ECLI:NL:RBMNE:2025:2030

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
C/16/590243 / JE RK 25-408 en C/16/590244 / JE RK 25-409
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en toewijzing machtiging tot uithuisplaatsing voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en een machtiging tot uithuisplaatsing voor een minderjarige. De kinderrechter heeft het verzoek voor de voorwaardelijke machtiging afgewezen, omdat de minderjarige niet langer instemde met de voorwaarden die in het trajectplan waren opgenomen. De minderjarige, die in een gesloten instelling verbleef, gaf aan dat hij daar wilde blijven en niet klaar was voor de overstap naar een open setting. De kinderrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, de voorwaarden voor de voorwaardelijke machtiging niet nageleefd konden worden.

Desondanks heeft de kinderrechter wel de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, omdat er op dat moment geen alternatief voorhanden was. De GI had verzocht om een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing in een open setting, en de kinderrechter oordeelde dat dit noodzakelijk was in het belang van de minderjarige. De machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 30 april 2025. De kinderrechter heeft de beschikking op 28 maart 2025 in het openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 4 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/590243 / JE RK 25-408 en C/16/590244 / JE RK 25-409
Datum uitspraak: 28 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, hierna: de GI,
gevestigd in Utrecht,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] ,
advocaat mr. A.M.R. van Ginneken.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder], hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B. van Elst,
[vader], hierna: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B. van Elst.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI van 14 maart 2025 om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp (met bijlagen);
  • het verzoekschrift van de GI van 14 maart 2025 om een machtiging tot uithuisplaatsing (met bijlagen);
  • het bericht van de GI van 25 maart 2025 met als bijlage de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper;
  • het e-mailbericht van de ouders van 24 maart 2025.
1.2.
De verzoeken zijn tegelijk behandeld. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] met zijn advocaat;
  • de advocaat van de ouders;
- [A] namens de GI.
De vader en de moeder zijn zelf niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft aan het einde van de zitting mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Tot augustus 2024 woonde [minderjarige] bij zijn ouders. Vanaf augustus 2024 verbleef [minderjarige] (in het vrijwillige kader) bij [instelling] in Veenendaal. Sinds 30 januari 2025 verblijft [minderjarige] met een machtiging in de gesloten instelling van [instelling] in Zetten.
2.3.
[minderjarige] is in de beschikking van 30 januari 2025 voorlopige onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, tot 30 april 2025.
In die beschikking heeft de kinderrechter ook een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Deze machtiging loopt nog tot 1 april 2025.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt een voorwaardelijke machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
Verder verzoekt de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De ouders zijn het eens met het verzoek van de GI. Ze willen dat er een veilig, duidelijk en zorgvuldig begeleidingsplan komt. Daarvoor vragen zij om een concreet plan voor onderwijsbegeleiding in samenwerking met school, wekelijkse evaluaties met betrokken hulpverleners en structureel contact en betrokkenheid van ouders bij de behandelafspraken en -voortgang.
4.2.
[minderjarige] is het niet eens met de verzoeken van de GI. Hij wil bij [instelling] in Zetten blijven wonen. Hij vindt dat hij nog niet klaar is voor de volgende stap en wordt angstig van het idee dat hij weer naar Veenendaal moet. Hij zal dan meteen weer verdovende middelen gaan gebruiken om zijn angsten te dempen.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter wijst het verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp af. Het verzoek om een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling wijst de kinderrechter wel toe. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij zo beslist.
5.2.
Uit het verzoekschrift blijkt dat het in de afgelopen weken erg goed ging met [minderjarige] in Zetten. Er zijn plannen gemaakt met [minderjarige] en zijn ouders om zijn terugkeer naar de open setting van [instelling] Veenendaal op korte termijn te realiseren en voor de langere termijn te kunnen waarborgen. [minderjarige] heeft vanaf het begin van zijn verblijf in de gesloten setting aangegeven dat hij zo snel mogelijk weer terug wilde keren naar de open setting. Op de zitting is echter duidelijk geworden dat er de laatste paar dagen voor de zitting weer incidenten zijn geweest. Dit komt door de angst van [minderjarige] om terug te keren naar de open setting. Het is onduidelijk waar deze angst bij [minderjarige] vandaan komt. [minderjarige] geeft nu zelf aan dat hij in Veenendaal niet goed geholpen wordt. [minderjarige] probeert met zijn handelen nu te voorkomen dat hij weer naar Veenendaal moet. Zo weigert hij de laatste dagen om zijn medicijnen te nemen en hij dreigt om in Veenendaal weer contact op te nemen met zijn dealer, in de hoop dat hij daarna weer naar de gesloten setting in Zetten kan gaan. Tijdens de zitting heeft de GI contact opgenomen met de instelling waar [minderjarige] nu verblijft om dit te bespreken. Het advies was om de plaatsing naar de open setting wel door te zetten. Gevreesd wordt dat dit een manier van [minderjarige] is om zijn zin te krijgen. Als [minderjarige] nu in Zetten blijft, wordt hij bevestigd in zijn angst. Dat zal op de lange termijn negatieve gevolgen voor hem hebben. De GI maakt zich wel zorgen over de vraag of de overplaatsing naar Veenendaal tot forse escalaties gaat leiden.
De voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
5.3.
De kinderrechter kan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verlenen als hij van oordeel is dat deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. [1] Bovendien moet de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Ook moet beoordeeld worden of er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen. De minderjarige moet instemmen met de in het trajectplan opgenomen voorwaarden of redelijkerwijs moet aan te nemen zijn dat de voorwaarden zullen worden nageleefd. [2]
5.4.
Op de zitting is gebleken dat [minderjarige] niet langer instemt met de in het trajectplan opgenomen voorwaarden. Hij geeft aan dat hij nog niet klaar is voor de overstap van de gesloten naar de open setting. Nu [minderjarige] niet langer instemt met de voorwaarden, kan de kinderrechter geen voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verlenen. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken waaruit de kinderrechter kan afleiden dat de voorwaarden zullen worden nageleefd. Dat betekent dat de kinderrechter dat verzoek zal afwijzen.
De machtiging tot uithuisplaatsing
5.5.
De kinderrechter is, ondanks de zorgen die er nu zijn over [minderjarige] , wel van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder noodzakelijk is in zijn belang. [3] Op dit moment ligt er geen alternatief voor. De GI heeft enkel verzocht om een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing in een open setting. Op 1 april 2025 loopt de huidige machtiging gesloten jeugdhulp af. [minderjarige] heeft een plek nodig om te verblijven en dat maakt dat de kinderrechter genoodzaakt is om het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing in een open setting toe te wijzen. In de komende maand zal beoordeeld moeten worden hoe het verblijf van [minderjarige] in Veenendaal verloopt en of hij daar kan blijven wonen.
5.6.
Omdat de voorlopige ondertoezichtstelling tot 30 april 2025 loopt, verleent de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing tot 30 april 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 28 maart 2025 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 30 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 4 april 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
0!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
SC

Voetnoten

1.Artikel 6.1.4 lid 2 van de Jeugdwet.
2.Artikel 6.1.4 lid 7 van de Jeugdwet.
3.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.