ECLI:NL:RBMNE:2025:2115

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
11478151
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van medische kosten door Belgische rechtspersoon aan Nederlandse gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een Belgische rechtspersoon, hierna te noemen '[eiseres]', en een Nederlandse gedaagde, hierna te noemen '[gedaagde]'. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot betaling van medische kosten die [gedaagde] heeft gemaakt voor een behandeling in België. De vordering bedraagt € 155,13 aan hoofdsom en € 11,83 aan rente tot en met 26 november 2024, met daarbovenop de wettelijke Belgische consumentenrente vanaf 27 november 2024.

De procedure is gestart met een dagvaarding op 5 december 2024, waarna verschillende stukken zijn ingediend, waaronder een conclusie van antwoord en een akte van [eiseres]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de factuur van [eiseres] niet heeft betaald, ondanks meerdere aanmaningen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de EEX-Vo 2012, omdat [gedaagde] in Nederland woont. Het Belgisch recht is van toepassing, aangezien [eiseres] daar is gevestigd.

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en rente, maar heeft de proceskosten gecompenseerd, omdat het niet redelijk was om na één aanmaning tot dagvaarding over te gaan zonder dat de gemachtigde van [eiseres] bereikbaar was voor [gedaagde]. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.M. Berendsen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11478151 \ MC EXPL 25-58
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht,
[eiseres],
te [plaats 1] (België),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Modero Nederland B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 december 2024 met producties 1-3;
- de conclusie van antwoord;
- de akte van het [eiseres] met productie 4;
- de antwoordakte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks 20 juni 2023 heeft [gedaagde] een medische behandeling ontvangen in het [eiseres] in België.
2.2.
Bij factuur van 30 juni 2023 heeft het [eiseres] hiervoor een bedrag van € 155,13 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.3.
[gedaagde] heeft deze factuur, ondanks sommaties, niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Het [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan het [eiseres] te betalen € 155,13 aan hoofdsom en € 11,83 aan rente tot en met 26 november 2024, te vermeerderen met de Belgische wettelijke consumentenrente over de hoofdsom vanaf 27 november 2024 en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Het [eiseres] is gevestigd buiten Nederland. Daarom moet eerst de vraag beantwoord worden of de Nederlandse rechter bevoegd is en welk recht toepasselijk is.
4.2.
De Nederlandse rechter is bevoegd op grond van artikel 4 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), omdat [gedaagde] woonplaats heeft in Nederland.
4.3.
Op grond van artikel 4 lid 1 sub b van de Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome-I Vo.) is van toepassing het recht van het land waar de dienstverlener zijn gewone verblijfplaats heeft. Het [eiseres] is gevestigd in België, zodat Belgisch recht van toepassing is.
De hoofdsom
4.4.
[gedaagde] heeft erkend dat zij de factuur van het [eiseres] moet betalen. De kantonrechter zal haar daarom veroordelen om het bedrag van € 155,13 te betalen.
4.5.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] financiële moeilijkheden heeft. Dit betekent echter niet dat zij de factuur niet hoeft te betalen. De kantonrechter kan ook geen betalingsregeling opleggen. Partijen kunnen alleen samen in overleg een betalingsregeling afspreken. Dat kan ook na dit vonnis. [gedaagde] moet daarvoor contact opnemen met de deurwaarder.
De rente
4.6.
Omdat [gedaagde] een betalingsachterstand heeft laten ontstaan en heeft laten voortduren, is zij over de hoofdsom de gevorderde en onweersproken gebleven wettelijke consumentenrente naar Belgisch recht verschuldigd.
De proceskosten
4.7.
Het [eiseres] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Zij stelt dat de factuur en de sommatiebrieven naar haar oude adres zijn gestuurd. Op de laatste sommatiebrief heeft zij wel gereageerd. Zij wilde een betalingsregeling afsluiten, maar de deurwaarder nam door personeelstekorten de telefoon nooit op.
4.8.
Het [eiseres] heeft gesteld dat de factuur op 30 juni 2023 is verzonden naar het adres waar [gedaagde] destijds stond ingeschreven, te weten [adres 1] te [plaats 3] . [gedaagde] heeft dit niet betwist. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat dit klopt. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] op dat moment bij haar moeder in België verbleef, zonder dat zij daar stond ingeschreven. Dit kan niet aan het [eiseres] worden tegengeworpen. Het is de verantwoordelijkheid van [gedaagde] om de post te openen die zij ontvangt op het adres waar zij staat ingeschreven, of iemand in te schakelen die voor haar de post opent.
4.9.
Dat de factuur naar het juiste adres is gestuurd, betekent echter nog niet dat het redelijk is dat het [eiseres] tot dagvaarden is overgegaan en [gedaagde] daarvan de kosten moet betalen. Daarvoor moet vaststaan dat [gedaagde] zonder succes is aangemaand om tot betaling over te gaan.
4.10.
Vast staat dat [gedaagde] op enig moment is uitgeschreven van het adres [adres 1] te [plaats 3] en is ingeschreven op het adres [adres 2] te [plaats 2] . Uit het dossier blijkt niet op welke data dit is geweest.
4.11.
Het [eiseres] heeft twee aanmaningen overgelegd die zijn verstuurd naar het oude adres in [plaats 3] , namelijk een aanmaning van 7 november 2023 en een aanmaning van 16 februari 2024. [gedaagde] heeft betwist deze te hebben ontvangen. Het [eiseres] heeft niet gesteld dat deze aanmaningen zijn verzonden op een moment dat [gedaagde] nog op het eerste adres stond ingeschreven. De kantonrechter kan daarom ook niet vaststellen of deze brieven naar het juiste adres zijn verzonden. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde] deze aanmaningen niet heeft ontvangen.
4.12.
De derde overgelegde aanmaning dateert van 5 november 2024 en is verzonden naar het nieuwe adres van [gedaagde] in [plaats 2] . [gedaagde] heeft erkend dat zij op deze brief heeft gereageerd en deze dus heeft ontvangen. Zij stelt meermaals naar de deurwaarder te hebben gebeld. De deurwaarder nam door personeelstekorten de telefoon echter niet op. Als dit wel was gebeurd, dan had er een regeling getroffen kunnen worden en hadden de proceskosten voorkomen kunnen worden, aldus [gedaagde] . Zij vindt dat zij daarom de proceskosten niet hoeft te betalen.
4.13.
Het [eiseres] heeft niet betwist dat haar gemachtigde door personeelstekorten niet in staat was om de telefoon op te nemen. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat dit klopt. Hoewel het [eiseres] niet verplicht is om een betalingsregeling te treffen, is de kantonrechter van oordeel dat het niet redelijk is om na één (bewezen ontvangen) aanmaning (op 5 november 2024) binnen een maand (op 5 december 2024) tot dagvaarden over te gaan zonder in de tussentijd de telefoon op te nemen om te reageren op vragen van de schuldenaar. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de proceskosten van het [eiseres] als nodeloos gemaakt voor haar eigen rekening moeten blijven. De proceskosten worden daarom gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan het [eiseres] te betalen;
  • € 155,13 aan hoofdsom;
  • € 11,83 aan rente tot en met 26 november 2024;
  • de wettelijke Belgische consumentenrente van 5,75% per jaar over de hoofdsom vanaf 27 november 2024 tot de voldoening;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op
30 april 2025.
45353