ECLI:NL:RBMNE:2025:2067

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
24/1154
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens gerede twijfel over identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie. Eiser, die stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn, heeft op 1 februari 2021 een naturalisatieverzoek ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 17 februari 2022 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft aangetekend. De staatssecretaris handhaafde de afwijzing in een nieuw besluit op 18 augustus 2022. Eiser ging hiertegen in beroep. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 20 februari 2023 de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om gebreken in de procedure te herstellen, maar dit is niet gebeurd. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 13 juni 2023 de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, wat resulteerde in een nieuwe afwijzing op 7 september 2023.

Tijdens de zitting op 9 januari 2025 werd het onderzoek aangehouden omdat eiser aanvullende documenten moest overleggen. Eiser heeft op 29 januari 2025 een kopie van zijn geboorteakte ingediend, maar de staatssecretaris bleef twijfelen aan de identiteit en nationaliteit van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht twijfels heeft over de identiteit van eiser, onderbouwd door een taalanalyse die concludeert dat eiser niet herleidbaar is tot de Sierra Leoonse spraakgemeenschap. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het naturalisatieverzoek terecht heeft afgewezen, omdat eiser de gerede twijfel over zijn identiteit en nationaliteit niet heeft kunnen wegnemen met de overgelegde documenten. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1154

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. S. Kuster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie van 1 februari 2021.
2. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 17 februari 2022 afgewezen. Hiertegen is eiser in bezwaar gegaan. Met het bestreden besluit van 18 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Hiertegen is eiser in beroep gegaan.
3. Op 20 februari 2023 heeft de rechtbank in die zaak een tussenuitspraak gedaan. Hierin heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde termijn de geconstateerde gebreken te herstellen. De rechtbank heeft toen geen herstelpoging, noch een verzoek om verlenging van de gestelde termijn van de staatssecretaris ontvangen.
4. De rechtbank heeft daarom in haar einduitspraak van 13 juni 2023 de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen en daarmee het zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek te herstellen. [1]
5. Op 13 april 2023 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden met eiser en zijn gemachtigde. Mede op basis hiervan heeft de staatssecretaris een nieuw besluit genomen. Met het nieuwe bestreden besluit van 7 september 2023 is de staatssecretaris bij de afwijzing van het naturalisatieverzoek gebleven. Eiser is hiertegen in beroep gegaan.
6. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2025. Daarbij waren eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden omdat het onderzoek niet compleet was. Hierbij is eiser in de gelegenheid gesteld navraag te doen bij de gemeente over zijn geboorteakte en deze te overleggen aan de rechtbank en de minister.
8. Eiser heeft op 29 januari 2025 een kopie van de geboorteakte aangeleverd. Daarop heeft de staatssecretaris een reactie gegeven.
9. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voortgezet op de zitting van 31 maart 2025. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Voorafgaand aan de zitting heeft eiser nogmaals een (afschrift van een) geboorteakte in de procedure gebracht.

Achtergrond

10. Eiser stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn. Op 30 oktober 2002 is aan hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Later heeft hij gevraagd om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Omdat er twijfel bestond over de nationaliteit van eiser, heeft er op 24 april 2006 een taalanalyse plaatsgevonden door het Bureau Land en Taal (BLT). Het rapport van deze taalanalyse concludeert dat eiser eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone, maar wel tot de spraakgemeenschap binnen Guinee. Gelet hierop bestond bij verweerder twijfel over de identiteit en nationaliteit van eiser en daarom is aan hem geen verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verleend. Eiser heeft echter wel op 15 juni 2007 een verblijfsvergunning gekregen in het kader van de Regeling Afdoening Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (RANOV). Hij heeft toen een verklaring van de Sierra Leoonse ambassade overgelegd waarin wordt gesteld dat hij over de Sierra Leoonse nationaliteit beschikt.

Beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het naturalisatieverzoek van eiser terecht heeft afgewezen en of het zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek is hersteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
12. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 7 september 2023 het zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek hersteld. Verder mocht de staatssecretaris zich op het standpunt stellen dat er geen sprake is van een deugdelijk identificatieproces waardoor de echt bevonden documenten de twijfel omtrent de identiteit en nationaliteit niet hebben weggenomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Gerede twijfel op grond van de taalanalyse?
13. Eiser voert aan dat de staatssecretaris voorbij gaat aan het feit dat een taalanalyse helemaal niets zegt over zijn nationaliteit. Volgens eiser zou de staatssecretaris niet kunnen twijfelen over zijn identiteit en nationaliteit en blijft de staatssecretaris onterecht vasthouden aan de oude taalanalyse.
14. De rechtbank stelt vast dat bij het indienen van een naturalisatieverzoek de verzoeker zelf, voor zover mogelijk, gegevens moet verstrekken over zijn identiteit en nationaliteit. In beginsel dient de verzoeker een geldig buitenlands reisdocument en een gelegaliseerde geboorteakte te verstrekken. [2] Aangezien eiser een RANOV-vergunning heeft, is hij vrijgesteld van dit vereiste. [3] Dat doet echter niets af aan het feit dat eiser wel moet voldoen aan de overige vereisten voor naturalisatie. Hierom kan ook in het geval van eiser gerede twijfel over zijn identiteit en nationaliteit leiden tot afwijzing van een verzoek om naturalisatie. [4] Het verlenen van het Nederlanderschap is namelijk een zaak van groot gewicht wat betekent dat de identiteit en nationaliteit van eiser buiten twijfel moeten zijn. [5]
14.1.
De rechtbank stelt verder vast dat de staatssecretaris de gerede twijfel baseert op het rapport taalanalyse van 8 mei 2006, opgesteld door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (BLT, thans TOELT). In dit rapport komt BLT tot de conclusie dat eiser eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone, maar wel tot de spraakgemeenschap binnen Guinee. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat een dergelijk advies als deskundigenadvies aangemerkt kan worden. De staatssecretaris mag afgaan op dit advies indien dit op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [6] Dit heeft de staatssecretaris gedaan. Eiser heeft het advies niet gemotiveerd weersproken en hij heeft bijvoorbeeld geen contra-expertise overgelegd. De rechtbank volgt eiser verder niet in de stelling dat een taalanalyse niets zegt over zijn nationaliteit. In de taalanalyse staat namelijk dat eiser Pular spreekt met een tongval die hem eenduidig buiten Sierra Leone plaatst en dat hij geen Krio spreekt, de voertaal van Sierra Leone. Dit is opvallend voor iemand die stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben en er jarenlang heeft gewoond, waardoor de staatssecretaris aan de identiteit en nationaliteit van eiser heeft mogen twijfelen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de staatssecretaris op basis van de taalanalyse heeft mogen aannemen dat er sprake is van gerede twijfel aan eisers nationaliteit en identiteit.
Wordt de gerede twijfel weggenomen met de overgelegde documenten?
15. Eiser voert aan dat, in het geval de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van gerede twijfel over zijn identiteit en nationaliteit, hij deze weggenomen heeft met de overgelegde documenten. De staatssecretaris heeft volgens hem, onvoldoende gemotiveerd waarom de authentiek bevonden paspoorten en geboorteakte, de gerede twijfel omtrent de identiteit en nationaliteit niet weg hebben genomen. Volgens eiser gaat verweerder voorbij aan de jurisprudentie omtrent de bewijskracht van een authentiek bevonden paspoort en blijft hij onterecht vasthouden aan de oude taalanalyse. Dat er sprake zou zijn van een ondeugdelijk identificatieproces klopt ook niet, volgens eiser. Hij heeft namelijk het identificatieproces zoals beschreven op pagina 35 en 36 van het algemeen ambtsbericht Sierra Leone 2011 gevolgd. Hierbij heeft eiser zelf zijn aanvraagformulier ingevuld en op basis daarvan heeft de ambassade de identiteitsgegevens gecontroleerd. Dit heeft geresulteerd in de afgifte van alle authentiek bevonden documenten, waaronder twee paspoorten. Deze documenten zijn verstrekt aan de staatssecretaris en nemen de twijfel weg.
16. De rechtbank overweegt dat het feit dat Bureau Documenten het paspoort en de geboorteakte authentiek heeft bevonden, nog niet zegt dat de documenten inhoudelijk juist zijn. Dit wordt ook bevestigd in het rapport van Bureau Documenten. Eiser stelt terecht dat er in het internationale rechtsverkeer een belangrijke bewijsfunctie wordt toegekend aan paspoorten. In beginsel dient de staatssecretaris dan ook van de juistheid van de gegevens, in een door een bevoegde autoriteit afgegeven paspoort, uit te gaan. Dat neemt echter niet weg dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de juistheid van de gegevens van het paspoort mag betrekken of er een deugdelijk identificatieproces aan de afgifte van het paspoort voorafgegaan is. Niet elke tekortkoming in het afgifteproces, volstaat om in het geval van een echt bevonden paspoort te concluderen dat er geen sprake is van een deugdelijk identificatieproces voorafgaand aan de afgifte van een paspoort. De staatssecretaris dient een concrete onderbouwing te geven, indien hij stelt dat er geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. [7]
16.1.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris dit gedaan en als volgt onderbouwd. Uit het vreemdelingrechtelijke dossier van eiser blijkt dat de geboorteakte die hij heeft ingediend bij zijn aanvraag van een latere datum is dan zijn eerste paspoort. Volgens eiser kan de ambassade niet inzien wanneer zijn geboorte voor het eerst geregistreerd is en kan men niet terugvinden op basis van welk document het eerste paspoort is afgegeven. Bovendien is het opmerkelijk dat de naam van eiser op het paspoort van 2012 anders gespeld is dan de naam die op de geboorteakte uit 2014 staat. De ambassade hanteert daarnaast dezelfde geboortedatum als de door de IND aan eiser toegekende geboortedatum. Namelijk 1 juli 1985.
17. Eiser heeft ter zitting gesteld dat zijn eerste paspoort uit 2012 wel is gebaseerd op een geboorteakte van voor die tijd. Op grond daarvan is hij ook in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) ingeschreven. Daartoe in staat gesteld heeft hij een – kopie van een – geboorteakte overgelegd, gedateerd december 2012. Verweerder stelt hierover dat deze geboorteakte ook dateert van na de datum van afgifte van het eerste paspoort. Daardoor kan dit document niet ten grondslag hebben gelegen aan eisers eerste paspoort. Vervolgens heeft eiser gesteld dat verweerder gelijk heeft en dat dit niet de geboorteakte is die aan de afgifte van het eerste paspoort ten grondslag heeft gelegen. Eiser geeft aan dat er nog een oudere geboorteakte moet zijn die wel aan de afgifte van het eerste paspoort ten grondslag heeft gelegen. Hij heeft de ambassade om een kopie van deze geboorteakte gevraagd. Uiteindelijk heeft de ambassade het exemplaar opgevraagd bij de autoriteiten in Freetown, die het vervolgens hebben opgestuurd. Op de dag van de zitting – van 31 maart 2025 – heeft eiser deze akte, gedateerd 2 januari 2012, overgelegd.
17.1.
De staatssecretaris heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat het niet nodig is om deze laatste geboorteakte door Bureau Documenten te laten onderzoeken. Dit document kan namelijk ook niet aan het eerste paspoort ten grondslag hebben gelegen. De schrijfwijze van de naam van eiser komt namelijk niet overeen en de geboortedatum op deze geboorteakte is gelijk aan de datum die de IND heeft gegeven. Het gaat hier dus niet louter om een administratieve fout maar een samenspel van indicaties.
17.2.
Eiser stelt dat de IND ten onrechte te veel gewicht toekent aan het eerste paspoort. Volgens eiser zijn de latere paspoorten geen verlenging van dit paspoort, maar nieuwe paspoorten waarvoor hij de juiste – in het algemeen ambtsbericht omschreven – procedure heeft gevolgd. Dit staat niet ter discussie en zou volgens eiser doorslaggevend moeten zijn.
18. De rechtbank is van oordeel dat eiser de gerede twijfel niet weg heeft genomen met de overgelegde documenten en overweegt daartoe als volgt. In het internationale rechtsverkeer wordt er inderdaad een grote bewijswaarde toegekend aan paspoorten. Zoals eerder overwogen mag de staatssecretaris wel het voorafgaande identificatieproces in twijfel trekken, mits dit goed is gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd waarom het identificatieproces in twijfel wordt getrokken. Het gaat daarbij ook niet louter om een administratieve fout, maar om meerdere aspecten, die in onderlinge samenhang dermate veel vragen oproepen dat ze de twijfel niet wegnemen. De schrijfwijzen van de naam van eiser in de geboorteakte en het eerste paspoort komen namelijk niet overeen. Dit zou een administratieve misser kunnen zijn, maar het overnemen van de door de IND toegekende geboortedatum is dat niet. Daarnaast heeft eiser zelf gesteld dat de ambassade niet weet wanneer zijn geboorte voor het eerst is geregistreerd en niet kan terugvinden op basis van welk document het eerste paspoort is afgegeven. Dat dit nu wel zou kunnen, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt enkel met zijn verklaring dat hij nu naar Brussel is geweest. De rechtbank is van oordeel dat , mede gezien eisers eerdere verklaring, de staatssecretaris terecht geen doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan de laatste akte. Verder mocht de staatssecretaris wel de totstandkoming van het eerste paspoort van doorslaggevend belang achten. Ook al zijn de laatste paspoorten wellicht geen verlenging van het eerste, aannemelijk is dat de autoriteiten een dergelijk document als mede als belangrijke bron beschouwen voor de latere documenten. Gelet op het voorgaande stelt de staatssecretaris zich, naar het oordeel van de rechtbank, terecht op het standpunt dat er geen sprake is van een deugdelijk identificatieproces en is het naturalisatieverzoek op goede gronden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser de gerede twijfel over zijn identiteit en nationaliteit niet weg heeft kunnen nemen. De staatssecretaris heeft het naturalisatieverzoek terecht afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Artikel 31, eerste lid, onder e, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap en paragraaf 3.5.1 en 3.5.6 van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding).
3.Paragraaf 3.5.6 van de Handleiding.
4.Paragraaf 3.5.1 van de Handleiding.
5.Zie bijvoorbeeld rechtsoverweging 2.2.3 van de uitspraak van 5 oktober 2011 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2011:BT6673.
6.Zie bijvoorbeeld rechtsoverweging 4.1 van de uitspraak van 29 november 2023 van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2023:4302.
7.Zie rechtsoverwegingen 5.5 en 5.6 van de uitspraak van 29 november 2023 van de Afdeling, ECLI NL:RVS:2023:4302.