ECLI:NL:RBMNE:2025:2101

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/6344
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WIA-uitkering en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Nederlandse Obesitas Kliniek West B.V. op 9 oktober 2024 beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit beroep was gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar dat de kliniek had ingediend op 6 maart 2024 tegen een besluit van 29 februari 2024. Na een besluit van verweerder op 18 november 2024 heeft verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien het beroep was ingetrokken omdat verweerder tegemoet was gekomen aan verzoekster, verweerder de proceskosten moet vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de bijstand van een gemachtigde. Daarnaast is verweerder verplicht om het griffierecht van € 371,- te vergoeden aan verzoekster. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6344

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2025 in de zaak tussen

Nederlandse Obesitas Kliniek West B.V., te Huis ter Heide, verzoekster

(gemachtigde: C.J. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 9 oktober 2024 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 6 maart 2024. Het bezwaar is gericht tegen het besluit van verweerder van 29 februari 2024.
Verweerder heeft op 18 november 2024 alsnog een besluit genomen op het verzoek van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft op 25 februari 2025 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.