ECLI:NL:RBMNE:2025:2066

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/16/589081/HA ZA 25-103
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis betreffende kennelijk onbehoorlijk bestuur en bestuursverbod ex artikel 106a Fw

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een verstekvonnis uitgesproken in de zaak van MR. MAARTEN JOCHEM ROGIER JANSEN, curator in het faillissement van de besloten vennootschap [onderneming] B.V., tegen [gedaagde]. Gedaagde is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering. De rechtbank heeft daarom de stellingen van eiser als juist aangenomen en het gevorderde toegewezen. De rechtbank legt gedaagde een bestuursverbod op voor de duur van vijf jaar, met uitzondering van zijn rol als bewindvoerder en mentor van [A]. Dit bestuursverbod is gebaseerd op artikel 106a van de Faillissementswet. De griffier wordt opgedragen om het vonnis met spoed aan de Kamer van Koophandel te sturen voor inschrijving. Gedaagde wordt tevens veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.243,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Indien gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet, komen er extra kosten bij voor betekening.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/589081 / HA ZA 25-103
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
MR. MAARTEN JOCHEM ROGIER JANSEN,
kantoorhoudende te Utrecht, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[onderneming] B.V., welke vennootschap statutair is gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.D. van Dalen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 11 februari 2025 inclusief 3 producties;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd tegen
de vordering en hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd. Daarom wordt uitgegaan van
de juistheid van de stellingen van eiser. In dat licht komt het gevorderde de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met inachtneming van
het volgende.
2.2.
In het mitsdien wordt aan de griffier verzocht om het vonnis met bekwame
spoed aan de Kamer van Koophandel te sturen zodra het vonnis onherroepelijk is geworden.
De griffier kan echter niet vaststellen of en wanneer het vonnis onherroepelijk is, omdat sprake is van een verstekvonnis. Om die reden zal het vonnis direct na de datum van uitspraak worden verstuurd naar de Kamer van Koophandel.
2.3.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 120,21
- griffierecht 331,00
- salaris advocaat 614,00 (1,0 punt × tarief € 614,00)
- nakosten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.243,21

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
legt aan de heer [gedaagde] (gedaagde), geboren op [1964] te [geboorteplaats] en wonende te [woonplaats] aan de [adres] ,
een bestuursverbod als bedoeld in artikel 106a ev. van de Faillissementswet op voor de duur van vijf jaren vanaf de datum dat dit vonnis ter zake in kracht van gewijsde is gegaan,
 met de bepaling dat dit bestuursverbod expliciet niet ziet op de rol die de heer [gedaagde] (gedaagde) heeft als bewindvoerder en mentor van [A] , geboren op [2001] ,
 met de bepaling dat de griffier van deze rechtbank wordt opgedragen om dit vonnis, met bekwame spoed (direct na de datum van uitspraak) aan de Kamer van Koophandel te sturen, zodat tot inschrijving van de heer [gedaagde] uit het Handelsregister en tot registratie van het opgelegde bestuursverbod kan worden overgegaan,
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.243,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
Als gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025. [1]

Voetnoten

1.type: EH