ECLI:NL:RBMNE:2025:2071

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
582147
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en hoofdverblijfplaats van minderjarige vastgesteld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 1989 in Marokko zijn getrouwd. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de minderjarige dochter haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft. De man is verplicht om vanaf 1 mei 2025 € 150,- per maand aan kinderalimentatie te betalen aan de vrouw. De rechtbank heeft ook beslist dat de vrouw huurster zal zijn van de woning waar zij en de minderjarige dochter wonen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om het huurrecht te behouden afgewezen, omdat het belang van de vrouw en de minderjarige zwaarder weegt. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf, die pas ingaat na inschrijving in de registers van de burgerlijke stand. De uitspraak is gedaan door mr. M.S. Haas, kinderrechter, en mr. C.A. Lammertink, griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/582147 / FA RK 24-1774
Echtscheiding
Beschikking van 1 mei 2025
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. Cortet,
tegen
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. D.C. van den Heuvel.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vrouw (met bijlagen), binnengekomen op 2 oktober 2025;
  • het verweerschrift van de man met daarin een zelfstandig verzoek (tegenverzoek).
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
3 april 2025. Daarbij waren aanwezig: partijen met hun advocaten en mevrouw F. Akhacaab als tolk voor de vrouw.
1.3.
De rechtbank heeft aan de minderjarige [minderjarige] , de dochter van de ouders, gevraagd wat zij van de verzoeken vindt. [minderjarige] heeft op 31 maart 2025 met de rechter gesproken.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] 1989 met elkaar getrouwd in [plaats] , Marokko.
2.2.
Partijen hebben de Marokkaanse nationaliteit.
2.3.
Partijen zijn de ouders van:
  • [A] , geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ;
  • [B] , geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ;
  • [C] , geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] .
[minderjarige] is nog minderjarig, de andere kinderen zijn meerderjarig.
2.4.
De vrouw verzoekt de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
2.5.
De man legt zich neer bij het oordeel van de rechtbank over de echtscheiding.
2.6.
Daarnaast verzoekt de vrouw de rechtbank om:
  • de inhoud van het ouderschapsplan op te nemen in deze beschikking;
  • als het partijen niet lukt om overeenstemming te bereiken over het ouderschapsplan, om te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw en vast te stellen dat de man € 150,- per maand aan de vrouw moet betalen aan kinderalimentatie voor [minderjarige] ;
  • te bepalen dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) in [plaats] .
2.7.
De man vindt dat de verzoeken van de vrouw over de kinderalimentatie en het huurrecht moeten worden afgewezen. De man verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de man huurder zal zijn van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] .

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken en:
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw bepalen;
  • bepalen dat de man met ingang van 1 mei 2025 € 150,-- per maand aan kinderalimentatie zal betalen;
  • bepalen dat de vrouw de huurster zal zijn van de woning aan de [adres] te [plaats] .
De overige verzoeken worden afgewezen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De bevoegdheid van de rechtbank en het recht dat van toepassing is
3.2.
De rechtbank is bevoegd te beslissen op de verzoeken van partijen en het Nederlands recht is op die verzoeken van toepassing.
Het ontbreken van het ouderschapsplan
3.3.
Het is partijen nog niet gelukt een ouderschapsplan te maken. In een ouderschapsplan staan de afspraken over de minderjarige kinderen, zoals wanneer de kinderen bij wie zijn en hoe partijen elkaar op de hoogte houden over de kinderen. Als partijen geen ouderschapsplan hebben gemaakt, neemt de rechtbank geen beslissing totdat partijen zo’n plan hebben gemaakt. De rechtbank kan daarop een uitzondering maken als niet van partijen kan worden verwacht dat zij samen een ouderschapsplan maken.
3.4.
De rechtbank zal in dit geval een uitzondering maken en beslissen dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek tot echtscheiding. Dat wil zeggen dat het verzoek tot echtscheiding en de andere verzoeken inhoudelijk worden behandeld. De rechtbank vindt namelijk dat van de ouders niet kan worden verwacht dat zij alsnog samen een ouderschapsplan maken. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het eens zijn over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] , de zorgregeling en de alimentatie. Het is partijen dus gelukt om afspraken te maken over de drie onderwerpen die in het ouderschapsplan moeten staan. Het heeft in dit geval geen toevoegde waarde om de zaak aan te houden om de ouders te verplichten om deze afspraken in een ouderschapsplan op te schrijven. De rechtbank weegt hierbij mee dat [minderjarige] in november 18 jaar wordt, en vanaf dat moment een ouderschapsplan niet meer verplicht is. Bovendien is tijdens het gesprek van de kinderrechter met [minderjarige] duidelijk geworden dat [minderjarige] contact met haar vader wil onderhouden en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat alle betrokkenen het belangrijk vinden dat [minderjarige] contact met beide ouders blijft onderhouden. [minderjarige] is dus ook op een passende wijze betrokken bij de echtscheiding van haar ouders.
De echtscheiding
3.5.
De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan. [1] Partijen zijn het er namelijk over eens dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. Dat betekent dat zij niet samen verder kunnen als echtgenoten.
Opname ouderschapsplan
3.6.
Het verzoek om het ouderschapsplan aan te hechten wordt afgewezen, omdat partijen geen ouderschapsplan zijn overeengekomen. De rechtbank zal beslissen op de subsidiaire verzoeken van de vrouw.
De zorg voor [minderjarige]
3.7.
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] wordt bij de vrouw bepaald. De ouders zijn het daarover eens. De rechtbank vindt dit ook in het belang van [minderjarige] , omdat de moeder haar hoofdverzorgende ouder is geweest en het in haar belang is dat dit zo blijft.
3.8.
De ouders hebben afgesproken dat [minderjarige] zelf met haar vader afstemt wanneer zij hem bezoekt.
De kinderalimentatie
3.9.
Partijen zijn overeengekomen dat de man met ingang van de datum van deze beschikking € 150,-- per maand aan kinderalimentatie zal gaan betalen. Dit bedrag komt de rechtbank passend en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven voor. Een eerdere ingangsdatum vindt de rechtbank niet passend, omdat de ouders nu nog samenwonen en de kosten voor [minderjarige] delen.
De woning
3.10.
De rechtbank bepaalt dat de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking huurster zal zijn van de woning. Partijen hebben allebei om het huurrecht van de woning verzocht. De rechtbank vindt dat het belang van de vrouw bij het huurrecht van de woning zwaarder weegt dan het belang van de man, omdat [minderjarige] bij haar woont. Het is voor de man, als alleenstaande, makkelijker om vervangende woonruimte te vinden dan voor de vrouw en [minderjarige] .
3.11.
De man heeft gesteld dat hij vanwege gezondheidsklachten een zwaarwegender belang heeft bij het huurrecht. De vrouw heeft dit betwist en de man heeft zijn standpunt niet nader met stukken onderbouwd. Daarom gaat de rechtbank daaraan voorbij.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.12.
De rechtbank zal de beslissing gedeeltelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De uitvoerbaarheid bij voorraad geldt niet voor de echtscheiding. De echtscheiding kan de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het huwelijk pas eindigt op het moment dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, getrouwd op [trouwdatum] 1989
In [plaats] , Marokko;
4.2.
bepaalt dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw;
4.3.
bepaalt dat de man met ingang 1 mei 2025 een bedrag van € 150,-- per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] ;
4.4.
bepaalt dat de man deze kinderalimentatie voortaan steeds vóór de eerste van de maand moet betalen;
4.5.
bepaalt dat de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand huurster is van de woning aan de [adres] , [postcode] in [plaats] ;
4.6.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad, behalve voor zover het de echtscheiding betreft;
4.7.
wijst de verzoeken van partijen voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.S. Haas, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. C. A. Lammertink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek.