ECLI:NL:RBMNE:2025:2069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
16/083248-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bankhelpdeskfraude, online handelsfraude en andere strafbare feiten

Op 30 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij verschillende vormen van fraude, waaronder bankhelpdeskfraude en online handelsfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in georganiseerd verband heeft gehandeld, waarbij hij samen met anderen slachtoffers heeft opgelicht voor aanzienlijke bedragen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor immateriële schade heeft vastgesteld op €350 per slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en heeft de rol van de verdachte in de criminele organisatie als zwaarwegend beschouwd. De rechtbank heeft ook beslag gelegd op verschillende in beslag genomen goederen en heeft de teruggave van bepaalde voorwerpen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/083248-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 27 februari 2024 tot en met 13 maart 2024 in Almere en/of Amsterdam servers en/of phishing sites (panels) en/of programma's/software voorhanden heeft gehad met de bedoeling om daarmee computervredebreuk te plegen;
feit 2
in de periode van 25 juli 2022 tot en met 13 maart 2024 in Almere en/of Amsterdam voorwerpen en/of gegevens voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van oplichting en/of diefstal met valse sleutel;
feit 3 primair
in de periode van 12 september 2023 tot en met 12 oktober 2023 in Almere en/of Amsterdam, samen met anderen, 19 slachtoffers heeft opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude;
feit 3 subsidiair
in de periode van 12 september 2023 tot en met 12 oktober 2023 in Almere en/of Amsterdam medeplichtig is geweest aan oplichting van 19 slachtoffers door een smartphone zodanig in te richten dat daarmee bankhelpdeskfraude kan worden gepleegd en die smartphone en leadlijsten te verstrekken aan [medeverdachte 1] ;
feit 4 primair
in de periode van 12 september 2023 tot en met 6 oktober 2023 in Almere en/of Amsterdam, samen met anderen, geldbedragen van 13 slachtoffers heeft gestolen door onbevoegd met hun bankpassen te pinnen of met onbevoegd verkregen (inlog)gegevens geldbedragen over te boeken;
feit 4 subsidiair
in de periode van 12 september 2023 tot en met 6 oktober 2023 in Almere en/of Amsterdam medeplichtig is geweest aan diefstal met valse sleutel van 13 slachtoffers, door een smartphone zodanig in te richten dat daarmee bankhelpdeskfraude kan worden gepleegd en die smartphone en leadlijsten te verstrekken aan [medeverdachte 1] ;
feit 5
op 13 maart 2024 in Almere 2 Cobra’s 8 voorhanden heeft gehad;
feit 6
in de periode van 12 september 2023 tot en met 13 maart 2024 in Almere en/of Amsterdam heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude;
feit 7
in de periode van 3 januari 2024 tot en met 24 februari 2024 in Almere en/of Amsterdam, samen met anderen, een gewoonte heeft gemaakt om mensen via het internet op te lichten door 4 slachtoffers te laten betalen voor fatbikes die niet geleverd werden;
feit 8
op 2 augustus 2023 in Boskoop, samen met anderen, een geldbedrag van [slachtoffer 1] heeft gestolen door onbevoegd met haar bankpas te pinnen;
feit 9
in de periode van 23 februari 2024 tot en met 27 februari 2024 in Almere en/of Amsterdam en/of Zele (België), samen met anderen, [slachtoffer 2] heeft opgelicht;
feit 10
op 13 maart 2024 in Almere een vals rijbewijs voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 3 primair, 4 primair, 6, 7 en 9 tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit van het onder 7 ten laste gelegde onderdeel “beroep of gewoonte heeft gemaakt”.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging feiten 1, 2, 5 en 8
Verdachte heeft de feiten 1, 2, 5 en 8 bekend. De rechtbank acht deze feiten daarom, en gezien de overige bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverwegingen feit 3 primair en feit 4 primair
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte bij het onder 3 en 4 tenlastegelegde groter is dan die van een medeplichtige. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de telefoon waarmee geschikte slachtoffers konden worden gevonden en waarmee die slachtoffers werden gebeld heeft ingericht en overhandigd aan de medeverdachte die vervolgens daarmee met de slachtoffers belde. Verdachte nam met de beller en anderen deel aan een chatgroep waarin hij instructies stuurde aan de andere deelnemers. Ook heeft verdachte verklaard dat hij is begonnen als haler van de pinpassen bij de slachtoffers, dat hij geld heeft opgenomen met gestolen pinpassen, dat hij mensen moest zoeken die identiteitskaarten konden leveren, dat hij lijsten met potentiële slachtoffers moest filteren en ordenen en dat hij hiervoor betaald kreeg. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijk uitvoering. Bovendien volgt uit chatgesprekken dat verdachte een aansturende en coördinerende rol had en zijn er belscripts aangetroffen op een van zijn telefoons. De rechtbank acht het onder 3 primair en 4 primair wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 6
Onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Het duurzame en gestructureerde karakter kan blijken uit de onderlinge verdeling van de werkzaamheden of de onderlinge afstemming van de activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte en zijn mededaders zich gedurende een periode van een maand schuldig hebben gemaakt aan bankhelpdeskfraude met 19 slachtoffers. Hierbij werd telkens een slachtoffer door een van de daders gebeld en overgehaald om haar pincode door te geven en haar pinpas en andere waardevolle spullen aan een mededader af te geven. Vervolgens werden door een van de daders met die pinpas geldbedragen gepind of aankopen gedaan. Potentiële slachtoffers werden geselecteerd uit Excellijsten met persoonsgegevens (zogenaamde leadlijsten) die door verdachte aan de mededaders werden verstrekt. Via groepschats werden de dagelijks werkzaamheden afgestemd. Er is dus intensief met elkaar samengewerkt in een relatief korte periode.
De rechtbank is van oordeel dat inherent aan bankhelpdeskfraude op deze schaal is dat het in georganiseerd verband plaatsvindt. Bovendien geven de onderlinge verdeling van de werkzaamheden en de onderlinge afstemming van de activiteiten van de deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel van de organisatie blijk van een samenwerkingsverband met een duurzaam en gestructureerd karakter. Verdachte heeft hierbij verschillende rollen vervuld.
De rechtbank acht het onder 6 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Uit de inhoud van de stukken in het dossier is niet komen vast te staan dat verdachte het onder 7 en 9 tenlastegelegde met dezelfde mededaders heeft gepleegd als het onder 3 en 4 tenlastegelegde. Evenmin is komen vast te staan dat er bij verdachte en zijn mededaders bij het plegen van het onder 7 en 9 tenlastegelegde sprake is geweest van een zekere duurzaamheid en structuur. De rechtbank zal de pleegperiode dan ook beperken tot de periode van 12 september 2023 tot en met 12 oktober 2023.
Bewijsoverweging feit 7
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er op een viertal momenten een fatbike is besteld via de websites [website] .com en [website] .com, een betaling is overgemaakt naar een bankrekeningnummer en dat de fatbikes niet zijn geleverd. Verdachte was hierbij betrokken doordat hij uittreksels van de KVK heeft gekocht en doorgestuurd naar een medeverdachte. Hij verstrekte die medeverdachte ook de benodigde gegevens om een uittreksel te vervalsen en dat vervalste uittreksel is ook in de telefoon van verdachte aangetroffen. Ook heeft verdachte een foto van een ID-kaart van een ander doorgestuurd en heeft hij met de gegevens van die ID kaart bankrekeningen aangemaakt en (de gegevens daarvan) doorgestuurd. De slachtoffers hebben betaald op bankrekeningen die te herleiden zijn naar verdachte. Verdachte heeft ook verklaard dat hij hiervoor geld heeft ontvangen. Verder is het op de website vermelde e-mailadres (inclusief mails van de slachtoffers waarin ze vragen om levering van de fietsen) en correspondentie over (het aanmaken van) de website op een van de telefoons van verdachte aangetroffen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank is ook van oordeel dat verdachte zich beroepsmatig en in de zin van het maken van een gewoonte schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude en overweegt daartoe dat er sprake is van het meermalen verrichten van soortgelijke feiten die elkaar niet slechts toevallig opvolgden en die onderling met elkaar in verband staan. Daar komt bij dat de websites waarmee de online handelsfraude is gepleegd professioneel waren ingericht en onder meer voorzien waren van een vals KVK-nummer en een vals bankrekeningnummer. Die websites waren naar hun aard niet bedoeld voor een enkele oplichting, maar juist voor een grootschalige, bedrijfsmatige operatie.
De rechtbank acht het onder 7 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 9
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte bij het onder 9 tenlastegelegde groter is dan die van medeplichtige. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in zijn telefoon afbeeldingen van de persoonlijke bankomgeving van het slachtoffer had staan van de periode waarin deze is opgelicht. Verdachte heeft verklaard dat hij moest inloggen op de bankrekening van het slachtoffer en daarna een screenshot moest doorsturen naar een medeverdachte. Deze informatie kon vervolgens door de beller worden gebruikt om het vertrouwen van het slachtoffer te winnen. De rechtbank is van oordeel dat het doorgeven van deze voor bankhelpdeskfraude essentiële informatie van voldoende gewicht is om de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten vast te stellen. De rechtbank acht het onder 9 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 10
De raadsman heeft aangevoerd dat het voorhanden hebben van het valse rijbewijs niet strafbaar was omdat het document kennelijk een bijzonder matige nabootsing betreft en daarmee ongeschikt was voor gebruik. De rechtbank overweegt dat sprake kan zijn van een absoluut ondeugdelijk middel als verdachte met het valse rijbewijs in geen enkel geval (valselijk) kan aantonen dat hij bevoegd is tot het rijden in voertuigen. Uit de inhoud van de stukken in het dossier volgt niet dat het rijbewijs evident absoluut ondeugdelijk was. Dat de politie na onderzoek concludeert dat het document een nabootsing betreft is daarvoor onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat de details waarvan het document was voorzien, zoals die volgen uit het onderzoek van de politie, het document geschikt maken voor het valselijk aantonen van de rijbevoegdheid van verdachte. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij het valse rijbewijs had gemaakt en gebruikt om aan zijn werkgever te laten zien dat hij zijn rijbewijs, dat was ingevorderd, weer had teruggekregen en hij weer bevoegd was om auto te rijden zodat hij zijn baan niet zou verliezen. Verdachte reed weer in de auto van de werkgever, dus het rijbewijs heeft het door verdachte beoogde doel gediend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van een absoluut ondeugdelijk middel en acht het onder 10 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 27 februari 2024 tot en met 13 maart 2024 te Almere een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van Strafrecht, voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd, immers heeft hij, verdachte, servers en phishing sites (panels) en programma's/software ten behoeve van het geautomatiseerd doorgeven van gegevens, telkens met de bedoeling om (inlog)gegevens (waaronder gebruikersnaam en wachtwoord) en persoonsgegevens af te vangen en te verkrijgen, voorhanden gehad;
feit 2
in de periode van 25 juli 2022 tot en met 13 maart 2024 te Almere voorwerpen en gegevens, te weten een Microsoft 1943 Notebook, een Samsung USB-stick, een Samsung Galaxy S21, een Samsung Galaxy A34 en een Samsung Galaxy A53 met daarop leads (lijsten) bevattende persoonsgegevens (namen, adressen, geboortedata, bankrekeningnummers, telefoonnummer, e-mailadressen en gegevens omtrent energiemaatschappijen en energiecontracten) van een groot aantal personen heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft overgedragen, heeft verworven, heeft verspreid, anderszins ter beschikking heeft gesteld en voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van een der in de artikelen 226, eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b en 232, eerste lid, omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
feit 3 primair
in de periode van 12 september 2023 tot en met 12 oktober 2023, te Almere en Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, rekeninghouders van de SNS bank en de Volksbank en de ING bank en de ABN AMRO bank en de TD bank en de Rabobank en ICS, te weten
1. [slachtoffer 3] (zaak 1),
2. [slachtoffer 4] (zaak 2),
3. [slachtoffer 5] (zaak 3),
4. [slachtoffer 6] (zaak 4),
5. [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (zaak 5),
6. [slachtoffer 9] (zaak 6),
7. [slachtoffer 10] (zaak 7),
8. [slachtoffer 11] (zaak 8),
9. [slachtoffer 12] (zaak 9),
10. [slachtoffer 13] (zaak 10),
11. [slachtoffer 14] (zaak 11),
12. [slachtoffer 15] (zaak 12),
13. [slachtoffer 16] (zaak 13),
14. [slachtoffer 17] (zaak 14),
15. [slachtoffer 18] (zaak 15),
16. [slachtoffer 19] (zaak 16),
17. [slachtoffer 20] (zaak 17),
18. [slachtoffer 21] (zaak 18),
19. [slachtoffer 22] (zaak 19),
heeft bewogen tot de afgifte van geld en/of bankpassen en creditcards en mobiele telefoons en iPads en/of tablets en sieraden en digipassen en tot het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (waaronder wachtwoorden en pincodes en inlogcodes) van hun bankaccounts en van vergrendelcodes van mobiele apparaten, door:
- zich onder valse naam voor te doen als een bankmedewerker,
- voornoemde rekeninghouders te vertellen dat er getracht was of werd geld over te maken of op te nemen van hun bankrekening of dat er een (groot) geldbedrag was gepind of afgeschreven van hun bankrekening en dat hun bankrekening en/of iPad was gehackt of dat er vreemde transacties hebben plaatsgevonden en dat de bankrekeningen en/of mobiele apparaten beveiligd moeten worden,
- te vertellen dat er een medewerker van de bank langs zou komen om de bankpassen en/of creditcards en/of mobiele telefoons en/of iPads en/of tablets en/of digipassen en/of contant geld op te halen,
- te vertellen dat er een medewerker van de bank langs zou komen om waardevolle goederen (waaronder sieraden) op te halen, teneinde deze veilig te stellen, en
- bij de woning van voornoemde rekeninghouders langs te gaan en zich voor te doen als medewerker van de bank en daar om afgifte van geld en/of bankpassen en/of creditcards en/of mobiele telefoons en/of iPads en/of tablets en/of sieraden en/of digipassen te vragen,
waardoor bovengenoemde rekeninghouders werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
feit 4 primair
in de periode van 12 september 2023 tot en met 6 oktober 2023, te Almere en Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, welke geldbedragen toebehoorden aan rekeninghouders van de SNS bank en de Volksbank en de ING bank en de ABN AMRO bank en de TD bank en de Rabobank en ICS, te weten
1. [slachtoffer 3] (zaak 1),
2. [slachtoffer 4] (zaak 2),
3. [slachtoffer 5] (zaak 3),
4. [slachtoffer 6] (zaak 4),
5. [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (zaak 5),
6. [slachtoffer 9] (zaak 6),
7. [slachtoffer 10] (zaak 7),
8. [slachtoffer 12] (zaak 9),
9. [slachtoffer 15] (zaak 12),
10. [slachtoffer 16] (zaak 13),
11. [slachtoffer 17] (zaak 14),
12. [slachtoffer 18] (zaak 15),
13. [slachtoffer 19] (zaak 16),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels,
- door zonder toestemming gebruik te maken van de betreffende bankpassen en de bij de bankpassen behorende pincode en daarmee geld te pinnen, en/of
- door zonder toestemming met de verkregen (inlog)gegevens geld over te boeken;
feit 5
op 13 maart 2024 te Almere opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 2 stuks knalvuurwerk (Cobra 8), heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
feit 6
in de periode van 12 september 2023 tot en met 12 oktober 2023 te Almere en Amsterdam heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en een of meer nog onbekend gebleven personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en het plegen van diefstal in vereniging als bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en het plegen van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht;
feit 7
in de periode van 3 januari 2024 tot en met 24 februari 2024 te Almere en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk, te weten via internet, op de website www. [website] .nl, www. [website] .nl en/of een onbekende website, verkopen van goederen, te weten
- een fatbike voor € 795,- aan [slachtoffer 23] (zaak 23),
- een fatbike voor € 1.450,- aan [slachtoffer 24] (zaak 24),
- een fatbike voor € 795,- aan [slachtoffer 25] (zaak 25), en
- een fatbike voor € 1.450,- en een Axa vouwslot voor € 124,95 aan [slachtoffer 26] (zaak 26),
met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen te verzekeren;
feit 8
op 2 augustus 2023 te Boskoop, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van € 1.000,00, welk geldbedrag toebehoorde aan een rekeninghouder van de ABN AMRO bank, te weten [slachtoffer 1] (zaak 22), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door zonder toestemming gebruik te maken van de betreffende bankpas en de bij de bankpas behorende pincode en daarmee geld te pinnen;
feit 9
op 27 februari 2024, te Almere en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, een rekeninghouder van de ING bank België, te weten [slachtoffer 2] (zaak 33) heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van inloggegevens van haar bankaccounts en persoonsgegevens door:
- gegevens af te vangen middels een phishing site die eruit ziet als de site van ING bank België,
- voornoemde rekeninghouder te vertellen dat er verdachte transacties hebben plaatsgevonden,
- voornoemde rekeninghouder te bewegen een programma te installeren en in te loggen op de online bankierenomgeving,
waardoor bovengenoemde rekeninghouder werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
feit 10
op 13 maart 2024 te Almere, een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Nederlands rijbewijs met nummer [nummer] op naam van [A] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals was, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 10 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
feit 2
voorwerpen en gegevens vervaardigen, ontvangen, zich verschaffen, overdragen, verwerven, verspreiden, anderszins ter beschikking stellen en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een der in de artikelen 226, eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b en 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument, meermalen gepleegd;
feit 3 primair en feit 4 primair
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 5
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 6
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 7
medeplegen van een beroep of een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen of verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zich of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren;
feit 8
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 9
medeplegen van oplichting;
feit 10
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de beperkte rol van verdachte bij de gepleegde feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding en te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, al dan niet in combinatie met een taakstraf van de maximale duur. Indien een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend moet worden geacht, verzoekt de raadsman de rechtbank subsidiair toepassing te geven aan artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en verdachte separate taakstraffen op te leggen. Meer subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf sterk te matigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met anderen, in georganiseerd verband, middels bankhelpdeskfraude en online handelsfraude een groot aantal slachtoffers opgelicht voor in totaal meer dan € 30.000,00. Ook heeft verdachte meerdere gegevensdragers voorhanden gehad met een groot aantal (persoons)gegevens en verschillende soorten software voorhanden gehad die gebruikt kunnen worden voor dergelijke fraude. Daarnaast heeft verdachte een vals rijbewijs en 2 Cobra’s 8 voorhanden gehad.
Bij de bankhelpdeskfraude werden de slachtoffers door de daders gebeld die zich vervolgens voordeden als een medewerker van de bank en werd de slachtoffers verteld dat er geldbedragen van hun rekeningen werden of zouden worden afgeschreven. De slachtoffers konden dit voorkomen als zij de instructies van de daders zouden volgen. Hun vertrouwen werd gewonnen doordat de daders over allerlei persoonlijke gegevens van de slachtoffers beschikten, zoals hun adres en hun bankrekeningnummer. De slachtoffers werden bewogen hun pincodes door te geven en hun pinpassen in een envelop te doen, waarna deze bij de slachtoffers thuis werden opgehaald. Met de pinpassen werden vervolgens geldbedragen opgenomen en aankopen gedaan. Op geraffineerde wijze werden niet alleen hoge geldbedragen van de slachtoffers ontnomen maar in een aantal gevallen ook mobiele telefoons, tablets en sieraden. De slachtoffers waren voornamelijk vrouwen op leeftijd, een kwetsbare groep waar verdachte en zijn mededaders op georganiseerde en professionele wijze en op grote schaal misbruik van hebben gemaakt.
Bij de online handelsfraude hebben verdachte en zijn mededaders websites ontworpen en op het internet geplaatst. Op deze websites werden door de slachtoffers fatbikes besteld. Deze websites waren voorzien van valse gegevens, zoals een vals Kamer van Koophandel nummer en een vals bezoekadres. De betalingen werden overgemaakt naar een rekeningnummer dat verdachte had aangemaakt op naam van een ander. De fatbikes werden vervolgens niet geleverd en de websites werden uit de lucht gehaald.
Door het handelen van verdachte en zijn mededaders heeft verdachte niet alleen het vertrouwen van aangevers, maar ook die van de maatschappij, in het digitale betalingsverkeer en het bankwezen ernstig geschaad. Daarnaast heeft het ook een grote negatieve invloed gehad op het vertrouwen dat de slachtoffers in de medemens hadden.
De rechtbank hecht er aan op te merken dat de door verdachte en zijn mededaders gehanteerde wijze van bankhelpdeskfraude zich ook daardoor kenmerkt dat vaak de woning van de slachtoffers wordt betreden. In die zin onderscheidt het zich, ook in strafwaardigheid, van andere vormen van financiële fraude die zich vaak ‘op afstand’ afspeelt. De woning is een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen: dat gevoel van veiligheid is de slachtoffers ook ontnomen.
Verdachte heeft bij de fraudedelicten een aansturende rol gehad waarbij hij onderdeel was van een crimineel samenwerkingsverband dat op grote schaal bankhelpdeskfraude pleegde. Met zijn handelen heeft verdachte kennelijk enkel oog gehad voor eigen financieel gewin en heeft hij op geen enkel moment rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 december 2024 waaruit volgt dat aan verdachte eerder op 8 december 2022 een strafbeschikking is opgelegd voor het medeplegen van oplichting.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van Reclassering Nederland van 27 maart 2025. Uit dit rapport volgt dat de reclassering vanwege de proceshouding van verdachte geen volledige delictanalyse heeft kunnen maken. De reclassering ziet de financiële situatie van verdachte evenals zijn sociaal netwerk als risicofactoren die het risico op recidive verhogen. Er is sprake van schuldenproblematiek als gevolg van (verkeers)boetes en achterstallige betalingen bij DUO. Positief is dat verdachte naar school gaat, dat hij werk heeft en dat hij een goede band heeft met zijn ouders. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij een bewezenverklaring interventies op het gebied van dagbesteding, financiën en (indien nodig) psychosociaal functioneren. Daarnaast adviseert de reclassering een contactverbod met de medeverdachten.
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de op te leggen straf ligt het zwaartepunt op de fraudedelicten. De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard, ernst en duur van de bewezen verklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van forse duur. Daarbij wegen de doortrapte werkwijze, de professioneel opgezette fraude en de omvang van de schade mee. In totaal zijn er 25 slachtoffers, waarvan 21 personen slachtoffer zijn geworden van bankhelpdeskfraudes. Als strafverzwarend weegt de rechtbank de groeiende rol van verdachte bij de verschillende oplichtingen mee. Verdachte geeft zelf aan dat hij eerder als ophaler en pinner heeft “gewerkt”, maar dat hij die rol na augustus 2023 (feit 8) niet meer heeft vervuld. Vanaf september 2023 is hij actief in een coördinerende rol en voorziet hij de bellers van cruciale informatie zoals leadlijsten en belscripts. Ook speelt hij een rol bij het verzamelen van gegevens van potentiële slachtoffers via phishing platforms (feit 9). Verder weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte zich bezig hield met verschillende vormen van oplichting, niet alleen bankhelpdeskfraude, maar ook phishing, opening van bankrekeningen op valse namen en oplichting door middel van malafide websites. Uit dit alles blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte een steeds belangrijkere rol in de criminele organisatie heeft gekregen.
Verdachte heeft zich tot aan de inhoudelijke behandeling van de strafzaak beroepen op zijn zwijgrecht en heeft gedurende het gehele proces geen opening van zaken gegeven, ook niet bij de reclassering. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zijn rol bij de bewezen verklaarde fraudedelicten zeer beperkt was. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig en zal de proceshouding van verdachte niet als strafverminderend meewegen.
De rechtbank weegt in strafverminderende zin mee dat verdachte zijn leven behoorlijk op orde heeft. Hij heeft werk en rondt een MBO opleiding af. Ook heeft verdachte op zitting laten zien dat hij, ook door de invloed van zijn geloof, het kwalijke van zijn handelen inmiddels inziet. Hij geeft aan dat de periode in de gevangenis, terwijl zijn moeder ernstig ziek was, hem tot inkeer heeft gebracht.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden die door de reclassering zijn geadviseerd.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de teruggave aan de rechthebbende te gelasten van de in beslag genomen iPhone 8 en de personenauto en de in beslag genomen computer en de overige in beslag genomen telefoons verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de in beslag genomen personenauto niet onder hem in beslag is genomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2023201644-G3313305);
- 1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2023201644-G3313325);
- 1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2023201644-G3313279);
- 1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2023201644-G3313281);
- 1 STK Computer (goednummer PL0900-2023201644-3313324),
verbeurd verklaren.
Met betrekking tot deze voorwerpen en met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 6, 7, 8 en 9 bewezen verklaarde feiten begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een iPhone 8 (goednummer PL0900-2023201644-G3313310).
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Personenauto [kenteken] (goednummer PL0900-2023201644-G3235512), aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

Een aantal van de slachtoffers heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben de rechtbank verzocht om een hoofdelijke veroordeling van verdachte tot vergoeding van hun schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 9] (zaak 6)
Benadeelde partij [slachtoffer 9] vordert een bedrag van in totaal € 5.001,99. Dit bedrag bestaat uit:
  • weggenomen contant geldbedrag ter hoogte van € 4.500,00;
  • pintransactie ter hoogte van € 1,99;
  • immateriële schade ter hoogte van € 500,00,
ten gevolge van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
[slachtoffer 11] (zaak 8)
Benadeelde partij [slachtoffer 11] vordert een bedrag van in totaal € 9.000,00. Dit bedrag bestaat uit:
  • weggenomen sieraden ter hoogte van € 6.000,00;
  • weggenomen contant geldbedrag ter hoogte van € 3.000,00,
ten gevolge van het onder 3 tenlastegelegde.
[slachtoffer 14] (zaak 11)
Benadeelde partij [slachtoffer 14] vordert een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het onder 3 tenlastegelegde.
[slachtoffer 16] (zaak 13)
Benadeelde partij [slachtoffer 16] vordert een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
[slachtoffer 18] (zaak 15)
Benadeelde partij [slachtoffer 18] vordert een bedrag van in totaal € 993,07. Dit bedrag bestaat uit:
  • kosten nieuwe identiteitskaart ter hoogte van € 78,50;
  • telefoonkosten ter hoogte van € 10,00;
  • pintransacties en opgenomen geldbedragen ter hoogte van in totaal € 907,27,
ten gevolge van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
[slachtoffer 19] (zaak 16)
Benadeelde partij [slachtoffer 19] vordert een bedrag van in totaal € 1.656,00. Dit bedrag bestaat uit:
  • Apple iPhone SE 2022 128GB Witgoud ter hoogte van € 556,00;
  • eigen risico verzekering ter hoogte van € 100,00;
  • opgenomen geldbedrag ter hoogte van € 500,00;
  • immateriële schade ter hoogte van € 500,00,
ten gevolge van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
ING Bank
Benadeelde partij ING Bank vordert een bedrag van € 960,00, bestaande uit onderzoekskosten, ten gevolge van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
Rabobank
Benadeelde partij Rabobank vordert een bedrag van in totaal € 5,407,58. Dit bedrag bestaat uit:
  • aan slachtoffers uitgekeerde schadeloosstellingen ter hoogte van € 4.927,58;
  • onderzoekskosten gemaakt ten behoeve van het fraudeonderzoek ter hoogte van € 480,00,
ten gevolge van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
Volksbank
Benadeelde partij Volksbank vordert een bedrag van in totaal € 4.702,33. Dit bedrag bestaat uit:
  • coulancevergoeding [slachtoffer 5] ter hoogte van € 1.000,00;
  • coulancevergoeding [slachtoffer 3] ter hoogte van € 1.004,45;
  • coulancevergoeding [slachtoffer 4] ter hoogte van € 986,52;
  • coulancevergoeding [slachtoffer 6] ter hoogte van € 989,37;
  • coulancevergoeding [slachtoffer 9] ter hoogte van € 1,99;
  • onderzoekskosten ter hoogte van € 720,00,
ten gevolge van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
[slachtoffer 1] (zaak 22)
Benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van in totaal € 1.411,01. Dit bedrag bestaat uit:
  • mobiele telefoon ter hoogte van € 173,55;
  • afgeschreven bedrag ter hoogte van € 1.000,00;
  • vaste telefoon ter hoogte van € 61,66;
  • telefoonabonnement ter hoogte van € 175,80,
ten gevolge van het onder 8 tenlastegelegde.
[slachtoffer 23] (zaak 23)
Benadeelde partij [slachtoffer 23] vordert een bedrag van € 795,00, bestaande uit het voor de niet-geleverde fatbike betaalde bedrag, ten gevolge van het onder 7 tenlastegelegde.
[slachtoffer 24] (zaak 24)
Benadeelde partij [slachtoffer 21] vordert een bedrag van € 1.500,00, bestaande uit het voor de niet-geleverde fatbike betaalde bedrag, ten gevolge van het onder 7 tenlastegelegde.
[slachtoffer 25] (zaak 25)
Benadeelde partij [slachtoffer 25] vordert een bedrag van in totaal € 1.595,00. Dit bedrag bestaat uit:
  • het voor de niet-geleverde fatbike betaalde bedrag ter hoogte van € 795,00;
  • immateriële schade ter hoogte van € 800,00,
ten gevolge van het onder 7 tenlastegelegde.
Daarnaast heeft [slachtoffer 25] proceskosten gevorderd ter hoogte van € 10,00.
[slachtoffer 26] (zaak 26)
Benadeelde partij [slachtoffer 26] vordert een bedrag van € 1.450,00, bestaande uit het voor de niet-geleverde fatbike betaalde bedrag, ten gevolge van het onder 7 tenlastegelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen. De rechtbank zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verschillende verweren gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen. De rechtbank zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partijen ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag. De rechtbank is van oordeel dat aard en de ernst van het onder 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de slachtoffers zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Het gaat hier om oudere dames die in hun woning door oplichters zijn bezocht en die er op indringende wijze en door hen angst aan te jagen, toe zijn gebracht gegevens en goederen aan de oplichters te verstrekken. De rechtbank begroot deze schade naar billijkheid op een bedrag van € 350,00 per slachtoffer en zal de gemotiveerde vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 9] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 16] en [slachtoffer 19] ten aanzien van de immateriële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen.
Het voorgaande geldt niet voor het onder 7 bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij [slachtoffer 25] ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer 9] (zaak 6)
Materiële schade
Ten aanzien van de schadepost ‘pinbetaling door oplichter’ geldt dat deze schade reeds is vergoed door de Volksbank. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze schadepost daarom afwijzen. Ten aanzien van de overige materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van dit deel van de vordering.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 350,00 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Nu de benadeelde partij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 11] (zaak 8)
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende, is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en de onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 18] (zaak 15)
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de schade op € 78,50 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat de schadepost die ziet op de pintransacties en opgenomen geldbedragen reeds door de Rabobank is vergoed. De rechtbank zal de vordering voor dit deel afwijzen. De schadepost ‘telefoonkosten’ is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd zodat de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 19] (zaak 16)
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten die zien op de iPhone, het eigen risico en het opgenomen geldbedrag komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de dagwaarde van de iPhone schatten op € 150,00 en de vordering ten aanzien van het meerdere afwijzen. De rechtbank waardeert derhalve de schade op € 750,00 en zal de vordering ten aanzien van de materiële schade tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 1.100,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
ING Bank
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat de schriftelijke vordering van de benadeelde partij namens ING Bank is ondertekend door [B] . Uit de stukken ter onderbouwing van de vordering volgt niet dat [B] gevolmachtigd is om namens ING Bank de vordering in te dienen. Gelet hierop kan de rechtbank niet beoordelen of de vordering bevoegd namens ING Bank is ingediend en zal zij ING Bank daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Proceskosten
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Rabobank en Volksbank
Rechtstreekse schade
De raadsman heeft betwist dat er ten aanzien van de vorderingen van de Rabobank en de Volksbank sprake is van rechtstreekse schade aangezien de banken niet zelf slachtoffer zijn van het onder 3 en 4 tenlastegelegde en een vrijwillige coulancevergoeding niet heeft te gelden als rechtstreekse schade.
Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat tussen de door verdachte begane onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde feiten en de door de banken gevorderde schadevergoeding voor de kosten van de schadeloosstellingen, voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de banken door het handelen van verdachte rechtstreekse schade hebben geleden. De schade is gebleken uit de inhoud van het dossier, meer in het bijzonder uit de aangiftes, de bankafschriften waaruit blijkt dat de banken de betreffende slachtoffers daadwerkelijk hebben gecompenseerd, en de schriftelijke toelichting bij de vorderingen. De Rabobank en de Volksbank hebben dus schade geleden door het verrichten van onderzoek en het uitbetalen van schadeloosstellingen en deze schade is een rechtstreeks gevolg van de onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde feiten.
Materiële schade
De rechtbank waardeert de schade van de Rabobank op € 5.407,58 en de schade van de Volksbank op € 4.702,33 en zal de vorderingen tot die bedragen toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data waarop de betreffende schadeloosstellingen door de bank aan de slachtoffers zijn uitgekeerd dan wel (als die data van uitkering niet bekend zijn) de data van ondertekening van de vorderingen, tot aan de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de banken hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 1] (zaak 22)
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 8 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 23] (zaak 23)
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 795,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 januari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 24] (zaak 24)
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.450,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot de dag van volledige betaling, en de vordering voor het overige afwijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 25] (zaak 25)
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Hoewel de vordering niet is onderbouwd met schriftelijke stukken volgt uit de aangifte met voldoende overtuiging dat de hoogte van de schade moet worden gewaardeerd op € 795,00. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materiële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Nu de benadeelde partij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil, nu de gestelde proceskosten onvoldoende zijn onderbouwd.
[slachtoffer 26] (zaak 26)
Materiële schade
De raadsman heeft betwist dat [slachtoffer 26] degene is die de schade heeft geleden omdat de betaling is gedaan via de rekening van [C] Uit de schriftelijke toelichting en de aangifte volgt echter dat [C] de echtgenoot van [slachtoffer 26] is en dat zij voor de fatbike heeft betaald via de rekening van [C] De rechtbank maakt hieruit op dat sprake is geweest van een middellijke betaling, die voor rekening en risico van [slachtoffer 26] is gedaan. Daarom heeft zij te gelden als benadeelde partij die als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.450,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de vorderingen waarbij de rechtbank tot gehele dan wel gedeeltelijke toewijzing komt, met uitzondering van de benadeelde partijen Rabobank en Volksbank, zal de rechtbank als extra waarborg voor betaling ten behoeve van de betreffende benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, te bepalen dat gijzeling hierbij achterwege zal blijven. De rechtbank ziet daartoe echter geen aanleiding en zal bepalen dat de verplichting tot betaling wordt aangevuld met de hierna te noemen aantallen dagen gijzeling.
De rechtbank zal in de zaken van de benadeelde partijen Rabobank en Volksbank geen schadevergoedingsmaatregel opleggen omdat de banken professionele partijen zijn die in staat moeten worden geacht om zelfstandig de vordering te innen.
Hoofdelijkheid
Ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk toegewezen vorderingen zal de rechtbank bepalen dat verdachte voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is. Dit betekent dat verdachte tegenover de betreffende benadeelde partijen voor het gehele bedrag aansprakelijk is.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 55, 57, 139d, 140, 231, 234, 311, 326 en 326e, van het Wetboek van Strafrecht en
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
  • 1.2.2 en 5.4.0 van het Vuurwerkbesluit,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
36 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] , geboren op [1991] te [geboorteplaats] , en [medeverdachte 2] , geboren op [2005] te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op naleving van dit verbod
* zich op uitnodiging bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam zal melden en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen van de zorgverlener, teneinde zich te laten behandelen indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal inspannen voor het vinden en behouden van opleiding en/of betaald werk, met een vaste structuur;
* zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden,
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2023201644-G3313305);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2023201644-G3313325);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2023201644-G3313279);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2023201644-G3313281);
  • 1 STK Computer (goednummer PL0900-2023201644-3313324),
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2023201644-G3313310);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
1 STK Personenauto [kenteken] (goednummer PL0900-2023201644-G3235512);
Benadeelde partij [slachtoffer 9] (t.a.v. feit 3 primair en feit 4 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 9] toe tot een bedrag van € 350,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 9] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade en de materiële schadepost ‘pinbetaling door oplichter’ af;
- verklaart [slachtoffer 9] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 9] aan de Staat € 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 11]
- verklaart [slachtoffer 11] voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 14] (t.a.v. feit 3 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 14] toe tot een bedrag van € 350,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 14] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 14] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 14] aan de Staat € 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 16] (t.a.v. feit 3 primair en feit 4 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 16] toe tot een bedrag van € 350,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 16] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 16] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 16] aan de Staat € 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 18] (t.a.v. feit 3 primair en feit 4 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 18] toe tot een bedrag van € 78,50, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 18] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 18] voor wat betreft de schadepost ‘aankopen door oplichter’ af;
- verklaart [slachtoffer 18] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 18] aan de Staat € 78,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 19] (t.a.v. feit 3 primair en feit 4 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 19] toe tot een bedrag van € 1.100,00, bestaande uit € 750,00 aan materiële schade en € 350,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 19] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 19] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 19] aan de Staat € 1.100,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 21 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij ING Bank
- verklaart ING Bank niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij Rabobank (t.a.v. feit 3 primair en feit 4 primair)
- wijst de vordering van Rabobank toe tot een bedrag van € 5.407,58, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan Rabobank van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, te berekenen over het bedrag van € 2.903,39 vanaf 10 november 2023, over het bedrag van € 1.053,36 vanaf 14 november 2023, over het bedrag van € 2,80 vanaf 25 oktober 2023, over het bedrag van € 968,03 vanaf 2 november 2023 en over het bedrag van € 480,00 vanaf 14 november 2023 telkens tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij Volksbank (t.a.v. feit 3 primair en feit 4 primair)
- wijst de vordering van Volksbank toe tot een bedrag van € 4.702,33, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan Volksbank van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, te berekenen over het bedrag van € 1.000,00 vanaf 9 april 2025, over het bedrag van € 1.004,45 vanaf 27 september 2023, over het bedrag van € 986,52 vanaf 19 september 2023, over het bedrag van € 989,37 vanaf 29 september 2023, over het bedrag van € 1,99 vanaf 25 oktober 2023 en over het bedrag van € 720,00 vanaf 9 april 2025, telkens tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 23] (t.a.v. feit 7)
- wijst de vordering van [slachtoffer 23] toe tot een bedrag van € 795,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 23] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 23] aan de Staat € 795,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2025 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 24] (t.a.v. feit 7)
- wijst de vordering van [slachtoffer 24] toe tot een bedrag van € 1.450,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 24] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 24] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 24] aan de Staat € 1.450,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 24 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 25] (t.a.v. feit 7)
- wijst de vordering van [slachtoffer 25] toe tot een bedrag van € 795,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 25] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 25] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [slachtoffer 25] voor wat betreft de gevorderde immateriële schade af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 25] aan de Staat € 795,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 26] (t.a.v. feit 7)
- wijst de vordering van [slachtoffer 26] toe tot een bedrag van € 1.450,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 26] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 26] aan de Staat € 1.450,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 24 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mrs. H. den Haan en B. Grünfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 april 2025.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 27 februari 2024 tot en met 13 maart 2024 te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van Strafrecht, heeft vervaardigd, ontvangen, zich verschaft, overgedragen, verkocht, verworven, vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd, immers heeft hij, verdachte, servers en/of phishing sites (panels) en/of programma's/software ten behoeve van het geautomatiseerd doorgeven van gegevens, (telkens) met de bedoeling om (inlog)gegevens (waaronder gebruikersnaam en wachtwoord) en/of persoonsgegevens af te vangen en te verkrijgen, voorhanden gehad;
2
hij, in of omstreeks de periode van 25 juli 2022 tot en met 13 maart 2024 te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer stoffen, voorwerpen en/of gegevens, te weten (een Microsoft 1943 Notebook, een Samsung USB-stick, een Samsung Galaxy S21, een Samsung Galaxy A34 en/of een Samsung Galaxy A53 met daarop) leads (lijsten) bevattende persoonsgegevens (namen, adressen, geboortedata, bankrekeningnummers, telefoonnummer, e-mailadressen en gegevens omtrent energiemaatschappijen en energiecontracten) van een groot aantal personen en/of huishoudens, heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft verkocht, heeft overgedragen, heeft verworven, heeft vervoerd, heeft ingevoerd, heeft uitgevoerd, heeft verspreid, anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van een in artikel 326 en/of artikel 311 Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf, in elk geval een der in de artikelen 226, eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b en 232, eerste lid, omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
3
hij, in of omstreeks de periode van 12 september 2023 tot en met 12 oktober 2023, te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere rekeninghouder(s), althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder(s), van de SNS bank en/of de Volksbank en/of de ING bank en/of de ABN AMRO bank en/of de TD bank en/of de Rabobank en/of ICS, te weten
1. [slachtoffer 3] (zaak 1),
2. [slachtoffer 4] (zaak 2),
3. [slachtoffer 5] (zaak 3),
4. [slachtoffer 6] (zaak 4),
5. [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (zaak 5),
6. [slachtoffer 9] (zaak 6),
7. [slachtoffer 10] (zaak 7),
8. [slachtoffer 11] (zaak 8),
9. [slachtoffer 12] (zaak 9),
10. [slachtoffer 13] (zaak 10),
11. [slachtoffer 14] (zaak 11),
12. [slachtoffer 15] (zaak 12),
13. [slachtoffer 16] (zaak 13),
14. [slachtoffer 17] (zaak 14),
15. [slachtoffer 18] (zaak 15),
16. [slachtoffer 19] (zaak 16),
17. [slachtoffer 20] (zaak 17),
18. [slachtoffer 21] (zaak 18),
19. [slachtoffer 22] (zaak 19), en/of
een of meerdere andere rekeninghouders van een of meerdere banken, heeft/hebben bewogen tot de afgifte van geld en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of iPad(s) en/of tablet(s) en/of siera(a)d(en) en/of identifier(s) en/of digipas(sen), althans een of meer andere goederen, en/of tot het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (waaronder wachtwoorden en/of pincodes en/of inlogcodes) van zijn/haar/hun bankaccount(s) en/of van vergrendelcodes van mobiele apparaten, althans een of meer andere gegevens, door:
- zich onder valse naam voor te doen als een bankmedewerker,
- voornoemde rekeninghouder(s) te vertellen dat er getracht was en/of werd geld over te maken en/of op te nemen van zijn/haar/hun bankrekening en/of dat er een (groot) geldbedrag was gepind en/of afgeschreven van zijn/haar/hun bankrekening en/of dat zijn/haar/hun bankrekening en/of iPad was gehackt en/of dat er vreemde transacties hebben plaatsgevonden en/of dat de bankrekeningen en/of mobiele apparaten beveiligd moeten worden,
- te vertellen dat er een medewerker van de bank langs zou komen om de bankpas(en) en/of creditcard(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of iPad(s) en/of tablet(s) en/of identifier(s) en/of digipas(sen) en/of contant geld op te halen,
- te vertellen dat er een medewerker van de bank langs zou komen om waardevolle goederen (waaronder siera(a)d(en)) op te halen, teneinde deze veilig te stellen, en/of
- bij de woning van voornoemde rekeninghouder(s) langs te gaan en/of zich voor te doen als medewerker van de bank en/of daar om afgifte van geld en/of bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of iPad(s) en/of tablet(s) en/of siera(a)d(en) en/of identifier(s) en/of digipas(sen) te vragen,
waardoor bovengenoemde rekeninghouder(s) en/of ander(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen, in of omstreeks de periode van 12 september 2023 tot en met 12 oktober 2023, te Almere, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen'en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere rekeninghouder(s), althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder(s), van de SNS bank en/of de Volksbank en/of de ING bank en/of de ABN AMRO bank en/of de TD bank en/of de Rabobank en/of ICS, te weten
1. [slachtoffer 3] (zaak 1),
2. [slachtoffer 4] (zaak 2),
3. [slachtoffer 5] (zaak 3),
4. [slachtoffer 6] (zaak 4),
5. [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (zaak 5),
6. [slachtoffer 9] (zaak 6),
7. [slachtoffer 10] (zaak 7),
8. [slachtoffer 11] (zaak 8),
9. [slachtoffer 12] (zaak 9),
10. [slachtoffer 13] (zaak 10),
11. [slachtoffer 14] (zaak 11),
12. [slachtoffer 15] (zaak 12),
13. [slachtoffer 16] (zaak 13),
14. [slachtoffer 17] (zaak 14),
15. [slachtoffer 18] (zaak 15),
16. [slachtoffer 19] (zaak 16),
17. [slachtoffer 20] (zaak 17),
18. [slachtoffer 21] (zaak 18),
19. [slachtoffer 22] (zaak 19), en/of
een of meerdere andere rekeninghouders van een of meerdere banken, heeft/hebben bewogen tot de afgifte van geld en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of iPad(s) en/of tablet(s) en/of siera(a)d(en) en/of identifier(s) en/of digipas(sen), althans een of meer andere goederen, en/of tot het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (waaronder wachtwoorden en/of pincodes en/of inlogcodes) van zijn/haar/hun bankaccount(s) en/of van vergrendelcodes van mobiele apparaten, althans een of meer andere gegevens, door:
- zich onder valse naam voor te doen als een bankmedewerker,
- voornoemde rekeninghouder(s) te vertellen dat er getracht was en/of werd geld over te maken en/of op te nemen van zijn/haar/hun bankrekening en/of dat er een (groot) geldbedrag was gepind en/of afgeschreven van zijn/haar/hun bankrekening en/of dat zijn/haar/hun bankrekening en/of iPad was gehackt en/of dat er vreemde transacties hebben plaatsgevonden en/of dat de bankrekeningen en/of mobiele apparaten beveiligd moeten worden,
- te vertellen dat er een medewerker van de bank langs zou komen om de bankpas(en) en/of creditcard(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of iPad(s) en/of tablet(s) en/of identifier(s) en/of digipas(sen) en/of contant geld op te halen,
- te vertellen dat er een medewerker van de bank langs zou komen om waardevolle goederen (waaronder siera(a)d(en)) op te halen, teneinde deze veilig te stellen, en/of
- bij de woning van voornoemde rekeninghouder(s) langs te gaan en/of zich voor te doen als medewerker van de bank en/of daar om afgifte van geld en/of bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of iPad(s) en/of tablet(s) en/of siera(a)d(en) en/of identifier(s) en/of digipas(sen) te vragen,
waardoor bovengenoemde rekeninghouder(s) en/of ander(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 12 september 2023 tot en met 12 oktober 2023, te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een iPhone SE zodanig in te richten dat er bankhelpdeskfraudes mee kunnen worden gepleegd en/of door de iPhone SE alsmede leadslijsten aan voornoemde [medeverdachte 1] te verstrekken;
4
hij, in of omstreeks de periode van 12 september 2023 tot en met 6 oktober 2023, te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen .een of meer geldbedrag(en), welk(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehoorde(n) aan een of meerdere rekeninghouder(s), althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder(s), van de SNS bank en/of de Volksbank en/of de ING bank en/of de ABN AMRO bank en/of de TD bank en/of de Rabobank en/of ICS, te weten
1. [slachtoffer 3] (zaak 1),
2. [slachtoffer 4] (zaak 2),
3. [slachtoffer 5] (zaak 3),
4. [slachtoffer 6] (zaak 4),
5. [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (zaak 5),
6. [slachtoffer 9] (zaak 6),
7. [slachtoffer 10] (zaak 7),
8. [slachtoffer 12] (zaak 9),
9. [slachtoffer 15] (zaak 12),
10. [slachtoffer 16] (zaak 13),
11. [slachtoffer 17] (zaak 14),
12. [slachtoffer 18] (zaak 15),
13. [slachtoffer 19] (zaak 16),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s),
- door zonder toestemming gebruik te maken van de betreffende bankpas(sen) en/of de (bij de bankpas(sen) behorende) pincode en/of daarmee geld te pinnen, en/of
- door zonder toestemming met de verkregen (inlog)gegevens geld over te boeken, in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen, in of omstreeks de periode van 12 september 2023 tot en met 6 oktober 2023, te Almere, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een of meer geldbedrag(en), welk(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehoorde(n) aan een of meerdere rekeninghouder(s), althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder(s), van de SNS bank en/of de Volksbank en/of de ING bank en/of de ABN AMRO bank en/of de TD bank en/of de Rabobank en/of ICS, te weten
1. [slachtoffer 3] (zaak 1),
2. [slachtoffer 4] (zaak 2),
3. [slachtoffer 5] (zaak 3),
4. [slachtoffer 6] (zaak 4),
5. [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (zaak 5),
6. [slachtoffer 9] (zaak 6),
7. [slachtoffer 10] (zaak 7),
8. [slachtoffer 12] (zaak 9),
9. [slachtoffer 15] (zaak 12),
10. [slachtoffer 16] (zaak 13),
11. [slachtoffer 17] (zaak 14),
12. [slachtoffer 18] (zaak 15), en/of
13. [slachtoffer 19] (zaak 16),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [medeverdachte 1] , en/of haar mededader(s), waarbij die [medeverdachte 1] en/of haar mededader(s) het weg te nemen geld onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s),
- door zonder toestemming gebruik te maken van de betreffende bankpas(sen) en/of de (bij de bankpas(sen) behorende) pincode en/of daarmee geld te pinnen, en/of
- door zonder toestemming met de verkregen (inlog)gegevens geld over te boeken, in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan die [medeverdachte 1] en/of haar mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 12 september 2023 tot en met 6 oktober 2023, te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een iPhone SE zodanig in te richten dat er bankhelpdeskfraudes mee kunnen worden gepleegd en/of door de iPhone SE alsmede leadslijsten aan voornoemde [medeverdachte 1] te verstrekken;
5
hij, op of omstreeks 13 maart 2024 te Almere, in elk geval in Nederland, opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 2, althans een of meer, stuks knalvuurwerk (Cobra 8), heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
6.
hij, in of omstreeks de periode van 12 september 2023 tot en met 13 maart 2024 te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of een of meer nog onbekend gebleven personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en/of het plegen van diefstal in vereniging als bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en/of het plegen van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht;
7.
hij, in of omstreeks de periode van 3 januari 2024 tot en met 24 februari 2024 te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk, te weten via internet, op de website www. [website] .nl, www. [website] .nl en/of een onbekende website, verkopen van goederen, te weten
- een fatbike voor € 795,- aan [slachtoffer 23] (zaak 23),
- een fatbike voor € 1.450,- aan [slachtoffer 24] (zaak 24), ■
- een fatbike voor een bedrag (van € 800,- en/of € 795,-) aan [slachtoffer 25] (zaak 25), en/of
- een fatbike voor € 1.450,- en/of een Axa vouwslot voor € 124,95 aan [slachtoffer 26] (zaak 26),
met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen te verzekeren;
8.
hij, op of omstreeks 2 augustus 2023 te Boskoop, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 1.000,00), welk(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehoorde(n) aan een rekeninghouder, althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder, van de ABN AMRO bank, te weten [slachtoffer 1] (zaak 22), en/of een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), door zonder toestemming gebruik te maken van de betreffende bankpas en/of de (bij de bankpas behorende) pincode en/of daarmee geld te pinnen, in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
9.
hij, in of omstreeks de periode van 23 februari 2024 tot en met 27 februari 2024, te Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, en/of te Zele, althans in België, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een rekeninghouder, althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder, van de ING bank België, te weten [slachtoffer 2] (zaak 33) en/of een of meerdere andere rekeninghouders van een of meerdere banken, heeft/hebben bewogen tot de afgifte van geld, althans een of meer andere goederen, en/of tot het ter beschikking stellen van inloggegevens van zijn/haar/hun bankaccounts en/of persoonsgegevens, althans een of meer andere gegevens, door:
- gegevens af te vangen middels een phishing site die eruit ziet als de site van ING bank België,
- zich onder valse naam voor te doen als een bankmedewerker,
- voornoemde rekeninghouder(s) te vertellen dat er verdachte transacties hebben plaatsgevonden,
- voornoemde rekeninghouder(s) te bewegen een programma te installeren en/of in te loggen op de online bankierenomgeving,
- voornoemde rekeninghouder(s) te bewegen geldbedragen te bevestigen en/of over te boeken,
waardoor bovengenoemde rekeninghouder(s) en/of ander(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
10.
hij, op of omstreeks 13 maart 2024 te Almere, in elk geval in Nederland, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten te weten een Nederlands rijbewijs met nummer [nummer] op naam van [A] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.