ECLI:NL:RBMNE:2025:2081

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
16-159671-23 en 16-320424-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, stalking, mishandeling van kinderen en bezit van softdrugs

Op 29 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging, stalking, mishandeling van zijn kinderen en het bezit van softdrugs. De zaak betreft een incident op 29 juni 2023, waarbij de verdachte zijn ex-partner bedreigde met een vuurwapen in aanwezigheid van hun kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van zeven maanden zijn ex-partner heeft belaagd, wat culminatie vond in de bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, belaging, en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en heeft een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd die hem verbiedt contact te hebben met zijn ex-partner en zich in de stad Utrecht te bevinden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de ex-partner en de kinderen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.159671.23 en 16.320424.23 (gev. ttz); 16.328299.20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2025. Het onderzoek is gesloten op 29 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Utrecht, alsmede de raadsvrouw, mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer] en haar drie kinderen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
16-159671-23Feit 1
op 29 juni 2023 te Amersfoort en/of Utrecht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op haar af te lopen met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp in zijn handen en dat vuurwapen op haar te richten en/of door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Of we kiezen voor de 2e optie en dat is alles samen slopen en de kinderen uiteindelijk laten verspreiden over verschillende pleeggezinnen";
Feit 2
in periode van 4 november 2022 tot en met 29 juni 2023 te Amersfoort en/of Utrecht [slachtoffer] heeft belaagd, door haar vaak te bellen, veel SMS- en e-mailberichten te sturen, meermalen langs haar woning te rijden en aan te bellen en aan zijn oom te vragen of die aan [slachtoffer] kon vragen de aangifte en de rechtszaak in te trekken;
Feit 3
op 29 juni 2023 te Amersfoort 2.007,9 gram hennep aanwezig heeft gehad;
16-320424-23op 29 juni 2023 te Utrecht drie van zijn kinderen, [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en/of [minderjarige 3] , heeft mishandeld door hen getuige te laten zijn van (bedreiging met) geweld tussen hun ouders door (in hun aanwezigheid) op [slachtoffer] af te lopen met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp in zijn handen en dit op haar te richten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair een integrale vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten, behalve van het Opiumwetdelict. Het voorhanden hebben van de hennep kan wettig en overtuigend worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank slechts kan komen tot een partiële bewezenverklaring voor de bedreiging en de belaging (naast de bewezenverklaring van het Opiumwetdelict). De standpunten van de raadsman worden, voor zover van belang bij de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Hieronder, na de bewijsmiddelen, zal de rechtbank nader uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [1]
16-159671-23, feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 13 juli 2023, genummerd 230705.0820.09762, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 233;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van doorzoeking ter inbeslagneming, genummerd 230630.0907.2460, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de doorzoeking van de woning van verdachte, doorgenummerde pagina 140 en 141;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 10 juli 2023, genummerd PL0900-2023195176-38, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 754 en 755;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 20 juli 2023, genummerd PL0900-2023195176-63, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 288 en 289.
16-159671-23, feit 1, 16-320424-23
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 29 juni 2023, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Ik en mijn ex-partner [verdachte] hebben samen vier kinderen. [2] Ik ben 29 juni 2023 door [verdachte] bedreigd met een pistool. [3] Ik ging [minderjarige 2] , [minderjarige 1] en [minderjarige 3] naar school brengen. Alle drie de kinderen zaten achterin de auto. Toen ik op de [straat] (
de rechtbank begrijpt: in [plaats 1]) reed zag ik een Mercedes mij tegemoet rijden. Ik reed op dat moment voor [naam school] . Ik zag dat de Mercedes voor mij stopte en de Mercedes schuin voor mijn auto neerzette zodat de weg geblokkeerd was en ik niet weg kon. Ik zag [verdachte] uit de Mercedes stappen. Ik zag dat [verdachte] naar mij keek en recht op mijn auto afstapte. Ik zag dat [verdachte] heel erg boos keek. Ik zag aan zijn houding en gezichtsuitdrukking dat hij heel boos was. Ik zag dat [verdachte] zijn hand omhoog bewoog. Ik zag dat [verdachte] een pistool in zijn hand had. Ik zag heel duidelijk dat [verdachte] een pistool op mij richtte en naar mijn auto toe kwam lopen. Ik zag dat [verdachte] eerst voor mijn auto bleef staan. Ik hoorde ondertussen mijn kinderen op de achterbank schreeuwen. Ik hoorde hen schreeuwen: "niet mama, niet mama dood maken alsjeblieft, alsjeblieft". Ik was er op dat moment van overtuigd dat [verdachte] mij neer wilde schieten. Ik zag dat [verdachte] vervolgens naar de kant van mijn auto liep waar ik zat. Ik zag dat [verdachte] naast mijn portier kwam staan. Ik zag dat [verdachte] met gestrekte armen en met het pistool in zijn handen op mij gericht bleef staan. Ik had wel gezien dat toen [verdachte] vanaf de voorkant van mijn auto naar de zijkant van mijn auto liep, wel continue het pistool op mij gericht hield. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2023, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Ik bekeek de beelden die waren gemaakt door beveiligingscamera's van het [naam school] , gelegen aan de [adres 2] in [plaats 1] . [5]
01:05 minuten na het starten van het videobestand komt er links in beeld een blauw voertuig in beeld rijden. Om 01:07 minuten komt er rechts in beeld een grijs voertuig aanrijden. [6] Om 01:14 minuten komt er een persoon in beeld lopen. De persoon loopt versnelt op het blauwe voertuig af, en heeft daarbij zijn rechterarm volledig gestrekt in de richting van de voorzijde van het blauwe voertuig. [7] Vervolgens loopt de persoon naar de bestuurderszijde van het blauwe voertuig en houdt daarbij zijn rechterarm gestrekt in de richting van de bestuurder. [8]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van de rechter-commissaris van 6 februari 2024, voor zover inhoudende:
Mr. Van Gaalen: wat zag u de man doen?
Ik reed achter hem. Hij zette zijn auto schuin voor die vrouw. Hij stapt uit en loopt naar haar toe. En dan richtte hij dat wapen op het raam van de bestuurder, die vrouw, en hij liep weer
terug naar zijn auto.
Mr. Van Gaalen: wat zag u in zijn hand?
Een vuurwapen. [9]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 13 juli 2023, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
O: Je reed in een Mercedes, kenteken [kenteken] . Deze auto staat volgens het RDW op jouw naam. Is het ook jouw auto?
A: Ja, is mijn auto. [10]
O: 29 juni 2023, heeft er omstreeks 08.25 uur een incident plaatsgevonden op de [straat] in Utrecht waar jij van verdacht wordt.
A: Ik reed richting [straat] . Ik zag [slachtoffer] in de auto. Ik stopte midden op de weg de auto. [11] Ik stopte voor haar dan kan ze niet weg. Toen ik uitstapte, zag ik de kinderen. De kinderen zaten achterin. [12]
16-159671-23, feit 2
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 mei 2023, met bijlagen, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Sinds 04 november 2022 merkte ik dat [verdachte] opnieuw begon met mij te stalken. Hierdoor wordt er opnieuw inbreuk gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer door [verdachte] . [13]
Op 04 november zat ik in de auto van mijn vader. Ik zag ineens dat [verdachte] vóór mijn auto kwam staan. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik de deur van mijn woning moest openen voor hem, omdat hij dacht dat er een andere man in mijn woning was. Ik bleef in de auto zitten. Ik zag dat [verdachte] niet wegging vóór mijn auto. [14]
[verdachte] is op 11 maart 2023, 18 maart 2023 en 25 maart 2023 vóór mijn woning verschenen om de kinderen op te halen. [15] Op 20 maart 2023 omstreeks 21:25 uur bevond ik mij in mijn woning. Ik zag dat [verdachte] ineens vóór het raam aan de voorzijde van mijn woning stond.
Op 28 mei 2023 zag ik dat [verdachte] meerdere keren langs mijn woning reed. Ik hoorde uiteindelijk dat er aangebeld werd bij de voordeur van mijn woning. Ik zag door het raam dat [verdachte] voor mijn woning stond. Ik hoorde dat [verdachte] meerdere keren aanbelde. Ik hoorde dat [verdachte] mij door de brievenbus uitschold. Ik hoorde [verdachte] in het Marokkaans zeggen ''Jouw hoeren moeder.'' Ik trof uiteindelijk ook honderd euro aan contant geld aan op mijn deurmat. [16]
Sinds het begin van het jaar 2023 zag ik dat ik weer regelmatig SMS berichten van [verdachte] ontving. Ik schat in dat [verdachte] mij ongeveer twintig SMS berichten per dag stuurde. Op 07 april 2023 zag ik dat ik tweeënzestig SMS berichten ontving van [verdachte] . Op 11 april 2023 zag ik dat ik zeven SMS berichten ontving van [verdachte] . Op 24 mei 2023 zag ik dat ik acht SMS berichten ontving van [verdachte] . Op 28 mei 2023 zag ik dat ik tweeënvijftig SMS berichten ontving van [verdachte] .
Ik vind dit vervelend, want ik wil geen contact met [verdachte] als het niet over de kinderen gaat en dit weet hij ook. [17]
Sinds het begin van het jaar 2023 zag ik dat ik weer regelmatig gebeld werd door [verdachte] . Dit gebeurt overdag, maar ook 's nachts. Ik schat in dat [verdachte] mij twintig keer per dag belde. Op 31 april 2023 zag ik dat ik minimaal eenendertig keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op dinsdag 23 mei 2023 zag ik dat ik negenentwintig (29) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op woensdag 24 mei 2023 zag ik dat ik zevenenzestig (67) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op donderdag 25 mei 2023 zag ik dat ik vijfenveertig (45) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op vrijdag 26 mei 2023 zag ik dat ik twaalf (12) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zaterdag 27 mei 2023 zag ik dat ik dertien (13) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zondag 28 mei 2023 zag ik dat ik vijf (5) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op maandag 29 mei 2023 zag ik dat ik twee (2) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op woensdag 31 mei 2023 zag ik dat ik drie (3) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op donderdag 01 juni 2023 zag ik dat ik tweeëndertig (32) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op vrijdag 02 juni 2023 zag ik dat ik drieëndertig (33) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zaterdag 03 juni 2023 zag ik dat ik veertien (14) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zondag 04 juni 2023 zag ik dat ik veertien (14) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op maandag 05 juni 2023 zag ik dat ik elf (11) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op dinsdag 06 juni 2023 zag ik dat ik acht (8) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op woensdag 07 juni 2023 zag ik dat ik twintig (20) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op donderdag 08 juni 2023 zag ik dat ik vijf (5) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op vrijdag 09 juni 2023 zag ik dat ik twaalf (12) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zaterdag 10 juni 2023 zag ik dat ik negentien (19) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op dinsdag 13 juni 2023 zag ik dat ik zeventien (17) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zondag 04 juni 2023 zag ik dat ik twaalf (12) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op maandag 05 juni 2023 zag ik dat ik drie (3) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op dinsdag 06 juni 2023 zag ik dat ik zevenendertig (37) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op donderdag 08 juni 2023 zag ik dat ik zes (6) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op vrijdag 09 juni 2023 zag ik dat ik drie (3) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op dinsdag 23 mei 2023 zag ik dat ik zes (6) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op woensdag 24 mei 2023 zag ik dat ik vijf (5) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op donderdag 25 mei 2023 zag ik dat ik twee (2) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op vrijdag 26 mei 2023 zag ik dat ik drie (3) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op maandag 29 mei 2023 zag ik dat ik één (1) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zaterdag 03 juni 2023 zag ik dat ik één (1) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op woensdag 07 juni 2023 zag ik dat ik twee (2) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op donderdag 08 juni 2023 zag ik dat ik één (1) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op vrijdag 09 juni 2023 zag ik dat ik vier (4) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zondag 11 juni 2023 zag ik dat ik één (1) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op maandag 12 juni 2023 zag ik dat ik één (1) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op donderdag 25 mei 2023 zag ik dat ik vierentwintig (24) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op vrijdag 26 mei 2023 zag ik dat ik drie (3) keer gebeld werd door [verdachte] . [18]
- Op zondag 28 mei 2023 zag ik dat ik vijfendertig (35) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op maandag 29 mei 2023 zag ik dat ik negen (9) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op dinsdag 30 mei 2023 zag ik dat ik zeven (7) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op woensdag 31 mei 2023 zag ik dat ik elf (11) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zaterdag 03 juni 2023 zag ik dat ik vier (4) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zondag 04 juni 2023 zag ik dat ik drie (3) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op woensdag 07 juni 2023 zag ik dat ik drie (3) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op donderdag 08 juni 2023 zag ik dat ik twee (2) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op vrijdag 09 juni 2023 zag ik dat ik twee (2) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zondag 11 juni 2023 zag ik dat ik één (1) keer gebeld werd door [verdachte] .
- Op zondag 28 mei 2023 zag ik dat ik negenentwintig (29) keer gebeld werd door [verdachte] .
[verdachte] belde mij met verschillende telefoonnummers. Bij de eerste tweeëntwintig (22) oproepen zag ik dat ik door [verdachte] gebeld werd door middel van het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . Bij de volgende vijf (5) oproepen zag ik dat ik door [verdachte] gebeld werd door middel van het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . Bij de volgende elf (11) oproepen zag ik dat ik door [verdachte] gebeld werd door middel van het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . Via dit telefoonnummer heb ik de zeven (7) SMS berichten op dinsdag 11 april 2023 ontvangen. Bij de volgende twaalf (12) oproepen zag ik dat ik door [verdachte] gebeld werd door middel van het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . Bij de volgende oproep zag ik dat ik door [verdachte] gebeld werd door middel van het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . Via dit telefoonnummer heb ik de tweeënvijftig (52) SMS berichten op zondag 28 mei 2023 ontvangen. De acht (8) SMS berichten, die ik van [verdachte] ontvangen heb op woensdag 24 mei 2023, heb ik ontvangen
via telefoonnummer [telefoonnummer] .
Het telefoonnummer van [verdachte] was [telefoonnummer] . Via dit telefoonnummer heb ik onder andere de tweeënzestig (62) SMS berichten op 07 april 2023 ontvangen. Ik zag dat ik vervolgens berichten en oproepen ontving van [verdachte] via een de volgende telefoonnummers: [telefoonnummer] ,
[telefoonnummer] , [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Ik zag dat ik vervolgens berichten en
oproepen ontving van [verdachte] via weer een ander telefoonnummer, namelijk [telefoonnummer] . Via de hierboven benoemde verschillende telefoonnummers ben ik dus meerdere keren door [verdachte] gebeld en heb ik dus meerdere berichten van [verdachte] ontvangen. Ik weet zeker dat alle telefoonnummers van [verdachte] zijn, omdat alle berichten dezelfde strekking hebben. Daarnaast weet ik zeker dat de telefoonnummers van [verdachte] zijn door de hoeveelheid oproepen en berichten die ik ontving. Als laatst weet ik zeker dat alle telefoonnummers van [verdachte] zijn, omdat ik regelmatig opnam en direct het stemgeluid van [verdachte] hoorde. [19]
Sinds begin van het jaar 2023 zag ik dat ik ook regelmatig anoniem gebeld werd. Ik schat in dat dit ook ongeveer twintig (20) keer per dag gebeurde. Ik zal vanaf eind mei 2023 benoemen hoe vaak ik anoniem gebeld ben en op welke dagen dit was:
- Op dinsdag 23 mei 2023 zag ik dat ik drieëntwintig (23) keer anoniem gebeld werd.
- Op woensdag 24 mei 2023 zag ik dat ik tien (10) keer anoniem gebeld werd.
- Op donderdag 25 mei 2023 zag ik dat ik acht (8) keer anoniem gebeld werd.
- Op vrijdag 26 mei 2023 zag ik dat ik twee (2) keer anoniem gebeld werd.
- Op zaterdag 27 mei 2023 zag ik dat ik tweeënveertig (42) keer anoniem gebeld werd.
- Op zondag 28 mei 2023 zag ik dat ik vijftien (15) keer anoniem gebeld werd.
- Op maandag 29 mei 2023 zag ik dat ik drie (3) keer anoniem gebeld werd.
- Op dinsdag 30 mei 2023 zag ik dat ik één (1) keer anoniem gebeld werd.
- Op woensdag 31 mei 2023 zag ik dat ik één (1) keer anoniem gebeld werd.
- Op donderdag 01 juni 2023 zag ik dat ik zestien (16) keer anoniem gebeld werd.
- Op zaterdag 03 juni 2023 zag ik dat ik zes (6) keer anoniem gebeld werd.
- Op zondag 04 juni 2023 zag ik dat ik drie (3) keer anoniem gebeld werd.
- Op woensdag 07 juni 2023 zag ik dat ik vier (4) keer anoniem gebeld werd.
- Op donderdag 08 juni 2023 zag ik dat ik één (1) keer anoniem gebeld werd.
- Op vrijdag 09 juni 2023 zag ik dat ik vier (4) keer anoniem gebeld werd.
- Op zaterdag 10 juni 2023 zag ik dat ik één (1) keer anoniem gebeld werd.
- Op zondag 11 juni 2023 zag ik dat ik twee (2) keer anoniem gebeld werd.
- Op maandag 12 juni 2023 zag ik dat ik twee (2) keer anoniem gebeld werd.
Ik heb enkele keren opgenomen op de momenten dat ik anoniem gebeld werd, omdat ik wilde horen wie mij belde. Ik hoorde iedere keer het stemgeluid van [verdachte] . Ik beëindigde het telefoongesprek als hij over andere zaken dan over de kinderen begon te praten. Door de vele oproepen en doordat ik het stemgeluid van [verdachte] direct herkende, weet ik zeker dat [verdachte] de persoon is die mij constant anoniem belde.
[verdachte] stuurt mij ook soms e-mailberichten. Ik zag dat [verdachte] elk e-mailbericht stuurde vanaf zijn eigen e-mailadres, namelijk [email-adres] . Op 05 april 2023 zag ik dat ik vier (4) e-mailberichten van [verdachte] ontving waarin het niet over de kinderen ging. [20]
Op 08 april 2023 heb ik [verdachte] een e-mailbericht gestuurd waarin ik duidelijk aangeef alleen contact met hem te willen per e-mail en alleen als het over de kinderen gaat. Ik had dit al vaker bij [verdachte] aangegeven.
Ik vind het vervelend en zorgelijk dat de stalking opnieuw begint. Ik wil vrijheid en ik wil kunnen doen wat ik wil, want [verdachte] heeft niets meer met mij te maken. Ik wil geen contact meer met [verdachte] . [21]
Een proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2023, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
+ [telefoonnummer] . Het abonnement van het telefoonnummer blijkt op naam te staan van [verdachte] . Uit de politiesystemen blijkt dat nummer + [telefoonnummer] voorkomt op de naam van verdachte [verdachte] . Het nummer staat sinds 12 maart 2023 gekoppeld aan de persoonskaart van [verdachte] . [22]
Een proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2023, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Onderstaand betreft de totaal telefonische contactmomenten tussen de inbeslaggenomen telefoon van de aangeefster en de telefoonnummers: + [telefoonnummer] , + [telefoonnummer] , + [telefoonnummer] , [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .
Een proces-verbaal van bevindingen van 9 augustus 2023, zakelijk weergeven, voor zover inhoudende:
Op 27 juli 2023 werd de woning, [adres 1] te [plaats 2] , binnengetreden voor een doorzoeking ter inbeslagneming. [25] Tijdens de doorzoeking werden er in totaal 31 telefoons in beslaggenomen. [26]
Hieronder een overzicht van de telefoonnummers waarmee de aangeefster is gebeld, de totale
inkomende telefoongesprekken van het betreffende nummer.
Totaal: door 11 verschillende telefoonnummers is de aangeefster 1236 keer gebeld. [28]
Een proces-verbaal van bevindingen van camerabeelden van 16 juni 2023, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Op 11 maart 2023 zie ik dat de verdachte het hekje opent welke toegang biedt tot de tuin van de aangever en tevens slachtoffer. [29]
Op 18 maart 2023 zie ik dat de verdachte aanbelt bij de woning van het slachtoffer. [30] Op 20 maart 2023 zie ik dat de verdachte de voortuin van het slachtoffer betreedt [31] en zie ik dat de verdachte gefrustreerd aanbelt, ik zie dat hij dit tweemaal achter elkaar doet. [32] Op 25 maart 2023 zie ik dat de verdachte de tuin van het slachtoffer betreedt [33] en zie ik dat de verdachte aanbelt bij de woning. Ik zie dat hij meerdere malen aanbelt. [34] Op 28 mei 2023 zie ik dat de verdachte de voortuin van de woning van het slachtoffer betreedt [35] en zie ik dat de verdachte het geld uit zijn broekzak haalt en dat hij hiervan een gedeelte door de brievenbus stopt. [36]
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2023, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Op 5 juli 2023 had ik, verbalisant, telefonisch contact met slachtoffer [slachtoffer] . Ik hoorde dat [slachtoffer] mij vertelde dat zij op 4 juli 2023 telefonisch contact had gehad met het zusje van verdachte [verdachte] . [slachtoffer] vertelde dat het zusje [A] (fonetisch) heet. Ik hoorde dat [slachtoffer] vertelde dat [A] had gezegd dat haar oom langs geweest was bij het huis van haar ouders. De oom vertelde dat hij gebeld was door [verdachte] vanuit de gevangenis in België. [verdachte] huilde en smeekte dat de oom aan [slachtoffer] (slachtoffer [slachtoffer] ) moest vragen of zij de aangifte in wilde trekken en de zaak over het eenhoofdige gezag te laten vallen. [37]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2023, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
V: De laatste tijd stuur jij weer veel sms'jes naar [slachtoffer] , wat kun jij hierover verklaren?
A: Zij stuurt berichten naar mij en ik stuur berichten naar haar. Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . [38]
V: Op zaterdag 11, 18 en 25 maart 2023 ben jij wederom voor de woning van mevrouw [slachtoffer] verschenen, waarom was je daar?
A: Om kinderen op te halen. [39]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 juli 2023 van de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
U wordt ook verdacht van stalking. Er zitten heel veel berichten in het dossier.
Ja.
Geld op de deurmat gelegd?
Ja, heb ik twee keer gedaan. Het meeste maak ik over. Eén of twee keer heb ik geld door de
brievenbus gedaan voor boodschappen voor de kinderen. [40]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Partiële vrijspraak bedreiging (feit 1, 16-159671-23)
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de woordelijke bedreiging van het onder 1 ten laste gelegde (het negende gedachtestreepje), nu deze bedreiging niet is gedaan op hetzelfde moment als het moment waarop verdachte aangeefster heeft bedreigd door met een vuurwapen in haar richting te wijzen en te lopen. Ook spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij van het achtste gedachtestreepje, nu dit gebeurde nadat verdachte zich tot aangeefster had gericht en dus niet heeft bijgedragen aan de bedreiging, zoals door de raadsman is bepleit.
Betrouwbaarheid verklaring beperkt anonieme getuige (feit 1, 16-159671-23)
De raadsman heeft bepleit dat een eventuele bewezenverklaring van de bedreiging in belangrijke mate steunt op de getuigenverklaringen en dat de verklaringen van de beperkt anonieme getuigen die zijn afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris als bewijsmiddel moeten worden uitgesloten, omdat door de afscherming van de persoonsgegevens van de getuigen het ondervragingsrecht van de verdediging op ontoelaatbare wijze is beperkt.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, voor zover als bewijsmiddel is opgenomen het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris. Deze getuige is gehoord door de rechter-commissaris op grond van artikel 190, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De personalia van de getuige zijn buiten aanwezigheid van de raadsman geverifieerd en niet in het proces-verbaal opgenomen. De reden voor de beperkte anonimiteit van de getuigen volgt voldoende uit de dreigende houding die van verdachte uitgaat, blijkens het dossier, en de vrees dat verdachte een vuurwapen tot zijn beschikking heeft. Bovendien is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat het horen van de getuige onder deze omstandigheden geen afbreuk heeft gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging. De raadsman is in de gelegenheid geweest vragen te stellen aan getuige [getuige] en heeft dit ook gedaan, ten overstaan van de rechter-commissaris, over de inhoud van de eerder door de getuige afgelegde verklaring bij de politie. Uit het proces-verbaal van het verhoor blijkt niet dat het ondervragingsrecht van de verdediging daadwerkelijk is beperkt door het niet beschikbaar stellen van de identiteitsgegevens van de getuige. De rechtbank komt uiteindelijk tot een bewezenverklaring van de bedreiging, omdat er voor de verklaring van de beperkt anonieme getuige voldoende ondersteuning volgt uit de andere bewijsmiddelen, zoals hiervoor opgenomen, te weten de aangifte en de uitwerking van de camerabeelden en de bewezenverklaring dus niet, zoals door de raadsman betoogd, in beslissende mate steunt op de getuigenverklaring.
Belaging (feit 2, 16-159671-23)
De raadsman heeft aangevoerd dat de gedragingen uit de tenlastelegging, voor zover bewezen, geen belaging opleveren en dat verdachte geen opzet heeft gehad op de belaging. De rechtbank komt tot een ander oordeel en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht vereist is dat sprake is van een wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Daarbij zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Uit de aangifte van [slachtoffer] volgt dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode veelvuldig en op diverse manieren contact met haar heeft gezocht. Hij heeft haar heel vaak gebeld en sms-berichten gestuurd, haar meerdere e-mails gestuurd, is meerdere malen bij haar woning geweest, heeft haar door de brievenbus uitgescholden en geld gegeven. Ook heeft verdachte via zijn oom geprobeerd [slachtoffer] te dwingen haar aangifte en de rechtszaak in te trekken. Gedurende deze periode heeft [slachtoffer] meermaals kenbaar gemaakt dat zij geen contact wilde door onder andere telefoonnummers te blokkeren, maar verdachte bleef desondanks doorgaan met het zoeken van contact. De verklaring van [slachtoffer] is concreet en gedetailleerd en wordt daarnaast ondersteund door de onderzoeksbevindingen van de politie naar onder meer de telefoongegevens en de camerabeelden bij de woning van aangeefster. Door gedurende een langere periode zo veelvuldig en zo indringend contact te blijven zoeken heeft verdachte op wederrechtelijke en stelselmatige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw. Het opzet van verdachte op die belaging volgt direct uit de aard en de intensiteit van zijn handelen.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de gehele periode van de ten laste gelegde belaging, omdat de feitelijkheden uit de tenlastelegging zich in deze periode hebben voorgedaan. Met de raadsman is de rechtbank echter wel van oordeel dat er binnen die periode gedurende een maand geen sprake is geweest van belaging. Aangeefster heeft daarover zelf verklaard dat zij in de periode van 30 mei tot 29 juni 2023 niet veel van verdachte heeft vernomen. De rechtbank neemt dit mee in de strafmaat.
Kindermishandeling (16-320424-23)
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zijn kinderen heeft mishandeld dan wel hun gezondheid heeft benadeeld en dat verdachte daartoe ook geen opzet heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat er sprake kan zijn van psychische kindermishandeling op het moment dat een ouder wordt bedreigd in een huiselijk geweld-situatie en de kinderen hiervan getuige zijn. Bij de vraag of hiervan sprake is, komt het aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedragingen(en) van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Stelselmatigheid is daarbij een relevante factor, maar geen vereiste.
De rechtbank stelt op grond van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat de drie jongste kinderen van verdachte en aangeefster, [minderjarige 1] (geboren op [geboortedatum] 2020), [minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum] 2014) en [minderjarige 3] (geboren op [geboortedatum] 2017), getuige zijn geweest van de bedreiging van hun moeder, met enig misdrijf tegen het leven gericht door hun vader (verdachte). Terwijl hun vader een pistool op hun moeder richtte, zaten de kinderen op de achterbank van de auto. Uit de reacties van de kinderen leidt de rechtbank af dat deze situatie buitengewoon beangstigend voor hen moet zijn geweest. De rechtbank beziet dit incident bovendien in de gehele context van de gezinssituatie, waardoor de angst van de kinderen door het handelen van hun eigen vader op deze manier tegen hun eigen moeder nog meer voorstelbaar is. Het opzet van verdachte op de mishandeling van zijn kinderen leidt de rechtbank af uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte: het richten van een vuurwapen op moeder in aanwezigheid van zijn kinderen. De rechtbank komt tot het oordeel dat het handelen van verdachte zodanig veel impact op de kinderen heeft gehad, dat hierdoor de kinderen in hun gezondheid benadeeld zijn. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/159671-23
1
op 29 juni 2023 te Utrecht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door:
- op die [slachtoffer] af te lopen met een vuurwapen in zijn handen,
- voornoemd vuurwapen op die [slachtoffer] te richten terwijl hij op haar afliep,
- vóór het voertuig waarin die [slachtoffer] zat stil te staan,
- voornoemd vuurwapen op die [slachtoffer] te richten terwijl hij vóór/nabij het voertuig stond waarin die [slachtoffer] zich bevond,
- naar de zijde van dit voertuig waarin die [slachtoffer] zich bevond te lopen en naast het bestuurdersportier te staan, waarachter zij zich bevond,
- hierbij (continu) voornoemd vuurwapen met gestrekte armen op die [slachtoffer] te richten;
2
in de periode van 4 november 2022 tot en met 4 juli 2023 te Amersfoort en/of Utrecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] (zeer) vaak (anoniem) te bellen, waarbij hij, verdachte, gebruik maakte van verschillende telefoonnummers,
- die [slachtoffer] (zeer) veel SMS-berichten te sturen, waarbij hij, verdachte, gebruik maakte van verschillende telefoonnummers,
- die [slachtoffer] meermalen een e-mailbericht te sturen vanaf e-mailadres [email-adres] ,
- meermalen langs de woning van die [slachtoffer] te rijden,
- meermalen bij de woning van die [slachtoffer] aan te bellen,
- eenmaal door de brievenbus van de woning van die [slachtoffer] in het Marokkaans "jouw hoerenmoeder" te roepen,
- eenmaal contant geld op de deurmat van die [slachtoffer] te leggen en
- eenmaal aan zijn oom, [B] , te vragen of hij, [B] , aan die [slachtoffer] kon vragen een aangifte in te trekken en hij aan die [slachtoffer] kon vragen de rechtszaak met betrekking tot het eenhoofdige gezag te beëindigen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
3
op 29 juni 2023 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2.007,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
16/320424-23
op 29 juni 2023 te Utrecht drie van zijn kinderen, [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , heeft mishandeld, door hen getuige te laten zijn van bedreiging met geweld tussen ouders/huiselijk geweld door in hun aanwezigheid
- op [slachtoffer] af te lopen met een vuurwapen in zijn handen,
- voornoemd vuurwapen op die [slachtoffer] te richten terwijl hij op haar afliep,
- vóór het voertuig waarin die [slachtoffer] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en/of [minderjarige 3] zaten stil te staan,
- voornoemd vuurwapen op die [slachtoffer] te richten terwijl hij vóór/nabij het voertuig stond waarin die [slachtoffer] , [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] en [minderjarige 3] zich bevonden,

- naar de zijde van dit voertuig te lopen en/of naast het bestuurdersportier te staan, waarachter die [slachtoffer] zich bevond,
- hierbij continu voornoemd vuurwapen met gestrekte armen op die [slachtoffer] te richten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-159671-23, feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
16-159671-23, feit 2
belaging
16-159671-23, feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
16-320424-23
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van verdachte, met aftrek van het voorarrest;
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege;
- de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met zijn ex-vrouw en kinderen en een locatieverbod voor de stad Utrecht, met telkens een vervangende hechtenis van twee weken, met een maximum van zes maanden, bij overtreding van de verboden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat niet is voldaan aan de vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel alsmede dat de oplegging van een tbs-maatregel aan verdachte niet wenselijk en noodzakelijk is. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zijn straf ruimschoots in voorlopige hechtenis heeft uitgezeten, mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat het nodig is dat er een straf aan verdachte wordt opgelegd. De straf die wordt opgelegd moet dan ook aanzienlijk korter zijn dan het voorarrest van verdachte. Ook is er volgens de raadsman geen ruimte meer voor de oplegging van een voorwaardelijke straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten. Gedurende een periode van zeven maanden heeft verdachte aangeefster (zijn ex-vrouw) belaagd en die stalking is geëscaleerd in het incident dat zich op 29 juni 2023 heeft afgespeeld. Op die dag heeft verdachte aangeefster, in het bijzijn van hun drie jongste kinderen, bedreigd met een vuurwapen. Uit de verklaringen van aangeefster en de kinderen blijkt dat deze gebeurtenis een ontzettend grote impact op hen heeft gehad. De situatie is door hen alle vier als buitengewoon beangstigend ervaren en met name voor de kinderen is dit een impactvolle gebeurtenis die zij waarschijnlijk de rest van hun leven met zich zullen dragen. De relatie tussen verdachte en aangeefster laat zich al langere tijd kenmerken door ruzie, geweld en bedreigende situaties. In 2021 is verdachte veroordeeld voor belaging van aangeefster, tot onder andere een contact- en locatieverbod, maar hij hield zich hier niet aan. De rechtbank beziet onderhavige strafbare feiten dan ook mede in de context van deze al langer durende bedreigende situatie tussen verdachte en aangeefster. Met het plegen van de onderhavige strafbare feiten heeft verdachte (opnieuw) inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en levenssfeer van aangeefster, en zijn drie kinderen. Hij heeft een zeer bedreigende en beangstigende situatie voor zijn ex-vrouw en de kinderen gecreëerd. Zij zijn allemaal door het gedrag van verdachte uit hun vertrouwde omgeving gehaald en verblijven op een geheim adres, en dat zal diepe sporen achterlaten in hun leven. De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij zijn kinderen een normale jeugd heeft ontnomen en met zijn handelen de ontwikkeling van zijn kinderen mogelijk ernstig heeft verstoord. De kans dat de kinderen de rest van hun leven last zullen blijven houden van het feit dat hun vader heeft gezorgd voor een onveilige thuissituatie is erg groot.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van zo’n twee kilo hennep. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Dit is de reden dat ook dit feit ernstig en vervelend is voor de samenleving en strafoplegging moet volgen. Het zwaartepunt in deze zaak ligt echter bij de hiervoor besproken strafbare feiten.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 november 2024;
- een reclasseringsadvies van 26 maart 2025, uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een psychologisch rapport van 28 november 2023, opgemaakt door klinisch psycholoog M.G.H. van Willigenburg;
- een pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 7 februari 2025, opgemaakt door K.M. ten Brinck , psycholoog en M.B.F. van Berkel, psychiater.
De rechtbank acht de volgende punten uit de bovenstaande stukken relevant voor het bepalen van de strafmaat.
Allereerst heeft de rechtbank op basis van het strafblad van verdachte geconstateerd dat hij zich al eerder schuldig heeft gemaakt aan belaging en dat hij (onder meer) daarvoor in 2021 een deels voorwaardelijke taakstraf van 160 uren voor opgelegd heeft gekregen. Tijdens de proeftijd heeft hij nu weer hetzelfde feit gepleegd. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee. De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf gevorderd.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat de reclassering een reclasseringstraject voor verdachte onuitvoerbaar acht. Indien het huidige ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, zien zij een duidelijke toename in ernst van de gepleegde feiten. Zij achten het daarbij zeer zorgelijk dat de aanwezigheid van zijn kinderen verdachte niet heeft tegengehouden.
Gelet op het gedrag van verdachte in het verleden is er al jarenlang sprake van een bijzonder dreigende situatie voor de ex-partner van verdachte en hun kinderen. Verdachte heeft nergens aan mee willen werken. Sterker nog, hij is zoals de reclassering dat weergeeft volledig uit communicatie gegaan met zijn omgeving. Door deze extreme opstelling neemt verdachte de grote zorgen die er zijn niet weg. Integendeel, door zich af te sluiten wordt het alleen maar moeilijker om te voorspellen hoe hij zich denkt te gaan verhouden ten opzichte van zijn ex-partner en de kinderen. Recidive kan zeer verstrekkende gevolgen hebben. De grote zorgen die de reclassering heeft gesignaleerd, waaronder de bijzonder dreigende situatie die vanuit verdachte richting zijn ex-vrouw en kinderen uitgaat, zullen door een reclasseringstraject niet worden weggenomen. Bijzondere voorwaarden worden daarom niet geadviseerd en interventies gericht op het herstel van de relatie tussen aangeefster en verdachte worden eveneens onmogelijk geacht. Aangeefster verblijft immers op een geheim adres.
Verdachte heeft niet willen meewerken aan het psychologisch onderzoek en daarom is geadviseerd verdachte klinisch te observeren in het Pieter Baan Centrum. Deze observatie heeft uiteindelijk eind 2024 en begin 2025 plaatsgevonden. Uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum volgt dat verdachte ook daar heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek. De weigering van verdachte betrof een vorm van volharding en rigiditeit die slechts zelden wordt gezien binnen het Pieter Baan Centrum. Verdachte heeft niet tegen het onderzoeksteam gesproken en hen zes weken lang volledig genegeerd. De extreme manier van weigeren ging zodanig ver dat hij, behalve het nimmer verlaten van zijn cel, ervoor koos om niet te eten als dat hem niet werd gebracht door een groepsgenoot of iemand van de groepsleiding. Door de weigering van verdachte heeft het onderzoeksteam geen diagnostiek kunnen verrichten. Een psychiatrische- of persoonlijkheidsstoornis is daardoor niet te onderbouwen, noch uit te sluiten. De onderzoekers zien in het dossier een aantal zorgelijke aspecten, die ze graag met verdachte hadden willen bespreken. Die zorgen omvatten de bewezenverklaarde bedreiging met de dood richting zijn ex-vrouw en de jarenlange stalking, maar ook de vreemde en paranoïde klinkende uitspraken, zoals dat de kleding die hem tijdens detentie gebracht werd zou zijn vergiftigd en dat zijn ex-vrouw en zijn familie waren ‘betoverd’. In het rapport wordt vermeld: “Hoewel bovengenoemde zorgelijke gedragsaspecten onmiskenbaar uit het dossier naar voren komen en zouden kunnen wijzen op een eventueel bestaan van een waanstoornis, al dan niet versterkt door een narcistische persoonlijkheidsstructuur of -stoornis, kunnen deze op basis van de stellige weigering van betrokkene om aan het onderzoek mee te werken niet aan specifieke psychopathologie worden gelinkt.” De deskundigen hebben de vraagstelling daarmee niet kunnen beantwoorden.
Op de terechtzitting van 8 april 2025 is de deskundige K.M. ten Brinck , psycholoog, gehoord. Uit de toelichting van de deskundige volgt dat de manier van weigeren door verdachte
an sichniets zegt over de aanwezigheid van een stoornis, ook al is de weigering in de visie van de deskundigen extreem en zeldzaam. De hypotheses die op basis van het dossier tot stand zijn gekomen, zijn blijven bestaan, omdat er geen onderzoek naar de hypotheses heeft kunnen plaatsvinden. Dit betekent dat er geen conclusies over een stoornis kunnen worden getrokken, ook niet over de eventuele doorwerking van een stoornis en ook niet over de toerekenvatbaarheid en het advies voor de toekomst. Een andere verklaring dan een stoornis voor het gedrag van verdachte kan, aldus de deskundige, zijn dat verdachte een keuze heeft gemaakt om het gedrag te laten zien zoals dat heeft plaatsgevonden. Voor deze hypothese geldt evenwel ook dat de onderzoekers dit niet hebben kunnen onderzoeken, waardoor er geen conclusie kan worden getrokken.
Tbs-maatregel
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of aan verdachte een tbs-maatregel kan worden opgelegd, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Een tbs-maatregel kan worden opgelegd indien wordt voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dient oplegging van de maatregel te eisen. De rechter dient daarbij tot het oordeel te komen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit (of feiten) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (artikel 37a lid 1 aanhef en onder 1° en 2°). Indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr). Voor oplegging van de tbs-maatregel is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die verdachte hebben onderzocht (artikel 37a lid 3 Sr). Indien de verdachte, zoals in de onderhavige zaak het geval is, heeft geweigerd medewerking te verlenen aan onderzoek door de gedragsdeskundigen, vervalt de eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek (artikel 37a lid 4 Sr). Ook in dat geval blijft echter vereist dat de rechter vaststelt dat ten tijde van het begaan van het feit bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond; zonder die vaststelling is oplegging van de tbs-maatregel niet mogelijk.
De rechter heeft daarmee een eigen verantwoordelijkheid om zelf een oordeel te vellen over de aanwezigheid van een stoornis ten tijde van het delict. Dat betekent dat een rechter in het uiterste geval ook een stoornis kan vaststellen in situaties waarin de deskundigen dat niet kunnen. Daarvoor moet in voldoende mate aannemelijk zijn dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. De rechtbank heeft gekeken of zij zelf op basis van oudere rapporten, medische gegevens, de inhoud van het dossier of verklaringen en gedragingen van verdachte kan vaststellen of verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een stoornis had. In dit geval zijn er geen oudere rapporten of medische gegevens van verdachte beschikbaar, dus daar kan de rechtbank niets uit af leiden.
Een stoornis is verder niet zonder meer af te leiden uit de door verdachte gepleegde (en in dit vonnis bewezenverklaarde) strafbare feiten of uit zijn verklaringen. De toelichting van de deskundige ter zitting dat de extreme weigerachtige houding van verdachte niets zegt over de aanwezigheid van een stoornis nu dit ook herleidbaar kan zijn tot een door verdachte gemaakte en consequent volgehouden keuze die verder niet te onderzoeken was, maakt dat de rechtbank ook geen aanknopingspunten vindt in die houding van verdachte.
Op basis van de nu beschikbare gegevens kan de rechtbank geen stoornis bij verdachte vaststellen. De situatie in het door de officier van justitie aangehaalde Hoogerheide-arrest [41] laat zich niet één-op-één vergelijken met onderhavige zaak. In die situatie was wel sprake van eerder (ouder) gedragsdeskundig onderzoek waarin voldoende steun te vinden was in hetgeen gedragsdeskundigen hadden gerapporteerd met betrekking tot het vaststellen van een stoornis in combinatie met hetgeen de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte. Dat is in deze zaak niet het geval.
De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot het opleggen van een tbs-maatregel, nu niet aan de vereisten voor de oplegging van die maatregel is voldaan.
Strafoplegging met tevens gedragsmaatregelen
De rechtbank is van oordeel dat de ernst en aard van de feiten, in combinatie met de persoon van verdachte, maken dat geen andere straf kan volgen dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Zowel vanuit het oogpunt van vergelding als vanuit het oogpunt van (speciale) preventie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Bij het bepalen van de hoogte daarvan is, naast de ernst van de feiten en de gevolgen die het heeft gehad voor aangeefster en hun kinderen, ook het volgende van belang.
Uit het gehele dossier blijken grote zorgen over het gedrag van verdachte en het gevaar dat van hem uitgaat richting met name zijn ex-vrouw en ook richting zijn kinderen.
Zoals hiervoor overwogen heeft de rechtbank op dit moment onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat verdachte een stoornis heeft, maar de rechtbank schat wel het recidiverisico in als (zeer) hoog en is zich ervan bewust dat de gevolgen bij een eventueel nieuw incident verstrekkend (of zelfs fataal) kunnen zijn. Dit blijkt niet alleen uit de rapporten van de reclassering en het PBC, maar ook uit de omstandigheid dat er maatregelen zijn genomen in het Stelsel van Bewaken & Beveiligen. Het Stelsel Bewaken & Beveiligen wordt alleen ingezet op moment dat er sprake is van een concrete dreiging gericht op iemands leven en aanvullende veiligheidsmaatregelen vanuit de overheid noodzakelijk zijn. In dit geval wordt er een hoog risico gezien op ernstig toekomstig geweld in de richting van aangeefster waardoor aangeefster en de kinderen nu voor de tweede keer in een paar jaar in het Stelsel van Bewaken & Beveiligen zijn opgenomen, en dat betekent onder meer dat zij ergens in Nederland of in het buitenland op een geheim adres verblijven. Dat zij voor de tweede keer opgenomen zijn noemt de adviseur van Bewaken & Beveiligen uniek. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte langdurig een uitzonderlijk gevaar vormt voor aangeefster en hun kinderen.
Daarbij wekken de volharding en rigiditeit die verdachte op zitting en bij het PBC heeft laten zien de indruk dat niets hem ervan weerhoudt zijn doel te bereiken als hij eenmaal iets in zijn hoofd heeft. Daarnaast blijkt dit uit de aard en ernst van de feiten, zeker gelet op verdachte zijn eerdere veroordeling voor stalking in 2021. Verder lijkt het (dreigende) verlies van het gezag over zijn kinderen een rol te hebben gespeeld bij het bewezenverklaarde en is hij inmiddels het gezag over de kinderen kwijt. De kans op verdere escalatie lijkt daarmee reëel, omdat verdachte in dat opzicht niets meer te verliezen heeft.
Voor de rechtbank staat de bescherming van aangeefster, de kinderen en de maatschappij vooraan. Nu er geen tbs-maatregel opgelegd kan worden, kan de meeste bescherming worden geboden door een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr (hierna: GVM) op te leggen.
Vanwege de hierboven beschreven dreiging die van verdachte uitgaat vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte na het uitzitten van zijn straf langdurig onder toezicht kan worden gesteld. Ter bescherming van de veiligheid van anderen, in het bijzonder [slachtoffer] en haar kinderen, wordt aan verdachte een GVM opgelegd. Verdachte is in onderhavige strafzaak veroordeeld voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten de mishandeling van zijn drie kinderen. Op dat misdrijf is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren gesteld. De mogelijkheden die deze maatregel biedt wat betreft intensief toezicht, na het uitzitten van de gevangenisstraf, zijn in de visie van de rechtbank noodzakelijk om het recidiverisico in te perken.
Om uitvoering te kunnen geven aan dit toezicht moet de officier van justitie 30 dagen voor het einde van de gevangenisstraf een vordering tot ten uitvoerlegging bij de rechtbank indienen en daarbij een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies van een reclasseringsinstelling overleggen. Dit betekent dus dat er na deze uitspraak nog tijd nodig is om dit goed te kunnen regelen. Er is mogelijk langer toezicht en er zijn mogelijk extra maatregelen nodig om het recidiverisico verder in te perken, zoals het toepassen van elektronische monitoring op het locatieverbod met politie-opvolging.
De rechtbank zal dan ook een straf opleggen die de officier van justitie de tijd geeft om een vordering tot ten uitvoerlegging van de GVM in te dienen. Daarom wordt ook een klein deel van de straf voorwaardelijk opgelegd zodat verdachte niet onder de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling valt, want anders zou verdachte direct na deze uitspraak op vrije voeten komen en is er nog geen tijd geweest om een vordering tenuitvoerlegging van de GVM in te dienen en daarmee een goed kader op grond van artikel 38z Wetboek van Strafrecht vorm te geven. De rechtbank realiseert zich dat verdachte dan al geruime tijd vastzit, maar acht dit onvermijdelijk en ziet dit mede voortkomen uit zijn eigen houding en het vastgestelde hoge recidiverisico.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast komt de rechtbank tot de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De maatregel houdt in dat verdachte zich gedurende een periode van vijf jaar moet onthouden van direct en indirect contact met zijn ex-vrouw [slachtoffer] en dat hij zich gedurende vijf jaar niet mag bevinden in de stad Utrecht. Aangeefster en haar kinderen wonen weliswaar nu zelf ergens op een geheim adres, maar de stad Utrecht is hun thuis en zij hebben daar nog familie en vrienden wonen.
Deze maatregel is gericht op de beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten, en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] , beveelt de rechtbank dat deze dadelijk uitvoerbaar is. Voor elke overtreding bepaalt de rechtbank dat een hechtenis volgt van een gevangenisstraf van (maximaal) zes weken, met een maximum van de wettelijk vastgestelde zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen van de opgelegde maatregel niet op.
De rechtbank zal geen absoluut en jarenlang contactverbod opleggen met de kinderen van verdachte, nu dit het recht op gezinsleven teveel zou inperken. De Raad voor de Kinderbescherming is bij de gezinssituatie betrokken en de Raad monitort de situatie en bepaalt of het voor verdachte mogelijk is om contact te hebben met zijn kinderen. Eventueel contact tussen verdachte en zijn kinderen is op die manier gewaarborgd.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten, 5 STK papier (G3185808).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de inbeslaggenomen drugs (G3185790 en G3198893) onttrekken aan het verkeer, omdat daarmee het feit (onder 3 van 16-159671-23) is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Ook zal de rechtbank het in beslag genomen baken met magneet (geluidsapparatuur, G3185801) en de munitie (3185807 en G3198893) onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen. Dit voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven (als onder 1 en 2 van 16-159671-23).

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 van 16-159671-23 ten laste gelegde feit.
De kinderen van [slachtoffer] , [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] , hebben zich ook als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen elk een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16-320424-23 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen geheel kunnen worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle vier de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, vanwege de bepleite integrale vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen, omdat ze onvoldoende zijn onderbouwd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten in hun persoon zijn aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] en haar drie kinderen als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte schade hebben geleden en nadeel hebben ondervonden. Verdachte heeft [slachtoffer] zeven maanden op indringende wijze lastiggevallen. Dit lastigvallen is geëscaleerd met een zeer bedreigende situatie waarin verdachte een vuurwapen op haar heeft gericht. [slachtoffer] zat op dat moment in de auto en haar drie kinderen, [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] , zaten toen op de achterbank. De dreigende situatie is voor de kinderen zodanig heftig geweest dat er sprake is van psychische kindermishandeling door hun eigen vader. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, brengen mee dat er voor alle vier de benadeelde partijen sprake is van aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek.
[slachtoffer]
Het staat dus vast dat [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 van 16-159671-23 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van € 3.000,- billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente tot de dag van volledige betaling. Omdat geen omstandigheden zijn gebleken die erop duiden dat de schade anders dan geleidelijk is opgelopen gedurende de periode waarin de bewezenverklaarde gedragingen hebben plaatsgevonden, bepaalt de rechtbank de aanvangsdatum van de wettelijke rente in het midden van die periode, dus op 1 maart 2023.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[minderjarige 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 16-320424-23 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [minderjarige 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [minderjarige 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[minderjarige 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 16-320424-23 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [minderjarige 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [minderjarige 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[minderjarige 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 16-320424-23 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [minderjarige 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [minderjarige 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 juni 2021 (parketnummer 16-328299-20) is verdachte een taakstraf voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden, inhoudende een taakstraf voor de duur van 118 uren. De rechtbank realiseert zich dat deze taakstraf vermoedelijk binnen afzienbare tijd retour wordt gemeld door de reclassering, maar de wet biedt geen mogelijkheid om bij de beslissing tot het tenuitvoerleggen van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf direct de taakstraf om te zetten in een gevangenisstraf.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d, 36f, 38v, 38z, 57, 285, 285b, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 van 16-159671-23 ten laste gelegde en het onder 16-320424-23 bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 25 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en de tijd die door verdachte in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering of om overlevering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van een (1) maand niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Oplegging maatregelen
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 (vijf) jaren;
- beveelt dat verdachte
  • zich niet ophoudt in de stad Utrecht;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1991);
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel iedere keer wordt vervangen door zes weken hechtenis met een maximum van 6 (zes) maanden;
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
5 STK papier (G3185808);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 2 STK Struik, vermoedelijk hasj-blokken (G3185774);
  • 1 STK Verdovende Middelen, 9 blokken vermoedelijk verdovende middelen (G3185790);
  • 1 STK baken, geluidsapparatuur, (G3185801);
  • 1 STK Munitie (G3185807);
  • 2 STK Patroon (G3198893);
Benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 en 2 van 16-159671-23)
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 1 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [minderjarige 1] (16-320424-23)
  • wijst de vordering van [minderjarige 1] toe tot een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [minderjarige 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 29 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart [minderjarige 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [minderjarige 1] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [minderjarige 2] (16-320424-23)
  • wijst de vordering van [minderjarige 2] toe tot een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [minderjarige 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 29 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart [minderjarige 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [minderjarige 2] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [minderjarige 3] (16-320424-23)
  • wijst de vordering van [minderjarige 3] toe tot een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [minderjarige 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 29 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart [minderjarige 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [minderjarige 3] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-328299-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 15 juni 2021 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 118 uren, te vervangen door 59 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mr. L.M. Reijnierse en mr. S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2025.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/159671-23
1
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Amersfoort en/of Utrecht,
althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door:
- op die [slachtoffer] af te lopen met een vuurwapen of een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp in zijn handen,
- voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer]
te richten terwijl hij op haar afliep,
- vóór het voertuig waarin die [slachtoffer] zat stil te staan,
- voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer]
te richten terwijl hij vóór/nabij het voertuig stond waarin die [slachtoffer] zich bevond,
- naar de zijde van dit voertuig waarin die [slachtoffer] zich bevond te lopen
en/of naast het bestuurdersportier te staan, waarachter zij zich bevond,
- hierbij (continu) voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend voorwerp
(met gestrekte armen) op die [slachtoffer] te richten,
- terwijl hij naast/nabij die [slachtoffer] stond, voornoemd vuurwapen of op een
vuurwapen gelijkend voorwerp voor zich te houden ter hoogte van zijn hals en/of ter
hoogte van die [slachtoffer] , waarbij hij de loop van voornoemd vuurwapen of op een
vuurwapen gelijkend voorwerp van zich af en/of voor zich uit richtte,
- de schuif op de bovenzijde van voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend
voorwerp eenmaal naar achteren trok en/of vervolgens weer naar voren schoof, althans
vanuit een positie omhoog weer naar beneden deed,
en/of
- door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Of we kiezen voor de 2e optie
en dat is alles samen slopen en de kinderen uiteindelijk laten verspreiden over
verschillende pleeggezinnen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2022 tot en met 4 juli 2023 te
Amersfoort en/of Utrecht,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] (zeer) vaak (anoniem) te bellen, waarbij hij, verdachte, gebruik
maakte van verschillende telefoonnummers,
- die [slachtoffer] (zeer) veel SMS-berichten te sturen, waarbij hij, verdachte, gebruik
maakte van verschillende telefoonnummers,
- die [slachtoffer] meermalen een e-mailbericht te sturen vanaf e-mailadres
[email-adres] ,
- meermalen langs de woning van die [slachtoffer] te rijden,
- meermalen bij de woning van die [slachtoffer] aan te bellen,
- eenmaal door de brievenbus van de woning van die [slachtoffer] in het Marokkaans
"jouw hoerenmoeder" te roepen/zeggen,
- eenmaal contant geld op de deurmat van die [slachtoffer] te leggen
en/of
- eenmaal aan zijn oom, [B] , te vragen of hij, [B] , aan die [slachtoffer]
kon vragen een aangifte in te trekken en/of hij aan die [slachtoffer] kon vragen
de rechtszaak met betrekking tot het eenhoofdige gezag te beëindigen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Amersfoort
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 2.007,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )
16/320424-23
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Utrecht
drie van zijn kinderen, [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en/of [minderjarige 3] ,
heeft mishandeld, althans opzettelijk de gezondheid van die [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en/of
[minderjarige 3] heeft benadeeld, door hen getuige te laten zijn van (bedreiging met) geweld
tussen ouders/huiselijk geweld door (in hun aanwezigheid)
- op [slachtoffer] af te lopen met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp in zijn handen,
- voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te
richten terwijl hij op haar afliep,
- vóór het voertuig waarin die [slachtoffer] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en/of [minderjarige 3]
zaten stil te staan,
- voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te
richten terwijl hij vóór/nabij het voertuig stond waarin die [slachtoffer] , [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] en/of [minderjarige 3] zich bevonden,
- naar de zijde van dit voertuig te lopen en/of naast het bestuurdersportier te staan,
waarachter die [slachtoffer] zich bevond,
- hierbij (continu) voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend voorwerp (met
gestrekte armen) op die [slachtoffer] te richten,
- terwijl hij naast/nabij die [slachtoffer] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en/of [minderjarige 3] stond,
voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend voorwerp voor zich te houden ter
hoogte van zijn hals en/of ter hoogte van die [slachtoffer] , waarbij hij de loop van
voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend voorwerp van zich af en/of voor zich
uit richtte
en/of
- de schuif op de bovenzijde van voornoemd vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend
voorwerp eenmaal naar achteren trok te trekken en/of vervolgens weer naar voren te
schuiven, althans vanuit een positie omhoog weer naar beneden te doen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, genummerd 2023193223-Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, van 13 juli 2023, doorgenummerd 1 tot en met 237, van 25 juli 2023, doorgenummerd 238 tot en met 663 en van 13 oktober 2023, doorgenummerd 664 tot en met 865. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 29 juni 2023, pagina 37.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 29 juni 2023, pagina 38.
4.Een proces-verbaal van aangifte van 29 juni 2023, pagina 39.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2023, pagina 127.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2023, pagina 128.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2023, pagina 129.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2023, pagina 130.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 6 februari 2024, vastgesteld en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, blad 4.
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juli 2023, pagina 218.
11.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juli 2023, pagina 225.
12.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juli 2023, pagina 226.
13.Een proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2023, pagina 571.
14.Een proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2023, pagina 572.
15.Een proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2023, pagina 573.
16.Een proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2023, pagina 574.
17.Een proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2023, pagina 575.
18.Een proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2023, pagina 576.
19.Een proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2023, pagina 577.
20.Een proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2023, pagina 578.
21.Een proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2023, pagina 579.
22.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2023, pagina 249.
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2023, pagina 300.
24.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2023, pagina 301.
25.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 augustus 2023, pagina 732.
26.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 augustus 2023, pagina 733.
27.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 augustus 2023, pagina 734.
28.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 augustus 2023, pagina 735.
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023, pagina 637.
30.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023, pagina 639.
31.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023, pagina 641.
32.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023, pagina 642.
33.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023, pagina 645.
34.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023, pagina 646.
35.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023, pagina 647.
36.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023, pagina 649.
37.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2023, pagina 286.
38.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2023, pagina 566.
39.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2023, pagina 568.
40.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 juli 2023, opgemaakt door de rechter-commissaris in strafzaken, blad 2.