna op de trap een worsteling is ontstaan, waarbij verdachte en het slachtoffer van de trap zijn gevallen. Hierna is de worsteling in de woonkamer verder gegaan, waarbij verdachte het slachtoffer meerdere keren hard heeft geslagen en hem zelfs heeft geprobeerd te verwurgen met een stroomkabel. Op de geluidsfragmenten is goed te horen dat verdachte uit is op het geld en de Rolex van het slachtoffer. Op deze fragmenten is eveneens te horen hoe wanhopig het slachtoffer is en hij verdachte meerdere malen smeekt om zijn woning te verlaten.
De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij het slachtoffer in zijn eigen woning, waar hij zich veilig moet kunnen voelen, op hiervoor omschreven wijze heeft belaagd. Uit zijn handelen blijkt dat verdachte enkel zijn geldelijke en materiële gewin voor ogen heeft gehad en niet heeft stilgestaan bij het leed dat zijn handelen bij het slachtoffer zou kunnen veroorzaken.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 11 november 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 31 januari 2025, waaruit volgt dat de reclassering vanwege de ontkennende houding geen verbanden kan leggen tussen de verdenking, de persoon van de verdachte en zijn omstandigheden. Daardoor kan de reclassering geen adequate inschatting maken van de risico’s. Er is momenteel geen sprake van een delictpatroon, maar de justitiecontacten zijn zorgelijk. Verdachte had voor zijn aanhouding een huurwoning in Spanje en verbleef sinds 2019 regelmatig in Nederland vanwege het handelen in auto’s en ook voor zijn vriendin en zijn familie. Uit onderzoek komt naar voren dat verdachte momenteel onrechtmatig in Nederland is. Aan hem is het bevel gegeven om Nederland te verlaten. Mocht verdachte na zijn detentie niet zelfstandig Nederland verlaten, kan hij worden aangehouden en in vreemdelingenbewaring worden geplaatst. In dat geval kan hij gedwongen worden om Nederland te verlaten en moet hij zelfs terugkeren naar Marokko. Gelet op het bovenstaande ziet de reclassering momenteel geen mogelijkheden om reclasseringsinterventies in te zetten. Verdachte heeft in Nederland geen recht op sociale voorzieningen. Een reclasseringstoezicht is niet uitvoerbaar.
De op te leggen straf en maatregel
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen daarvan zijn zodanig dat er met geen andere straf kan worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Het signaal aan verdachte zal uit een oogpunt van normstelling moeten zijn dat dit soort feiten streng bestraft worden. De rechtbank kijkt hierbij naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank onderhavige zaak in het kader van de straftoemeting niet als een woningoverval maar als een insluiping met diefstal en mishandeling, waarbij sprake is van meerdere strafverzwarende omstandigheden. Verdachte is teruggekeerd naar de woning met de wetenschap dat het slachtoffer in de woning aanwezig was en daarmee de kans op een confrontatie groot was. Er heeft zich vervolgens ook daadwerkelijk een confrontatie voorgedaan waarbij door verdachte veel geweld is gebruikt. Verdachte heeft vervolgens de woning verlaten met een geldbedrag en heeft het slachtoffer gewond en radeloos achtergelaten.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte een contactverbod opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van strafrecht. De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van drie weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden en dat de maatregel voor de duur van drie jaar wordt opgelegd. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daarbij de rechtbank verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtkomt komt echter tot een bewezenverklaring, wat maakt dat verdachte nog een gevangenisstraf moet ondergaan die langer is dan de voorlopige hechtenis. Dit maakt dat de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijst. Met dit veroordelend vonnis wegen de strafvorderlijke belangen thans zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte bij opheffing van de voorlopige hechtenis. Een belangrijke factor hierbij is dat verdachte geen geldige verblijfsstatus meer heeft in Nederland.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.391,86. Dit bedrag bestaat uit € 2.391,86 materiële schade en € 5.000.00 immateriële schade, ten gevolge van de aam verdachte onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het weggenomen geldbedrag ad € 1.500,00 op het standpunt dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Uit het dossier volgt dat na de overval in totaal € 460,00 bij verdachte is aangetroffen. Dit bedrag kan aan benadeelde partij worden toegewezen. Deze schadepost dient voor het overige te worden afgewezen. De vordering is verder in zijn geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, vanwege de bepleite vrijspraak, primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de gevorderde immateriële schade aanzienlijk dient te worden gematigd. Ten aanzien de materiële schade merkt de raadsman op dat in de aangifte staat opgenomen dat aangever tussen de € 1.000,00 en € 1.500,00 bij zich had. Dit maakt dat deze schadepost niet tot € 1.500,00 kan worden toegewezen. Het raam is kapot gegaan door de val van de trap die is ontstaan door benadeelde partij zelf. Benadeelde partij dient dan ook ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk te worden verklaard. Benadeelde partij dient eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van tandartskosten, medicijnen en kleding nu geen sprake is van rechtstreekse schade dan wel is de schadepost onvoldoende onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vast staat dat benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde per schadepost beoordelen.
Weggenomen geldbedrag
Benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 1.500,00 wat gelijk staat aan het bedrag dat verdachte op 7 september 2024 uit de woning van benadeelde partij zou hebben meegenomen. De rechtbank stelt vast dat benadeelde partij met betrekking tot het weggenomen geldbedrag niet eenduidig heeft verklaard. Dat er daadwerkelijk een bedrag van € 1.500,00 is weggenomen is dan ook onvoldoende onderbouwd. Bij verdachte is in totaal een geldbedrag van € 460,00 aangetroffen. De rechtbank wijst dit bedrag dan ook toe en verklaart benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Reparatiekosten raam
De rechtbank stelt vast dat verdachte en benadeelde partij vanwege een worsteling van de trap zijn gevallen waardoor een raam is beschadigd. Deze schadepost van € 455,00 is voldoende onderbouwd en zal daarom ook worden toegewezen.
Tandartskosten
De in voldoende mate onderbouwde tandartskosten van € 122,49 zullen worden toegewezen.
Medicijnen
Door benadeelde partij zijn een drietal bonnen overgelegd. De bon van het Kruidvat is onleesbaar waardoor onvoldoende duidelijk is hoe het gevorderde bedrag van € 17,84 is opgebouwd en wat het rechtstreekse verband is met de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank wijst dit bedrag dan ook af. Er is een bon van de Etos waarbij een bedrag van € 73,52 wordt gevorderd. Op deze bon is te zien dat er een bedrag van in totaal € 18,98 wordt gevraagd voor maagzuurremmers en € 32,99 voor ‘Volt extra sterk’. Door benadeelde partij is niet toegelicht waarom deze medicijnen noodzakelijk waren. De rechtbank wijst de vergoeding van deze twee bedragen dan ook af, en wijst het resterende bedrag van deze bon (€ 21,55) toe. Tenslotte is er nog een bon van de Etos waarbij een bedrag van € 22,98 wordt gevorderd. De rechtbank stelt vast dat deze medicijnen een maand na het incident door benadeelde partij zijn gekocht. Door benadeelde partij is niet toegelicht waarom deze medicijnen toen nog noodzakelijk waren. Omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat sprake is van een rechtstreeks verband met de bewezen verklaarde feiten, wijst de rechtbank dit bedrag af.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 21,55 voor medicijnen toewijsbaar.
Kleding
Uit het dossier volgt dat er schade aan de kleding van benadeelde partij is ontstaan als gevolg van het bewezen verklaarde, maar het bedrag van € 200,00 is verder niet met stukken onderbouwd. De rechtbank schat deze schade op € 100,00 en wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande een bedrag van € 1.159,04 aan materiële schade toewijsbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van de onder 1 primair en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Het bestaan van immateriële schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Het gevorderde bedrag als vergoeding voor deze schade komt de rechtbank te hoog voor, gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. De rechtbank acht een vergoeding van € 2.500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 3.659,04 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 7 september 2024 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.659,04 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 7 september 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 46 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
  • beveelt dat verdachte:
 op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren op [1974] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 (drie) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de vervangende hechtenis
bedraagt ten hoogste 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Benadeelde partij (feit 1 primair en feit 2 subsidiair)
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van €3.659,04 , bestaande uit een vergoeding van € 1.159,04voor materiële schade en € 2.500,00 voor immateriële schade;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van materiële schade in verband met het weggenomen geldbedrag niet-ontvankelijk;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade af;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • € 3.659,04 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 46dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mrs. B.F. Hammerle en S.A.
Messerschmidt-Van Veen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2025.
Mr. Messerschmidt-Van Veen is buiten staan om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 7 september 2024 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, omstreeks 4:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een of meerdere bankbiljetten, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door: - die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of - een stroomdraad/kabel om de nek van die [slachtoffer] te leggen en/of te houden;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 september 2024 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, omstreeks 4:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door - die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of - een stroomdraad/kabel om de nek van die [slachtoffer] te leggen en/of te houden;

2.

hij op of omstreeks 7 september 2024 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of - een stroomdraad/kabel om de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 september 2024 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- een stroomdraad/kabel om de nek van die [slachtoffer] te leggen en/of te houden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 september 2024, genummerd MD1R024058 – 14DOVER24 - vlg dos, rdk dos, einddos - opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitaal doorgenummerd 1 tot en met 209. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 5 en 8.
3.Pagina’s 27 en 29 t/m 37.
4.Pagina’s 100 t/m 103.
5.Pagina’s 148 en 149.
6.Pagina’s 155 t/m 157.
7.Pagina 193.
8.Pagina 194.
9.Pagina 19.
10.Pagina 152.