ECLI:NL:RBMNE:2025:2152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
C/16/590237/ FV RK 25-682
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenbeschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 2004. De officier van justitie had op 14 maart 2025 een verzoekschrift ingediend voor een zorgmachtiging van twaalf maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van drie weken verstrijkt op 4 april 2025, en dat er geen mogelijkheid is om voor die datum een zitting te plannen waar de betrokkene bij kan zijn. De advocaat van de betrokkene had om uitstel gevraagd, maar dit verzoek werd afgewezen vanwege de wettelijke termijn. De rechtbank heeft besloten om het verzoek van de officier van justitie toe te wijzen tot en met 17 april 2025, onder aanhouding van de rest van het verzoek. Dit houdt in dat de betrokkene de kans krijgt om zijn mening te geven over het verzoek, maar dat de eerdere zorgmachtiging vervalt als er niet tijdig wordt beslist. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De mondelinge behandeling van het verzoek wordt voortgezet op 14 april 2025, zodat de betrokkene alsnog kan worden gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/590237 / FV RK 25-682
Datum uitspraak: 2 april 2025
(tussen)beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. K.G.I.M. Schröder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De officier van justitie heeft op 14 maart 2025 een verzoekschrift met bijlagen
ingediend.
1.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2025. Daarbij zijn gehoord:
- mr. K.G.I.M. Schröder, advocaat;
- [A] , casemanager.
1.3.
Betrokkene is niet verschenen. De advocaat vertelt dat zij om uitstel van de zitting heeft gevraagd omdat betrokkene op vakantie is en hij graag door de rechtbank gehoord wil worden. Vanwege de wettelijke beslistermijn is dat uitstelverzoek echter afgewezen. Betrokkene wil echter toch graag zelf bij de behandeling aanwezig zijn.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen.

3.De beoordeling

3.1.
Voorafgaand aan de zitting is gebleken dat betrokkene weet van de zitting, daarbij vanwege vakantie niet aanwezig kan zijn maar wel persoonlijk gehoord wil worden.
De rechtbank wil betrokkene de kans geven om zijn mening te geven over het verzoek maar heeft ook oog voor de wettelijke beslistermijn zoals neergelegd in artikel 6:2 lid 1 sub e Wvggz. Die bepaling houdt in dat op een verzoek om een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging, binnen drie weken na indiening van het verzoek van de officier van justitie beslist moet worden. De eerdere zorgmachtiging vervalt als de rechter op het verzoek om een volgende zorgmachtiging heeft beslist of door het verstrijken van de genoemde beslistermijn van drie weken. Dat volgt uit artikel 6:6 lid 2 Wvggz.
3.2.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van drie weken verstrijkt op
4 april 2025. Er is geen mogelijkheid om voor die datum nog een zitting te plannen waar betrokkene bij kan zijn. Verder uitstel van de beslissing op het verzoek zou er - gelet op de wetsbepalingen over de beslistermijn en de rechtspraak van de HR hierover - toe leiden dat op 4 april 2025 de eerdere machtiging van betrokkene vervalt en dat op het nog voorliggende verzoek (bij toewijzing) weer sprake zou zijn van een verzoek om een eerste machtiging dus maximaal voor de duur van zes maanden kan worden toegewezen.
Deze consequenties zijn niet wenselijk en ook niet beoogd met het verzoek van de advocaat om betrokkene zelf te horen.
3.3.
Om die reden heeft de rechtbank besloten op het verzoek van de officier van justitie te beslissen, in die zin dat het verzoek wordt toegewezen tot en met 17 april 2025, dat is de expiratiedatum van de eerdere zorgmachtiging, onder aanhouding van de rest van het verzoek. Op verzoek van de advocaat zal de rechtbank daarbij de vormen van verplichte zorg toekennen gelijk aan de eerder zorgmachtiging. Op die manier ontstaat ruimte om betrokkene op te roepen voor een nadere zitting en op het resterende deel van het verzoek te beslissen nadat betrokkene zich daar persoonlijk over heeft kunnen uitlaten.
3.4.
Voor de periode tot en met 17 april 2025 is de rechtbank van oordeel dat aan alle voorwaarden uit de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg is voldaan. Om die reden zal het verzoek van de officier van justitie tot dan worden toegewezen. In het ambulante kader gaat het dan om de volgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
3.5.
Daarnaast acht de rechtbank voor die periode ook de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
De overige verzochte vormen van verplichte zorg zal de rechtbank voor nu afwijzen, omdat deze in de eerdere machtiging ook niet zijn opgenomen.
3.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.7.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
3.8.
Om betrokkene nogmaals in de gelegenheid te stellen om zijn mening kenbaar te maken wordt de mondelinge behandeling van het verzoek voortgezet op
14 april 2025 om 13:00 uurop de locatie van de rechtbank Midden-Nederland in Utrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een zorgmachtiging voor [betrokkene] , geboren op
[geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 3.4. en 3.5. kunnen worden getroffen;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt
tot en met 17 april 2025;
4.3.
wijst voor die periode het anders of meer verzochte af;
4.4.
houdt de beslissing op het verzoek voor het overige aan;
4.5.
bepaalt dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op
14 april 2025 om 13:00 uurin de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025 door mr. V.M.M. van Amstel, rechter, in aanwezigheid van de griffier en op schrift gesteld op
10 april 2025.
LC
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.