ECLI:NL:RBMNE:2025:2167

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
11591699 / MV EXPL 25-46 D/1401
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurverstek, ontruiming en betaling huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M. van Lith, en een gedaagde die niet is verschenen. De eiser verhuurt een woning aan de gedaagde, maar de gedaagde heeft een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd en heeft overlast veroorzaakt. De eiser vordert ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, die op dat moment € 6.700,00 bedraagt, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde correct is opgeroepen voor de zitting, maar niet is verschenen, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor de eiser, gezien de huurachterstand van meer dan drie maanden. De vorderingen van de eiser zijn gegrond op de wet en worden toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en de betaling van proceskosten. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat de eiser aan de wettelijke eisen heeft voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 7 mei 2025
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 11591699 / MV EXPL 25-46 D/1401 van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. M. van Lith,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 april 2025 met producties 1-9;
- de voor de mondelinge behandeling ingezonden productie 10;
- de mondelinge behandeling van 23 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] verhuurt een woning aan [gedaagde] , gelegen aan het adres [adres] in [plaats] . [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan en heeft daarnaast voor overlast gezorgd. [eiser] vordert dat [gedaagde] de woning ontruimt en de huurachterstand betaalt, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter zal de vorderingen toewijzen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dat oordeel komt.

3.De beoordeling

Tegen [gedaagde] wordt verstek verleend
3.2.
[gedaagde] is op 23 april 2025 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat hij correct voor de zitting is opgeroepen. Tegen hem is daarom verstek verleend. Dit betekent dat de vorderingen tegen hem worden toegewezen, tenzij de kantonrechter vindt dat deze onrechtmatig of ongegrond zijn.
[eiser] heeft een spoedeisend belang
3.3.
Van een spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen is voldoende gebleken, omdat onweersproken vaststaat dat er een huurachterstand van (ruim) meer dan drie maanden is ontstaan. De huurachterstand loopt bovendien steeds verder op, zo heeft [eiser] op de mondelinge behandeling verteld, omdat [gedaagde] niets meer betaalt.
[gedaagde] moet de huurachterstand betalen
3.4.
[eiser] heeft betaling van een achterstand van € 6.700,00 gevorderd, berekend tot en met de maand maart 2025, en een veroordeling tot betaling van de verdere maandelijkse huurtermijnen. Ook vordert hij een bedrag van € 124,49 aan wettelijke rente (berekend tot en met 11 maart 2025) en de verdere rente, vanaf 12 maart 2025. Deze vorderingen zijn gegrond op de wet, komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen worden toegewezen.
[gedaagde] moet de woning ontruimen
3.5.
De door [eiser] gevorderde ontruiming van de woning komt de kantonrechter, gelet op de hoogte van de huurachterstand, niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis, zoals ook is gevorderd.
De buitengerechtelijke incassokosten worden ook toegewezen
3.7.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding van € 375,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft op 14 november 2024 aan [gedaagde] een sommatiebrief gestuurd, die voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden toegewezen
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 145,45
- griffierecht € 257,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten €
135,00(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.080,45
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen € 7.199,49, te vermeerderen met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over het bedrag aan hoofdsom van € 6.700,00, vanaf 12 maart 2025 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.050,00 per maand, vanaf de maand april 2025, tot dat [gedaagde] de woning heeft ontruimd en verlaten;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] te [plaats] binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan haar toebehoren en niet aan [eiser] , en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.080,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening, als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.