ECLI:NL:RBMNE:2025:2093

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
C/16/591350 / JE RK 25-517
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling in een familierechtelijke procedure met betrekking tot minderjarigen

Op 9 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)]. De moeder van de kinderen had verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van minimaal zes maanden, omdat de ouders nog niet het gewenste einddoel hadden bereikt en er sprake was van een terugval in de situatie. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 9 oktober 2025, maar de beslissing op het overige deel van het verzoek is aangehouden. De kinderrechter benadrukte het belang van een zorgvuldige afronding van de ondertoezichtstelling en de overdracht naar een vrijwillig kader, waarbij de veiligheid van de kinderen voorop staat. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er nog geen definitieve omgangsregeling tussen de kinderen en de vader is vastgesteld, en dat dit onderwerp op een later moment behandeld zal worden. De advocaat van de moeder is verzocht om uiterlijk 9 september 2025 te rapporteren over de actuele stand van zaken in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/591350 / JE RK 25-517
Datum uitspraak: 9 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,gevestigd in [.] ,
hierna te noemen: de GI.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[informant],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder, ontvangen op 3 april 2025;
  • het bericht met bijlagen van de moeder van 7 april 2025;
  • de e-mails met bijlagen van de vader van 7 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • de heer [A] namens de GI;
  • de heer [B] en mevrouw [C] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De griffier van de rechtbank heeft op 7 april 2025 telefonisch contact opgenomen met de advocaat van de moeder om te vragen of [minderjarige 1 (voornaam)] met de kinderrechter wil praten over het verzoek. De advocaat van de moeder heeft laten weten dat [minderjarige 1 (voornaam)] hier geen behoefte aan heeft.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 15 april 2024 heeft de rechtbank bepaald dat het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] alleen toekomt aan de moeder.
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wonen bij de moeder. In maart 2024 is er begeleide omgang (begeleid door [organisatie] ) van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] met de vader opgestart. Sinds september/oktober 2024 vindt de omgang onbegeleid plaats.
2.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] bij beschikking van 27 september 2022 onder toezicht gesteld tot 27 september 2023. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst (op verzoek van de moeder) tot 17 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de ondertoezichtstelling te verlengen, zo niet opnieuw uit te spreken, voor de duur van minimaal zes maanden dan wel maximaal twaalf maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Volgens de moeder kan de GI niet zomaar halverwege zeggen dat het voor hen klaar is, wetende dat de ouders nog lang niet het gewenste einddoel hebben bereikt, er sprake is geweest van een terugval en de huidige ontwikkelingen binnen het verplichte kader geëvalueerd en zo nodig begeleid moeten worden, voordat deze kunnen worden opgevangen door een nog niet bekend vrijwillig kader.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verlengen tot
9 oktober 2025 en de beslissing op het overige deel van het verzoek aanhouden.
4.2.
De kinderrechter vindt het, met de Raad en de GI belangrijk dat de voorgenomen afronding van de ondertoezichtstelling en de voorgenomen overdracht naar het vrijwillig kader niet worden afgeraffeld. Hoewel in januari 2025 al gesproken is over contact met het locale team is tot op heden nog geen contact geweest met het lokale team. De afgelopen periode met over elkaar heen buitelende procedures laat bovendien zien dat afraffelen zorgt voor onduidelijkheid. Dat is in niemand zijn belang en zeker niet in het belang van de kinderen. Het verzoek van de GI om een definitieve omgangsregeling tussen de kinderen en de vader vast te stellen is nog niet behandeld.. De overdracht naar het vrijwillig kader moet goed zijn gegaan en er moet een duidelijkheid komen over het signaleringsplan. In die zin of via het signaleringsplan ook de veiligheid in het contact met de kinderen voldoende is geborgd. Daarnaast moet voldoende zekerheid zijn over het nog tot in 2026 lopende contactverbod in die zin dat vast staat dat de voorgestelde vorm van communicatie tussen ouders niet in strijd komt met het contactverbod en dat deze vorm van communicatie voldoende veilig is voor moeder en de kinderen. Pas als al deze aspecten duidelijk zijn, kan goed beoordeeld worden of de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd.
4.3.
De GI heeft een verzoek vaststelling omgangsregeling bij de rechtbank ingediend. Dit verzoek is uiteindelijk niet op de zitting van 9 april 2025 besproken. De kinderrechter was het namelijk eens met het bezwaar van de advocaat van de moeder dat dit te kort dag was. Het verzoek van de GI tot het vaststellen van een omgangsregeling moet dus nog op een nader te bepalen zitting worden behandeld.
4.4.
De kinderrechter verzoekt de advocaat van de moeder om uiterlijk
9 september 2025 te berichten over de actuele stand van zaken en hoe de advocaat de verdere voortgang van de procedure voor zich ziet. De kinderrechter zal vervolgens beslissen over de voortgang.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] tot 9 oktober 2025;
5.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt de beslissing op het overige deel van het verzoek aan en verzoekt de advocaat van de moeder om
uiterlijk 9 september 2025te berichten over de actuele stand van zaken en daarbij ook aan te geven of het aangehouden deel van het verzoek gehandhaafd wordt.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025 door
mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 29 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.