ECLI:NL:RBMNE:2025:2080
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 494.000,-, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Na het bezwaar werd de waarde verlaagd naar € 464.000,-, maar de eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 maart 2025, waarbij zowel de eiser als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van de woning op de waardepeildatum van 1 januari 2022 niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van € 464.000,- gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar vergelijkbare woningen en de prijs per m2, die binnen de bandbreedte van de referentiewoningen viel. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser, zoals de onderhoudstoestand van de woning en het ontbreken van een achtertuin, niet overtuigend geacht. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde in stand blijft. Er is geen ruimte voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht, aangezien de uitspraak in het voordeel van de verweerder is.