ECLI:NL:RBMNE:2025:2118

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
11475315 / UC EXPL 25-60
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na ontbinding koopovereenkomst camper

In deze zaak heeft eiser, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen gedaagde partijen, die via de website van eiser een Volkswagen California camper hebben gekocht. Gedaagde heeft echter afspraken over de levering en betaling van de koopprijs niet nagekomen, waardoor eiser de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. Eiser vordert nu een schadevergoeding van gedaagde. Gedaagde betwist dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen en voert verschillende verweren aan. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een koopovereenkomst is ontstaan, aangezien gedaagde het aanbod van eiser heeft aanvaard door een aanbetaling te doen en afspraken te maken over de levering. De kantonrechter wijst de verweren van gedaagde af, waaronder het ontbreken van een getekende overeenkomst en het beroep op overmacht. Eiser heeft recht op een schadevergoeding van € 10.101,00, te vermeerderen met wettelijke rente, en gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en gedaagde moet de proceskosten binnen veertien dagen betalen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11475315 \ UC EXPL 25-60
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. E.M. Diekman van ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende in [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende op een geheim adres,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de brief met bijlage van [gedaagde sub 1] c.s., ontvangen op de griffie 7 januari 2025;
- de brief van [gedaagde sub 1] c.s., ontvangen op de griffie op 19 maart 2025;
- de brief van [gedaagde sub 1] c.s., afgegeven voorafgaand aan de zitting op 31 maart 2025.
1.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2025. Hierbij waren namens [eiseres] aanwezig mevrouw [A] en meneer [B] , bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde sub 1] c.s. was niet aanwezig.
1.3.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken

2.De kern van de zaak

2.1.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] c.s. via de website van [eiseres] een Volkswagen California camper (hierna: de camper) gekocht. [gedaagde sub 1] c.s. kwam daarna afspraken over de levering en betaling van de koopprijs niet na en daarom heeft [eiseres] op 25 juli 2024 de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. In deze procedure vordert [eiseres] een schadevergoeding van [gedaagde sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] c.s. betwist dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen en voert verschillende andere verweren. De kantonrechter oordeelt dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen en veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. tot het betalen van een schadevergoeding aan [eiseres] .

3.De beoordeling

Tussen partijen is een koopovereenkomst tot stand gekomen
3.1.
De kantonrechter is het met [eiseres] eens dat dat tussen partijen een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen. Dit legt de kantonrechter hierna uit.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft het aanbod van [eiseres] aanvaard
3.2.
Een overeenkomst, en dus ook een koopovereenkomst, komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). De aanvaarding vindt plaats door middel van een op rechtsgevolg gebaseerde wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (artikel 3:33 BW). Om te bepalen of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen, moet de kantonrechter dus beoordelen of sprake is van een aanbod en aanvaarding daarvan.
3.3.
De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] voldoende heeft gesteld waaruit blijkt dat [gedaagde sub 1] c.s. haar aanbod tot koop van de camper heeft aanvaard. [gedaagde sub 1] c.s. heeft op 5 januari 2024 op de website van [eiseres] gereageerd op de advertentie van de camper en daarbij het volgende bericht geplaatst:

Heren, zojuist €1000,- betaald via ideal en de California gekocht waar we de laatste week van vorig jaar bij jullie voor in de showroom zijn geweest. We hebben afgesproken dat er nog iets gedaan wordt met nieuwe banden, maar weet nu niet meer exact wat. De verkoper waar we mee gesproken hebben ging die woensdag of donderdag op vakantie naar Zuid Afrika, laten we snel met hem weer even een afspraak maken. Mijn telefoonnummer is: (…)”.
Daarna heeft [gedaagde sub 1] c.s. nog een tweede aanbetaling van € 1.000,00 gedaan. Vervolgens is [gedaagde sub 1] c.s. nog een keer in de showroom van [eiseres] geweest. Partijen hebben toen afspraken gemaakt over andere banden voor de camper en de datum van levering van de camper. Ook uit latere correspondentie tussen partijen volgt dat zij telefonisch en per e-mail contact hebben gehad over de levering van de camper en betaling van de koopprijs. Bijvoorbeeld uit de volgende e-mail van [gedaagde sub 1] c.s. van 3 april 2024:

Tot onze spijt moeten we zeggen dat het klopt dat er nog niets is overgemaakt. De oorzaak hier ligt in onze privé-sfeer, wij gaan nl. scheiden en kunnen nu geen grote sommen geld overmaken omdat deze onderdeel is van de boedelscheiding. Heel vervelend allemaal voor jullie!
De verwachting is dat het anderhalf tot twee maanden kan duren voordat wij alles geregeld hebben met de wettelijke instanties.
Nogmaals, heel vervelend en wij hopen op jullie begrip dat de overdracht iets later zal plaatsvinden.
3.4.
Deze feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan de stelling van [eiseres] dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen, heeft [gedaagde sub 1] c.s. niet betwist. De kantonrechter oordeelt daarom dat [gedaagde sub 1] c.s. het aanbod van [eiseres] heeft aanvaard en dat daarmee in beginsel een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Dit is alleen anders als (één van) de verweren van [gedaagde sub 1] c.s. slaagt. Daar gaat de kantonrechter hierna op in.
De verweren van [gedaagde sub 1] c.s. slagen niet
3.5.
De kantonrechter begrijpt dat het eerste verweer van [gedaagde sub 1] c.s. is dat er geen getekende schriftelijke koopovereenkomst is en dat daarom geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. Dit verweer slaagt niet, want een getekende schriftelijke overeenkomst is voor de aankoop van een camper geen wettelijk vereiste.
3.6.
Het tweede verweer van [gedaagde sub 1] c.s. is dat sprake was van overmacht omdat [eiseres] inhalig was en [gedaagde sub 1] c.s. daarin is meegegaan. Op welke wijze [eiseres] inhalig is geweest, heeft [gedaagde sub 1] c.s. niet toegelicht. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] c.s. twee keer de showroom bezocht voordat [gedaagde sub 1] c.s. de camper heeft gekocht en dit heeft van [gedaagde sub 1] c.s. niet betwist. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde sub 1] c.s. voldoende tijd heeft gehad om een beslissing over de aankoop van de camper te nemen. Dit verweer slaagt daarom ook niet.
3.7.
Het derde verweer van [gedaagde sub 1] c.s. is dat er geen wilsovereenstemming was en/of dat sprake is van dwaling omdat [eiseres] ongeoorloofd heeft gezwegen en de mededelingsplicht heeft geschonden. Wat [gedaagde sub 1] c.s. hiermee bedoelt, is onduidelijk. [gedaagde sub 1] c.s. heeft namelijk niet toegelicht waarover [eiseres] heeft gezwegen en op welke wijze [eiseres] de mededelingsplicht heeft geschonden. Ditzelfde geldt ook voor het verweer van [gedaagde sub 1] c.s. dat een essentiële toelichting over de inhoud van de overeenkomst en wederzijde verplichtingen ontbrak. Beide verweren slagen daarom ook niet.
3.8.
Daarnaast voert [gedaagde sub 1] c.s. het verweer dat de algemene voorwaarden niet zijn overhandigd, dat deze daarom ongeldig zijn en dat [gedaagde sub 1] c.s. hierdoor geen geïnformeerde beslissing kon nemen. Als de algemene voorwaarden niet aan [gedaagde sub 1] c.s. zijn verstrekt, dan kan dat hooguit leiden tot vernietiging van bepaalde bedingen uit die algemene voorwaarden. Het niet verstrekken van algemene voorwaarden kan dus niet leiden tot de conclusie dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen en ook niet tot vernietiging van de koopovereenkomst. Daarnaast doet [eiseres] in deze procedure geen beroep op een bepaling uit de algemene voorwaarden en daarom is niet relevant of deze al dan niet aan [gedaagde sub 1] c.s. zijn verstrekt. Dit verweer slaagt dus ook niet.
3.9.
Tot slot voert [gedaagde sub 1] c.s. het verweer dat sprake is van misbruik van omstandigheden omdat eenzijdige betaling is geëist zonder adequate uitleg of verduidelijking van de voorwaarden. Zonder verdere toelichting is ook onduidelijk wat [gedaagde sub 1] c.s. hiermee bedoelt. Voor zover zij bedoelt dat de algemene voorwaarden door [eiseres] niet zijn gedeeld, geldt zoals hiervoor overwogen dat dit verweer nergens toe leidt. Ook dit verweer slaagt daarom niet.
3.10.
[gedaagde sub 1] c.s. verzoekt de kantonrechter ook om de koopovereenkomst te vernietigen. Aan dit verzoek legt [gedaagde sub 1] c.s. (een deel van) bovengenoemde verweren ten grondslag. Omdat deze verweren niet slagen, kan [gedaagde sub 1] c.s. op grond daarvan de koopovereenkomst ook niet vernietigen.
Door ontbinding van de koopovereenkomst moeten al verrichte prestaties ongedaan worden gemaakt
3.11.
[eiseres] heeft op 20 juni 2024 [gedaagde sub 1] c.s. in gebreke gesteld en daar heeft [gedaagde sub 1] c.s. niet op gereageerd. Daarom heeft [eiseres] vervolgens op 25 juli 2024 de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 6:271 BW. Door deze ontbinding ontstaat voor partijen de verbintenis tot het ongedaan maken van al ontvangen prestaties. Dat betekent in dit geval dat [eiseres] de aanbetalingen van in totaal € 2.000,00 aan [gedaagde sub 1] c.s. terug zal moeten betalen.
[eiseres] heeft recht op een schadevergoeding van € 10.101,00 en wettelijke rente
3.12.
De kantonrechter zal [eiseres] ook een vergoeding voor de door haar als gevolg van de ontbinding geleden schade toekennen. Op grond van artikel 6:277 BW is [gedaagde sub 1] c.s. namelijk verplicht om aan [eiseres] de schade te vergoeden die [eiseres] lijdt doordat [gedaagde sub 1] c.s. de overeenkomst niet nakomt. Voor het toekennen van deze schadevergoeding is vereist dat de tekortkoming aan [gedaagde sub 1] c.s. toe te rekenen is. De kantonrechter oordeelt dat aan dit vereiste is voldaan, want [gedaagde sub 1] c.s. is de koopovereenkomst niet nagekomen. De kantonrechter zal de schade begroten op het subsidiair gevorderde bedrag van € 10.101,00. Dit bedrag is namelijk de daadwerkelijk door [eiseres] geleden schade en is berekend door € 92.440,00 (het bedrag waarvoor de camper aan [gedaagde sub 1] c.s. was verkocht) te verminderen met € 82.339,00 (de verkoopprijs waarvoor de camper uiteindelijk aan een derde is verkocht).
3.13.
Daarnaast wordt de gevorderde wettelijke rente over de schadevergoeding toegewezen, maar wel vanaf een andere datum dan gevorderd. [eiseres] stelt dat [gedaagde sub 1] c.s. vanaf 1 juli 2024 in verzuim is, want vanaf dat moment is [gedaagde sub 1] c.s. in verzuim met het betalen van de koopprijs van de camper. Maar dat is niet hetzelfde als de schadevergoeding die [gedaagde sub 1] c.s. moeten betalen omdat de koopovereenkomst niet is nagekomen, maar is ontbonden. Voor die zogenoemde ontbindingsschade geldt dat [gedaagde sub 1] c.s. in verzuim is vanaf het moment van ontbinding van de koopovereenkomst, dus vanaf 25 juli 2024. Daarom gaat de kantonrechter uit van die datum als ingangsdatum voor de wettelijke rente.
[gedaagde sub 1] c.s. hoeft geen buitengerechtelijke incassokosten te betalen
3.14.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde sub 1] c.s. een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft aan [gedaagde sub 1] c.s. een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. In de aanmaning is namelijk geen betalingstermijn van veertien dagen gegeven die ingaat op de dag na ontvangst van de aanmaning door [gedaagde sub 1] c.s. Dit is wel vereist op grond van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde vergoeding zal daarom worden afgewezen.
[gedaagde sub 1] c.s. moet de proceskosten betalen
3.15.
[gedaagde sub 1] c.s. is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
114,71
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.604,71
3.16.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.17.
De kantonrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door [eiseres] is gevorderd. Dit betekent dat partijen uitvoering moeten geven aan dit vonnis, óók als een van partijen hoger beroep instelt. Het vonnis van de kantonrechter geldt dan totdat op het hoger beroep is beslist.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding van € 10.101,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 25 juli 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten van € 1.604,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
TS5596