ECLI:NL:RBMNE:2025:2127

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
583776 583779 589593 591212 591683
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verlenging machtiging uithuisplaatsing en verzoeken tot gezagsuitoefening en geschilbeoordeling in het kader van ondertoezichtstelling

Op 16 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een complexe zaak betreffende de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 17 juli 2025, evenals de gedeeltelijke gezagsbelasting aan de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (GI) voor medische behandelingen. De ouders van de kinderen, die samen het ouderlijk gezag uitoefenen, hebben herhaaldelijk verzocht om beëindiging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, maar deze verzoeken zijn afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders en de GI problematisch is, wat de ontwikkeling van de kinderen negatief beïnvloedt. De ouders delen onjuiste en privacygevoelige informatie over de kinderen met derden, wat schadelijk is voor de kinderen en de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft ook een schriftelijke aanwijzing van de GI bekrachtigd, die de ouders verplicht om zich aan bepaalde voorwaarden te houden, en een dwangsom van €50 per dag opgelegd bij niet-nakoming, met een maximum van €5000. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers:
C/16/583776 / JE RK 24-1792(aangehouden verzoek machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling)
C/16/583779 / JE RK 24-1793(aangehouden verzoek toekenning gedeeltelijke gezagsuitoefening (toestemming voor medische behandeling))
C/16/589593 / JE RK 25-339(nieuw verzoek beëindiging uithuisplaatsing)
C/16/591212 / JE RK 25-507(nieuw verzoek beoordeling geschil in het kader van de ondertoezichtstelling)
C/16/591683 / JE RK 25-555(verzoek bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
Datum uitspraak: 16 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing, gedeeltelijke gezagsbelasting, de beëindiging machtiging tot uithuisplaatsing, de geschillenregeling en de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ,
en
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder], de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
en
[vader], de vader,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. R.W. de Gruijl.
1.
Het verdere verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter heeft op 16 januari 2025 een tussenbeschikking (hersteld bij beschikking van 14 maart 2025) gegeven in deze zaak. Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de kinderrechter naar die beschikking. De kinderrechter neemt daarnaast de volgende stukken mee in de beoordeling:
C/16/583776 / JE RK 24-1792
- het bericht met bijlagen van de GI, ontvangen op 2 april 2025;
C/16/583779 / JE RK 24-1793
  • de e-mail met bijlagen van de vader, ontvangen op 28 februari 2025;
  • de e-mail van vader, ontvangen op 12 maart 2025;
C/16/589593 / JE RK 25-339
  • het verzoekschrift met bijlagen van de ouders, ontvangen op 28 februari 2025;
  • de e-mail met bijlagen van vader, ontvangen op 3 maart 2025;
  • de e-mail met bijlagen van vader, ontvangen op 4 maart 2025;
  • de e-mail met bijlagen van vader, ontvangen op 4 maart 2025;
  • de e-mail met bijlagen van ouders, ontvangen op 7 maart 2025;
  • de e-mail met bijlagen van ouders, ontvangen op 10 maart 2025;
C/16/591212 / JE RK 25-507
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 2 april 2025;
  • het bericht met bijlagen van de GI, ontvangen op 8 april 2025;
  • het bericht met bijlagen van de GI, ontvangen op 11 april 2025;
C/16/591683 / JE RK 25-555
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 10 april 2025.
1.2. Naast bovengenoemde e-mails hebben de ouders nog talloze andere berichten (met bijlagen) naar de rechtbank gestuurd. Soms waren die aan de rechtbank gericht, maar meestal aan (veel) andere personen en instanties, waaronder de rechtbank. Soms waren die slechts ter kennisneming (cc) aan de rechtbank gezonden. Bij globale beschouwing bevatten deze berichten en bijlagen veel herhaling zonder duidelijke en voor de zaken relevante standpunten en conclusies. Het was ondoenlijk en daarmee in strijd met de goede procesorde om al die berichten en bijlagen in de dossiers op te nemen. De kinderrechter heeft die daarom buiten beschouwing gelaten.
1.3. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder via een online videoverbinding;
  • [A] en [B] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven in een gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 juli 2024 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 17 juli 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 juli 2024 een machtiging verleend [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 18 januari 2025. Bij beschikking van 16 januari 2025 (hersteld bij beschikking van 14 maart 2025) is deze maatregel verlengd tot 18 april 2025, met aanhouding van het overige.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 januari 2025 de GI belast met het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met betrekking tot het geven van toestemming voor een medische behandeling tot 17 april 2025, met aanhouding van het overige.
2.6.
De GI heeft op 1 april 2025 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de ouders betreffende de verzorging en opvoeding van de [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Hierin is het volgende opgenomen:
Besluit:
Samen Veilig Midden-Nederland geeft de volgende aanwijzingen:
  • U deelt geen informatie over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met instanties en personen die niet (meer) betrokken zijn bij uw kinderen. Uitzonderingen hierop zijn de Klachtencommissie Jeugd Midden-Nederland, het SKJ en de Nationale (kinder)Ombudsman, een klachtenondersteuner zoals Jeugdstem en de politie voor zover u een melding of aangifte doet.
  • U deelt geen informatie over medewerkers van SAVE en de betrokken hulpverleners met instanties en personen die niet (meer) betrokken zijn bij uw kinderen. Uitzonderingen hierop zijn de Klachtencommissie Jeugd Midden-Nederland, het SKJ en de Nationale (kinder)Ombudsman, een klachtenondersteuner zoals Jeugdstem en de politie voor zover u een melding of aangifte doet.
  • U past geen e-mails aan die door SAVE en de betrokken hulpverleners aan u zijn verstrekt.
  • U deelt geen door u aangepaste e-mails van SAVE en betrokken hulpverleners met instanties en personen.
Indien u besluit zich niet aan deze aanwijzingen te houden, zijn wij genoodzaakt om een verzoek in te dienen voor bekrachtiging van deze schriftelijke aanwijzing bij de kinderrechter op grond van artikel 1:263 lid 3 BW. SAVE acht een dwangsom passend.
Wij zullen de rechtbank in dat geval ook verzoeken om u een dwangsom op te leggen van
€ 50,- euro per dag dat u zich niet houdt aan de aanwijzingen.’

3.De verzoeken

In de zaak met zaaknummer C/16/583776 / JE RK 24-1792
3.1.
De kinderrechter moet nog een beslissing nemen over het aangehouden deel van het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, oftewel tot 17 juli 2025.
In de zaak met zaaknummer C/16/583779 / JE RK 24-1793
3.2.
Ook moet de kinderrechter nog een beslissing nemen over het aangehouden deel van het verzoek van de GI om gedeeltelijk belast te worden met het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , namelijk voor zover het betreft de toestemming voor een medische behandeling voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing.
In de zaak met zaaknummer C/16/589593 / JE RK 25-339
3.3.
De ouders verzoeken om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te beëindigen.
In de zaak met zaaknummer C/16/591212 / JE RK 25-507
3.4.
De GI heeft de kinderrechter een geschil voorgelegd met betrekking tot het uitvoeren van de ondertoezichtstelling. Zij vraagt de kinderrechter om een beslissing te nemen over de eerste fase van het contactherstel tussen de kinderen en hun ouders. De GI verzoekt deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In de zaak met zaaknummer C/16/591683 / JE RK 25-555
3.5.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. Tevens wordt verzocht een dwangsom op te leggen van €50,- per dag, indien de schriftelijke aanwijzing niet wordt nagekomen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de GI en wil dat de kinderen thuis komen wonen. De moeder vindt dat er alleen gekeken wordt naar wat de GI wil en niet naar wat de ouders willen. De moeder voelt zich niet gehoord.
4.2.
De vader is het niet eens met de verzoeken van de GI. De vader verzoekt dan ook om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te beëindigen en de verzoeken van de GI af te wijzen.
Wat betreft het aangehouden deel van het verzoek van de GI om gedeeltelijk belast te worden met het gezag over de kinderen, voor zover het betreft de toestemming voor medische behandelingen, is door en namens de vader tijdens de zitting verzocht om primair het aangehouden verzoek af te wijzen. Subsidiair is verzocht om het aangehouden verzoek toe te wijzen voor [minderjarige 2] en af te wijzen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 3] . Bij [minderjarige 1] en [minderjarige 3] is op dit moment geen medische noodzaak aanwezig.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing en de gedeeltelijke gezagsbeslasting verlengen tot 17 juli 2025 en daarmee het verzoek van de ouders om de machtiging tot uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling te beëindigen afwijzen. Daarnaast zal de kinderrechter het verzoek van de GI in het kader van de geschillenregeling afwijzen. De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing van 1 april 2025 bekrachtigen. Hierna legt de kinderrechter uit waarom hij deze beslissingen neemt.
De machtiging tot uithuisplaatsing
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Het gaat met kleine stapjes beter met de kinderen in het gezinshuis. Bij [minderjarige 2] en [minderjarige 3] komt de taalontwikkeling op gang. [minderjarige 1] begint grenzen op te zoeken. Ook is er verbetering bij het douchen, badderen en luier verschonen. Daarnaast zoeken zij contact met gezinshuisouders en bouwen de kinderen een hechtingsrelatie met hen op. Naast deze positieve ontwikkeling is de ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] nog steeds aan de orde. De zorgen over de fysieke en emotionele ontwikkeling van de kinderen blijven bestaan. De kinderen hebben continu zorg nodig. Ze hebben driftbuien, zijn soms ontroostbaar, gillen en schreeuwen, kunnen hardhandig zijn en blijven gefixeerd op eten. Dit gedrag laten ze dag en nacht zien. De kinderen zijn bovengemiddeld van slag als gezinshuisouders de ruimte verlaten. Zij hebben de hele tijd aansluiting nodig van een vertrouwde en voorspelbare volwassene om tot ontwikkeling te komen. Volgens de GI is het onduidelijk wat de oorzaak is van het gedrag van de kinderen en of dit te maken heeft met trauma’s.
5.3.
Daarnaast is de situatie rondom de ouders volgens de GI verslechterd. Moeder woont inmiddels in Engeland en lijkt niet van plan naar Nederland te komen en/of haar verblijfsvergunning te verlengen. De communicatie tussen de ouders en de GI is ingewikkeld. Er is weinig tot geen inhoudelijk contact. De ouders lijken niet open te staan om in gesprek te komen over hoe het contactherstel op gang kan komen. De GI heeft op meerdere manieren geprobeerd een afspraak te maken om het contactherstel te bespreken met de ouders. Dit is tot op heden niet gelukt. De ouders waren het ook niet eens met de plannen. Hierdoor hebben de ouders de kinderen niet meer gesproken of gezien. Ook op de zitting heeft vader laten weten het niet eens te zijn met het plan van de GI over het contactherstel. De kinderrechter maakt zich zorgen over de weerstand van ouders, terwijl samenwerking de basis is voor verbetering van de situatie. Bovendien lijkt de weerstand van de ouders vooral te zijn veroorzaakt door het – wellicht wat minder gelukkig geformuleerde – voorstel van de gezinshuisouders en niet op het veel optimistischere plan van de GI. Het is positief dat de kinderen inmiddels contact hebben gekregen met oma en tante vaderszijde via een soortgelijk plan van de GI. Oma en tante hebben drie keer fysieke omgang met de kinderen gehad. De vader vindt dat daarom nu gekeken moet worden naar een netwerkplaatsing bij oma en tante. De GI heeft daarop toegelicht dat zij aan het kijken zijn hoe de omgang met oma en tante verder vormgegeven kan worden. Op dit moment is een netwerkplaatsing niet mogelijk, want oma en tante hebben de GI laten weten dat zij denken dat ze de kinderen op dit moment geen veilige plek kunnen bieden.
Gedeeltelijke gezagsbelasting
De kinderrechter is van oordeel dat het noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling dat de GI wordt belast met het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met betrekking tot het geven van toestemming voor een medische behandeling (artikel 1:265e BW). De gezondheid van de kinderen is nog steeds fragiel. Bij [minderjarige 2] zijn buisjes in zijn oren geplaatst. De GI heeft op de zitting verteld dat één buisje er weer uitgegroeid is, waardoor [minderjarige 2] wisselend koorts heeft, niet plat kan liggen en zijn eten opspuugt. Volgens het ziekenhuis heeft [minderjarige 2] weer een operatie onder narcose nodig. Ook [minderjarige 1] heeft medische problemen. Hij heeft last van eczeem en gaat daarvoor naar de dermatoloog. Bekeken moet worden of dit te behandelen is. Daarnaast is er op dit moment geen samenwerking tussen de ouders en de GI. Hierdoor is het voor de GI onmogelijk om te overleggen met de ouders en toestemming van de ouders te krijgen voor de medische zorg die de kinderen nodig hebben. Daarbij hebben de ouders de kinderen lange tijd niet gezien, waardoor de ouders op dit moment niet zelf medische beslissingen over de kinderen kunnen nemen. Het blijft in het belang van de kinderen dat de gezinshuisouders tijdig naar de huisarts of medische specialisten kunnen wanneer dit nodig is.
Geschillenregeling
5.4.
Op grond van artikel 1:262b BW kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen waarin geen andere wettelijke bepaling voorziet, aan de kinderrechter worden voorgelegd. De GI verzoekt op grond van de geschillenregeling om een beslissing te nemen over de eerste fase van contactherstel tussen de kinderen en de ouders.
5.5.
De kinderrechter ziet dat het contact tussen de ouders en de GI moeilijk is. Hierdoor komt de omgang tussen de kinderen en de ouders ook niet van de grond. De vader heeft op de zitting gezegd dat hij niet mee wil werken met de GI en het niet eens is met het stappenplan wat de GI voorstelt voor het contactherstel tussen hem en zijn kinderen. De ouders willen per direct contact met de kinderen en niet eerst in gesprek. De kinderrechter ziet dat de vader de GI wantrouwt en begrijpt dat het moeilijk is voor de vader om met de GI samen te werken. Toch zou de kinderrechter graag zien dat hier wel stappen in worden gezet en hoopt dat de vader het contact met de GI dan ook op zal pakken. De kinderrechter is echter van mening dat een beslissing over het contact wat opgebouwd moet worden tussen de ouders en de kinderen niet binnen de geschillenregeling vastgelegd kan worden. De GI vindt het zelf niet passend om in dit kader een schriftelijke aanwijzing te geven. Dat kan de kinderrechter volgen, maar dan is het ook niet passend om de wijze van contactherstel via een geschillenregeling dwingend vast te stellen.
Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
5.6.
De GI is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Een ondertoezichtstelling brengt verplichtingen voor de ouders met gezag mee. Als een ouder niet wil meewerken aan de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling, dan kan de GI die ouder op grond van artikel 1:263 BW een schriftelijke aanwijzing geven. Op grond van hetzelfde wetsartikel kan de GI de kinderrechter vragen die schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en verzoeken om aan de beslissing een door de wet toegelaten dwangmiddel te verbinden. De kinderrechter moet in dat geval beoordelen of de gegeven aanwijzing noodzakelijk is om de concrete ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen en of de GI de aanwijzing redelijkerwijs had mogen geven. Omdat een schriftelijke aanwijzing kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht moet de kinderrechter ook beoordelen of de aanwijzing voldoet aan de zogenoemde ‘beginselen van behoorlijk bestuur’. Voorbeelden hiervan zijn de vragen of de aanwijzing zorgvuldig is voorbereid en voldoende is gemotiveerd.
5.7.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing toewijzen. De schriftelijke aanwijzing is zorgvuldig voorbereid. De GI heeft de ouders op 27 maart 2025 een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing gestuurd en de ouders hebben op deze vooraankondiging gereageerd. De mening van de ouders heeft geleid tot een gedeeltelijke aanpassing van het besluit van de GI. De schriftelijke aanwijzing is begrijpelijk toegelicht en voldoende gemotiveerd.
5.8.
De kinderrechter is daarnaast, anders dan de vader, van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing past binnen de uitvoering en de doelen van de ondertoezichtstelling. Al op de vorige zitting is besproken dat het onwenselijk is dat de ouders informatie over de kinderen, de medewerkers van SAVE en hulpverleners delen met derden die geen betrokkenen zijn. Na een korte pauze daarin zijn de ouders er toch mee doorgegaan. Bovendien heeft de GI voldoende onderbouwd dat de ouders mails vanuit de GI en haar medewerkers (met valse informatie) aanpassen en doorsturen naar (veel) derden. De schriftelijke aanwijzing ziet erop dat dit stopt. Dat de ouders behoefte hebben om hun frustraties en problemen te delen en te bespreken is op zich begrijpelijk, maar de wijze waarop is schadelijk voor de kinderen én de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Op deze manier wordt immers privacygevoelige en (deels) onjuiste informatie over de kinderen breed gedeeld. Dit kan de kinderen nu, maar ook in de toekomst schaden omdat de informatie bijvoorbeeld naar verschillende media wordt gezonden en zelfs naar de Amerikaanse FBI. Ook de relatie met de GI komt op deze manier onder druk te staan. De GI heeft er vanzelfsprekend last van als onjuiste en privacygevoelige informatie over kinderen waar zij verantwoordelijkheid voor dragen, wordt gedeeld. Ook heeft de GI er vanzelfsprekend last van als zij allerlei al dan niet betrokken partijen moet informeren over aangepaste e-mails die van de GI(-medewerkers) afkomstig lijken te zijn. Dit verstoort een goede tenuitvoerlegging van de ondertoezichtstelling. Anders dan de ouders is de kinderrechter daarom van oordeel dat het recht op vrijheid van meningsuiting van de ouders in dit kader kan worden beperkt. De schriftelijke aanwijzing geeft voldoende ruimte om informatie met bepaalde instanties te delen en beperkt slechts het delen van bepaalde informatie met instanties die niet in deze zaak betrokken zijn.
5.9.
Omdat aan de vereisten van de wet is voldaan en het ook in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk is, zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing bekrachtigen. De ouders moeten meewerken aan de aanwijzing zoals door de GI geformuleerd.
De dwangsom
5.10.
Op grond van de wet kan op verzoek van de GI een dwangsom worden opgelegd bij niet-nakoming van de schriftelijke aanwijzing, tenzij het belang van de kinderen zich tegen oplegging daarvan verzet. Dat volgt uit artikel 1:263 lid 3 BW en artikel 611a Rv.
5.11.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot het opleggen van een dwangsom aan de ouders toewijzen. Zoals gezegd zijn de ouders eerder al gewezen op de schadelijkheid van het delen van onjuiste en/of privacygevoelige informatie over de kinderen met niet-betrokken derden. Toch zijn de ouders daarmee doorgegaan. Dat maakt dat de rechtbank voorziet dat het enkel bekrachtigen van de schriftelijke aanwijzing niet voldoende is. De kinderrechter zal daarom een dwangsom verbinden aan de nakoming van de schriftelijke aanwijzing van € 50,- per dag dat zij zich daar niet aan houden, met een maximum van € 5000,-.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.12.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met zaaknummer C/16/583776 / JE RK 24-1792
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg tot 17 juli 2025;
In de zaak met zaaknummer C/16/583779 / JE RK 24-1793
6.2.
belast de GI met het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met betrekking tot het geven van toestemming voor een medische behandeling tot 17 juli 2025;
In de zaak met zaaknummer C/16/589593 / JE RK 25-339
6.3.
wijst het verzoek af;
In de zaak met zaaknummer C/16/591212 / JE RK 25-507
6.4.
wijst het verzoek af;
In de zaak met zaaknummer C/16/591683 / JE RK 25-555
6.5.
bekrachtigd de schriftelijke aanwijzing van 1 april 2025;
6.6.
legt op aan de ouders een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat zij de schriftelijke aanwijzing niet nakomt tot een maximum van € 5000,- is bereikt;
6.7.
verklaart deze beschikking voor zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025 door mr. M.W.J. van Elsdingen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.D.J. Esders als griffier, en op schrift gesteld op 30 april 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.