ECLI:NL:RBMNE:2025:2141

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
582634 590607
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

Op 3 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van vijf maanden, tot 3 september 2025. De ouders hebben tot op heden niet in staat gebleken om de basale veiligheid en stabiliteit voor hun kinderen te waarborgen, ondanks de inzet van hulpverlening. De kinderen hebben een verhoogde opvoedvraag en er zijn zorgen over de hygiëne in huis en de verzorging van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de ouders stappen in de goede richting hebben gezet, de zorgen over de kinderen nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht toegewezen, maar het verzoek om de kinderen in een weekendpleeggezin te plaatsen is afgewezen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/582634 / JE RK 24-1659
C/16/590607 / JE RK 25-432
Datum uitspraak: 3 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam-Zuidoost,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Rotgans te Utrecht,
[de vader],
hierna te noemen de vader ,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Rotgans te Utrecht.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 13 november 2024 een tussenbeschikking gegeven in deze zaak. Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de kinderrechter naar die beschikking. De kinderrechter neemt daarnaast de volgende stukken mee in de beoordeling;
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen, binnengekomen op 21 maart 2025;
  • het bericht van de GI met bijlagen, binnengekomen op 26 maart 2025;
  • het bericht van de ouders met bijlagen, binnengekomen op 1 april 2025.
1.2.
Op 2 april 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat;
- [A] en [B] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen doordeweeks bij hun ouders. Van vrijdag 18.00 uur tot zondag 16.00 uur verblijven ze in een weekendpleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 november 2022 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is steeds verlengd, voor het laatst tot 28 november 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 november 2024 een machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van vrijdag 18.00 uur tot zondag 16.00 uur uit huis te plaatsen in een weekendpleegezin tot 13 mei 2025, met aanhouding van het overige.

3.Het verzoek

In de zaak met zaaknummer C/16/590607 / JE RK 25-432
De GI verzoekt primair om een machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, oftewel tot 28 november 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI vindt dat de zorgen die begonnen in 2022 niet veranderd zijn, ondanks de intensieve inzet van hulpverlening. Er is sprake van chronische structurele onveiligheid in het gezin, die ouders niet lukt om te doorbreken.
In de zaak met zaaknummer C/16/582634 / JE RK 24-1659
De kinderrechter moet nog een beslissing nemen op het aangehouden deel van het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing in een weekendpleeggezin van vrijdag (einde) middag tot zondag (einde) middag te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, oftewel tot 28 november 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI heeft ter zitting toegelicht dat zij dit verzoek handhaaft, wanneer het primaire verzoek afgewezen wordt.

4.Het standpunt van de ouders

De ouders zijn het eens met het aangehouden verzoek van de GI om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een weekendpleeggezin van vrijdag (einde) middag tot zondag (einde) middag. Zij zijn het niet eens met het verzoek van de GI om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg uit huis te plaatsen. De ouders zien op dit moment geen noodzaak voor een uithuisplaatsing. Een uithuisplaatsing zal meer schade toebrengen dan hoe het nu gaat en er zal eerst ingezet moeten worden op meer hulpverlening. Mocht de kinderrechter het verzoek van de GI om de kinderen dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg uit huis te plaatsen toewijzen, dan verzoeken de ouders de kinderrechter om deze machtiging voor een kortere duur te verlenen dan is verzocht, te weten tot na de zomervakantie. Daarna kan dan gekeken worden hoe het in deze periode is gegaan en moet er duidelijkheid komen over wat het doel is en welke hulpverlening ingezet gaat worden.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal het aangehouden deel van het verzoek van de GI om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een weekendpleeggezin van vrijdag (einde) middag tot zondag (einde) middag te plaatsen afwijzen. De kinderrechter zal het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg toewijzen voor de duur van vijf maanden, oftewel tot 3 september 2025, en de beslissing voor het overige aanhouden. Hierna legt de kinderrechter uit waarom zij deze beslissing neemt.
De toelichting
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. [1]
5.3.
De kinderrechter ziet dat de ouders stappen hebben gezet en hun best doen. De kinderrechter vindt het fijn om te horen dat de communicatie tussen de ouders beter gaat en dat de vader vanaf begin april weer een baan heeft. De vader heeft op de zitting aangegeven dat hij meer beschikbaar zal zijn in de avonden en daarmee de moeder beter kan ondersteunen in de opvoeding. Ook heeft hij zijn alcoholverslaving onder controle. Ondanks deze positieve ontwikkelingen ziet de kinderrechter dat de zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet weggenomen zijn. Sinds 2022 bestaan er zorgen in dit gezin over onder andere de hygiëne in huis, de verzorging van de kinderen, seksueel getinte opmerkingen van de kinderen en de leerbaarheid van de moeder. Het is ouders tot op heden niet gelukt om structureel de basale veiligheid en stabiliteit te bieden en de responsieve ouders te zijn, die de kinderen nodig hebben. Alle intensieve hulpverlening die betrokken is (Humanitas, de Rading en de BSO om moeder te ontlasten) hebben hier nog geen verandering in kunnen brengen. De ouders lijken de adviezen niet voor langere tijd vast te kunnen houden. De kinderen vragen daarnaast veel van hun opvoeders omdat zij een verhoogde opvoedvraag hebben. Zij hebben in het verleden veel meegemaakt en kampen met hun eigen kind-problematiek. [minderjarige 1] heeft een taal ontwikkelingsstoornis (TOS). Bij [minderjarige 2] is sprake van parentificatie, aangezien zij voor haar leeftijd te veel zorgtaken op zich neemt over haar moeder en haar zusje. Daarnaast is er een vermoeden van een licht verstandelijke beperking bij de kinderen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierdoor een grotere behoefte aan wat ze nodig hebben van hun opvoeders. Het lukt de ouders niet om daarbij aan te sluiten en zij kunnen op dit moment die verhoogde opvoedvraag niet bieden. De kinderrechter vindt het daarom van belang dat de kinderen naar een pleeggezin gaan om rust, stabiliteit en de nodige verzorging te krijgen die de pleegmoeder hun kan geven.
5.4.
Gelet op alle ontwikkelingen die op dit moment gaande zijn, is een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling te lang. De kinderrechter verwacht dat het werk van de vader , de situatie bij de ouders thuis en de uithuisplaatsing in de komende periode voor veel verandering zorgt. Zij zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor een kortere duur verlengen dan is verzocht, namelijk voor vijf maanden. Na deze periode wil de kinderrechter horen hoe het dan met de ouders thuis gaat en hoe de omgangsmomenten zijn. Ook kan er dan gekeken worden hoe het met de kinderen in het pleeggezin gaat en hoe de schoolgang verloopt. Er zal tegen die tijd opnieuw bekeken moeten worden of een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing langer noodzakelijk is. Ter zitting heeft de GI aangegeven te bekijken of de mogelijkheid bestaat dat kinderen door de week bij het pleeggezin kunnen verblijven en in het weekend bij de ouders. De kinderrechter vindt het van belang dat dit onderzocht wordt, als later blijkt dat een volledige terugplaatsing niet mogelijk is. De kinderrechter verzoek de GI om de kinderrechter en de belanghebbenden
uiterlijk 10 dagen voor de nog nader te bepalen zittingschriftelijk te informeren over de stand van zaken en hoe de GI wil dat het verder gaat in deze procedure.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing voor zover uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met zaaknummer C/16/590607 / JE RK 25-432:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 3 april 2025 tot 3 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de beslissing op het verzoek van de GI over de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aan en verzoekt de GI
om uiterlijk 10 dagen voor de nog nader te bepalen zittingde kinderrechter en belanghebbenden schriftelijk te informeren over de stand van zaken en hoe de GI wil dat het verder gaat in deze procedure.
In de zaak met zaaknummer C/16/582634 / JE RK 24-1659:
6.4.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025 door mr. A.G. van Doorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.D.J. Esders als griffier, en op schrift gesteld op ***.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.