ECLI:NL:RBMNE:2025:2199

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
C/16/590300 / FA RK 25-473
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige partneralimentatie en omgangsregeling voor de hond in het kader van echtscheiding met psychisch geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de man, die om voorlopige voorzieningen vroeg in het kader van zijn echtscheiding met de vrouw. De man verzocht de rechtbank om een voorlopige partneralimentatie van € 1.721,- bruto per maand en een omgangsregeling voor de hond. De vrouw verzocht de rechtbank om de verzoeken van de man af te wijzen, stellende dat zij niet in staat was om alimentatie te betalen vanwege het gedrag van de man, dat zij als psychisch gewelddadig ervoer. De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen, omdat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de vrouw te verlangen dat zij partneralimentatie betaalt. De rechtbank oordeelde dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat zij slachtoffer is van psychisch geweld en dat de man een patroon van dwingende controle heeft vertoond. Dit gedrag heeft een negatieve impact op het welzijn van de vrouw, die momenteel in therapie is en medicatie gebruikt om te functioneren. De rechtbank heeft ook het verzoek om een omgangsregeling voor de hond afgewezen, omdat dit niet op de wet is gegrond en het de man een mogelijkheid zou bieden om controle over de vrouw uit te oefenen. De rechtbank concludeert dat de man geen recht heeft op alimentatie en dat het in het belang van de vrouw is om geen omgangsregeling voor de hond vast te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/590300 / FA RK 25-473
Voorlopige voorzieningen
Beschikking van 1 mei 2025
in de zaak van:
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. V.L.E. Uijterwaal,
tegen
[de vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M-T. Psara.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de man (met bijlagen), binnengekomen op 17 maart 2025;
  • het verweerschrift van de vrouw (met bijlagen), binnengekomen op 11 april 2025;
  • aanvullende stukken van vader, binnengekomen op 15 april 2025.
1.2.
De man heeft één verzoekschrift ingediend voor de voorlopige voorzieningenprocedure en de echtscheidingsprocedure. Voor de verzoeken in de echtscheidingsprocedure loopt nog een verweertermijn. De verzoeken van de man om voorlopige voorzieningen te treffen zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 17 april 2025. Daarbij waren aanwezig: partijen met hun advocaten.

2.Waar deze procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn in 2015 met elkaar getrouwd.
2.2.
Partijen willen scheiden. De man vraagt de rechtbank om voorlopige voorzieningen te treffen. Dat zijn tijdelijke maatregelen die gelden voor de duur van de echtscheidingsprocedure.
2.3.
De man verzoekt de rechtbank om:
  • te beslissen dat de vrouw € 1.721,- bruto per maand aan partneralimentatie moet betalen;
  • een voorlopige beheersregeling c.q. omgangsregeling te bepalen voor de hond, met een dwangsom van € 100,- per dag als de vrouw hieraan niet meewerkt.
2.4.
De vrouw is het niet eens met de verzoeken van de man. Zij verzoekt de rechtbank om de verzoeken van de man niet ontvankelijk te verklaren of af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal de verzoeken van de man afwijzen en zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De voorlopige partneralimentatie
De beslissing
3.2.
De rechtbank wijst het verzoek van de man om partneralimentatie te ontvangen af, omdat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de vrouw te verlangen dat zij een bijdrage betaalt voor de kosten van het levensonderhoud van de man.
3.3.
De rechtbank zal hierna eerst uiteenzetten welke criteria van toepassing zijn op het verzoek van de man om partneralimentatie te ontvangen. Vervolgens zal de rechtbank toelichten waarom zij van oordeel is dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd dat de man haar persoonlijke grenzen veelvuldig heeft overschreden en zij slachtoffer is van psychisch geweld. De rechtbank zal motiveren dat sprake is van een patroon van dwingende controle dat tot op heden niet is beëindigd. Daarna zal de rechtbank uitleggen op grond waarvan naar haar oordeel is komen vast te staan dat de vrouw psychisch lijdt onder het gedrag van de man en waarom het opleggen van een verplichting om een voorlopige alimentatie te betalen naar maatstaven en redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank toetst tot slot of de beslissing om het verzoek tot partneralimentatie af te wijzen aanvaardbaar is, gelet op de financiële positie van de man.
Het toetsingskader
3.4.
Een rechter kan bij beschikking, voor de duur van het geding, bepalen dat de ene echtgenoot een bedrag moet betalen voor het levensonderhoud van de andere echtgenoot. [1] Hoewel echtgenoten verplicht zijn om elkaar het nodige te verschaffen [2] , is de rechter niet verplicht om een alimentatieverplichting op te leggen, ook niet als de ene echtgenoot behoefte heeft aan een bijdrage en de andere echtgenoot voldoende draagkracht heeft om een bijdrage te betalen. Bij de bepaling van de alimentatie dient de rechter namelijk rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder niet-financiële omstandigheden.
Partnergeweld
3.5.
De vrouw stelt dat sprake is van psychische mishandeling, door de man gepleegd. Volgens de vrouw heeft de man zich schuldig gemaakt aan intieme terreur. Dit is een ernstige vorm van partnergeweld en kenmerkt zich door een patroon van controle en dwang. Dit kan zich uiten in het isoleren, vernederen en intimideren van de partner, maar ook in ernstig fysiek en seksueel geweld. Ook kan het gaan om controle van financiën en dreigementen tegen het slachtoffer. Intieme terreur is een proces waarin de afhankelijkheid wordt vergroot en de weerbaarheid wordt ondermijnd. Het gaat bij intieme terreur niet alleen om de concrete gedragingen, maar om een continu proces waarbij inbreuk wordt gemaakt op persoonlijke rechten en vrijheden van de partner. Intieme terreur wordt ook wel dwingende controle genoemd. De man erkent dat er conflicten zijn geweest met de vrouw, maar betwist dat sprake is geweest van een patroon van grensoverschrijdend gedrag.
3.6.
De rechtbank stelt voorop dat zij in deze familierechtelijke procedure niet vaststelt wat er tussen partijen is gebeurd en of de man zich in strafrechtelijke zin heeft schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Dat is niet de taak van de rechtbank in deze procedure. De rechtbank zal beoordelen of de vrouw moet worden verplicht om alimentatie aan de man te betalen, of dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd dat dit vanwege gedragingen van de man niet kan haar kan worden verlangd. Bij die beoordeling baseert de rechtbank zich op de stellingen van partijen in de processtukken, de bewijsstukken die in het geding zijn gebracht en het gesprek met partijen tijdens de mondelinge behandeling.
Periode tot het vertrek van de vrouw op 6 december 2024
3.7.
De rechtbank oordeelt dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd dat de man zich tijdens de relatie van partijen grensoverschrijdend heeft gedragen en de vrijheden en rechten van de vrouw onvoldoende heeft gerespecteerd.
3.8.
De verklaringen van de vrouw over de psychische mishandeling sinds 2021 zijn gedetailleerd en overtuigend. De vrouw ervaarde een constante dreiging van de man. Iets kleins kon voor de man aanleiding zijn om de vrouw te vernederen, te kleineren, te intimideren, uit te schelden of te bedreigen. De vrouw noemt als voorbeelden een stuk kaas dat niet goed was gesneden, een verkeerde ham bij de boodschappen of een onvolledige boodschappenlijst voor het maken van kokosmakronen. Dat dergelijke kleine incidenten leidden tot vernederingen en ruzies, heeft de man niet (gemotiveerd) weersproken.
3.9.
De vrouw heeft correspondentie overgelegd waaruit blijkt dat sprake was van dwingende controle door de man. De man erkent dat hij zich richting de vrouw te dominant gedroeg, te ver is gegaan, dreigde met geweld en de vrouw bang heeft gemaakt. In de mails die de man op 15, 16 en 24 december 2024 naar de vrouw heeft gestuurd schrijft hij onder andere:
  • ‘het spijt mij heel erg dat het zo uit de hand is gelopen’
  • ‘Ik wil dat je weet dat wat ik de bewuste avond heb gezegd uit wanhoop tegen je hebt gezegd, en dat ik daar heel veel spijt van heb. Ik je enorm gekwetst heb en bang gemaakt.’
  • ‘omdat ik nu al het inzicht heb dat mijn gedrag en dominantie niet goed is geweest’
  • ‘geloof me [de vrouw] ik wordt er zo verdrietig van dat ik zo met je om ben gegaan’
  • ‘Ik weet wat er gebeurd is, ik weet wat ik gezegd heb maar je weet dat ik je nooit echt iets zou aandoen.’
3.10.
De man heeft ook niet weersproken dat hij op enig moment heeft gedreigd dat hij ‘de boel kort en klein zou slaan’ en de vrouw de deur uit zou trappen. Evenmin heeft de man betwist dat hij de vrouw heeft gedwongen om urenlang naar zijn monologen te luisteren.
3.11.
De situatie tussen partijen is ten minste twee keer fors geëscaleerd. Naar aanleiding van de escalatie in augustus 2023 is de vrouw bij de man weggegaan. De man zou toen starten met hulpverlening vanwege zijn problemen met emotieregulatie. De vrouw heeft de man daarom een tweede kans willen geven. Nadat de vrouw was teruggekeerd, bleek echter dat er geen sprake (meer) was van hulpverlening. De situatie is daarna niet verbeterd. Dat er in augustus 2023 al ernstige zorgen bestonden over het gedrag van de man heeft de vrouw aangetoond met het bericht van de huisarts waaruit blijkt dat zij destijds een vluchtplan hebben opgesteld voor het geval de situatie thuis opnieuw zou escaleren. Ook is de vrouw toen doorverwezen naar specialistische hulp vanwege psycho-traumatische klachten.
3.12.
Op 5 december 2024 zijn de gemoederen tussen de partijen zo verhit geraakt, dat de vrouw is gevlucht. De ruzie is op 5 december 2024 in de middag begonnen en heeft tot midden in de nacht geduurd. De man heeft niet weersproken dat hij zichzelf tijdens deze ruzie dreigend op de borst heeft geslagen en heeft gesteld dat de vrouw geluk heeft dat ze een vrouw is, omdat hij uit principe geen vrouwen slaat. Dit laatste heeft de man tijdens de mondelinge behandeling herhaald. Het gedrag van de man werd steeds extremer. Het is dan ook goed voorstelbaar dat de vrouw vreesde dat de man zich een volgende keer niet zou kunnen inhouden en wel fysiek gewelddadig zou worden. Onweersproken is ook dat de man tijdens de ruzie op 5/6 december 2024 de deur van de woning enige tijd heeft geblokkeerd om te verhinderen dat de vrouw zou weggaan. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit beangstigend is geweest voor de vrouw. Om geen argwaan te wekken heeft de vrouw na de ruzie op 5/6 december 2024 besloten om in de woning te blijven tot het tijdstip dat zij normaal gesproken de hond zou gaan uitlaten. Zij is op 6 december 2024 in de ochtend uit de woning gevlucht.
3.13.
De man heeft de vrouw ook willen isoleren van vrienden en/of familie, met als gevolg dat de vrouw een kleiner netwerk had om haar te ondersteunen. Dat de man de vrouw heeft gedwongen om te kiezen tussen hem en haar dochter uit een eerdere relatie, heeft de vrouw aangetoond met de mail van de man van 22 december 2024, waarin de man schrijft: ‘
Ik weet dat ik je nooit die keus had mogen stellen, maar heb je in Rome al verteld dat ik bang was voor ruzies en bang om je kwijt te raken.’en de mail van 24 december 2024, waarin de man schrijft:
‘Ik begrijp echt wel dat ik nooit had mogen zeggen dat je maar moest kiezen, maar was emotioneel doordat je mij buiten spel zetten…’.
3.14.
De dwingende controle van de man richtte zich ook op de telefoon van de vrouw. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man bevestigd dat hij gefrustreerd is omdat de vrouw hem geen onbeperkte toegang tot haar mobiele telefoon verschafte. Volgens de man komt zijn wantrouwen richting de vrouw en grensoverschrijdende gedrag daar vandaan en ligt de oorzaak van zijn gedrag (grotendeels) bij de vrouw.
Periode na het vertrek van de vrouw op 6 december 2024
3.15.
De rechtbank oordeelt dat de man zich ook na het vertrek van de vrouw op 6 december 2024 grensoverschrijdend heeft gedragen.
3.16.
De man heeft de wens van de vrouw om na de breuk (tijdelijk) geen contact te hebben en (tijdelijk) onvindbaar te zijn, niet gerespecteerd. Op de dag van het vertrek van de vrouw, is de man de vrouw gaan zoeken bij familieleden. De man is vanuit [woonplaats] naar de dochter van de vrouw in [plaats] gereden en daarna naar de vader van de vrouw in [plaats] . De man heeft de vrouw daar gevonden. De politie is ter plekke gekomen en heeft de man gesommeerd te vertrekken. De politie heeft een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis. Veilig Thuis heeft de zaak niet doorwezen naar het Wijkteam, maar heeft aanleiding gezien om aan de vrouw een begeleider met de expertise stalking en intieme terreur toe te wijzen.
3.17.
De man heeft zonder toestemming beeld- en geluidsopnames van de vrouw gemaakt toen de vrouw volgens afspraak de echtelijke woning bezocht om spullen op te halen. De man heeft de vrouw daar vervolgens over geïnformeerd. Daaruit blijkt dat de man er voor zorgt dat de vrouw te weten komt dat hij haar controleert en dat ook centraal stelt bij zijn handelen, één van de kenmerken van dwingende controle.
3.18.
De man is contact met de vrouw blijven opnemen, ook nadat vrouw had benadrukt dat zij geen berichten van de man meer wenste te ontvangen. De vrouw schreef in haar mailbericht van 17 december 2024 het volgende: ‘
In een eerdere mail heb je mij toegezegd mij met rust te zullen laten. Ik zie dat ik steeds langere mails van je ontvang. Dit wil ik niet. Ik wil je nogmaals vragen om mij niet meer te berichten via de app of via de mail.’Desondanks is de man mails blijven versturen, zowel naar de privé-mail van de vrouw als naar haar werkmail. De werkgever van de vrouw zag zich genoodzaakt om de man op 26 maart 2025 te berichten daarmee op te houden. Dat de vrouw het werkmailadres ook wel eens privé gebruikte, zoals de man stelt, doet niet ter zake. De vrouw had de man duidelijk verzocht om haar niet te mailen en de man heeft dit toch gedaan.
3.19.
Anders dan de man stelt, blijkt uit de overgelegde correspondentie niet dat de vrouw het initiatief nam voor het contact. De vrouw heeft de man weliswaar benaderd om afspraken te maken over de (financiële) afwikkeling van de echtscheiding, maar dat is niet waar het om gaat. De man heeft de grenzen van de vrouw overschreden door haar vaak te mailen, soms meerdere keren per dag, maar ook door de inhoud van zijn berichten. De mails van de vrouw hebben in deze periode steeds een constructieve en zakelijke toon en zijn gericht op het maken van afspraken. Dit in tegenstelling tot de berichten van de man, die juist zeer persoonlijk van aard zijn. Dat de vrouw de man op 17 januari 2025 heeft gebeld, maakt het oordeel van de rechtbank over de ongewenste contacten, niet anders. De vrouw heeft namelijk onweersproken gesteld dat zij de man heeft gebeld nadat de man had aangegeven dat zij ten onrechte de uitvaartverzekering had opgezegd. De vrouw wilde dit opgehelderd hebben. De vrouw heeft verteld dat de man vervolgens een twee uur durende monoloog heeft gehouden, die de vrouw niet durfde te onderbreken. De man heeft dit niet betwist.
3.20.
Uit het dossier blijkt ook niet dat de houding van de vrouw ten opzichte van de man is gewijzigd vanaf het moment dat de man kenbaar heeft gemaakt dat hij aanspraak wil maken op partneralimentatie en de door de vrouw opgebouwde pensioenaanspraken, zoals de man ter verdediging stelt. Volgens de man heeft hij dit op 21 januari 2025 aan de vrouw laten weten. De vrouw heeft echter op 17 december 2024 duidelijk kenbaar gemaakt dat zij wenste dat de man zou stoppen haar te benaderen, zodat het argument van de man geen hout snijdt.
3.21.
De rechtbank heeft de indruk dat de man nog steeds probeert de vrouw psychologisch te manipuleren en haar mentaal te ontregelen, om op die wijze controle over haar uit te oefenen. De man speelt veelvuldig in op het schuldgevoel van de vrouw, stuurt haar tegenstrijdige berichten en poogt ook twijfel te zaaien bij de vrouw over de (oorzaak van de) gebeurtenissen tussen partijen. Waar de man eerder bijvoorbeeld erkende dat hij te dominant is geweest, fout zat met zijn gedrag en aanbood om richting de familie van de vrouw uitleg te geven over de oorzaak van zijn gedrag, geeft hij in latere berichten de vrouw de schuld. Hij geeft onder andere aan dat zijn wangedrag werd veroorzaakt door heftige emoties en dat het aan de vrouw te wijten is dat zij die emoties bij de man heeft opgeroepen, bijvoorbeeld omdat zij weigerde de man onbeperkte toegang te geven tot haar telefoon.
3.22.
De man stelt zelf dat hij sinds de breuk medicatie slikt om rustig en emotioneel stabiel te blijven. Desondanks heeft de man bevestigd dat hij na het vertrek van de vrouw veel spullen van de vrouw kapot heeft gemaakt en heeft weggegooid.
3.23.
Het baart de rechtbank grote zorgen dat de man zich nog steeds opdringt aan de vrouw en dat het tot nu toe onmogelijk is gebleken om dat te laten stoppen. De vrouw is verhuisd naar een andere woning in een andere stad en heeft haar adres geheim gehouden. De man heeft het nieuwe woonadres van de vrouw toch achterhaald. De man heeft de vrouw vervolgens op 13 en 14 maart 2025 gemaild dat haar adres bij hem bekend was en het betreffende adres van de vrouw ook genoemd. Hieruit blijkt weer, net als bij de heimelijke opnames in de woning, dat voor de man centraal staat dat de vrouw weet dat hij haar controleert. Er was namelijk geen andere reden of noodzaak voor de man om de vrouw er tot twee keer toe op te wijzen dat hij wist waar zij woont. De rechtbank begrijpt dat de mails van de man over haar adres dreigend zijn overgekomen op de vrouw en dat zij zich sindsdien onveilig voelt in haar huidige woning en woonplaats. Zeker nadat de man op 26 maart 2025 onaangekondigd en ongevraagd post door de brievenbus van haar nieuwe woning heeft gedaan.
3.24.
Uit het bericht van een kennis van partijen aan de vrouw blijkt dat kennissen zijn ingelicht over de relatiebreuk van partijen en geïnformeerd zijn dat zij geen contact met de vrouw mochten opnemen, omdat de vrouw dat niet zou wensen. Eén van die kennissen, [A] , schrijft aan de vrouw: ‘
Ik heb enige tijd geleden gelezen dat er iets is gebeurd en jij en [de man] uit elkaar zijn. In dat zelfde bericht stond ook dat wij geen contact met je mochten opnemen omdat je dat niet wilde.’De man heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij een bericht met deze strekking heeft gestuurd. De rechtbank vindt de stelling van de man dat niet hij maar iemand anders een dergelijk bericht heeft geplaatst, niet aannemelijk. Niet valt in te zien waarom iemand anders dan de man er belang bij heeft om tegen te houden dat de vrouw in contact blijft met kennissen van partijen en bovendien heeft de man dit ook niet geconcretiseerd.
3.25.
De rechtbank passeert de stelling van de man dat zijn gedrag moet worden bezien in het licht van de relatiebreuk, die logischerwijs gepaard gaat met de nodige emoties. Op basis van het voorgaande constateert de rechtbank dat het gedrag van de man ruimschoots overschrijdt wat normaal en aanvaardbaar is in het kader van verdriet om een verbroken relatie. Er is in dit geval sprake van dwingende controle en intimiderend, grensoverschrijdend gedrag dat onacceptabel is, ook in de periode rondom een relatiebreuk.
Impact van het geweld
3.26.
Het gedrag van de man heeft nog steeds impact op het welzijn van de vrouw. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat haar zelfvertrouwen is ondermijnd en dat zij het gedrag van de man als pijnlijk, kwetsend, grievend en beangstigend heeft ervaren. Dat de vrouw bang is voor de man, was tijdens de mondelinge behandeling zichtbaar en merkbaar. De vrouw probeert te herstellen van wat haar is overkomen en is inmiddels gestart met (trauma)therapie. De vrouw heeft momenteel medicatie nodig om overdag te functioneren en slikt daarnaast ’s nachts medicatie om te kunnen slapen. Ook wordt de vrouw ondersteund door een expert op het gebied van stalking en intieme terreur. In overleg met instanties zijn ook veiligheidsmaatregelen getroffen.
3.27.
Het baart de rechtbank zorgen dat het gedrag van de man tot op heden voortduurt en dat de man niet inziet welk effect zijn gedrag heeft op de vrouw. De man geeft geen blijk van enig inlevingsvermogen. De man benadrukt vooral hoe zwaar de situatie voor hem is. Het lukt de man niet om kritisch naar zijn eigen gedrag te kijken, hij legt de schuld voor zijn grensoverschrijdende gedragingen buiten zichzelf. De heftige emoties overkomen hem of worden veroorzaakt door de vrouw. De man geeft bijvoorbeeld aan dat als de vrouw zich beter had gedragen of had gedaan wat hij vroeg, hij niet zo boos had hoeven worden. Vanwege dit gebrek aan zelfinzicht, acht de rechtbank de kans klein dat het patroon van controle en dwang op korte termijn wordt doorbroken.
Verband met alimentatieverplichting
3.28.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een alimentatieverplichting haar welzijn negatief zal beïnvloeden. De man heeft via de partneralimentatie nog steeds macht over de vrouw en kan ook invloed uitoefenen, bijvoorbeeld als het gaat om de keuze van de vrouw om (vervroegd) met pensioen te gaan. Dat de vrouw vreest dat de man die macht ook zal uitoefenen, is begrijpelijk omdat de man sinds het vertrek van de vrouw ook op andere manieren heeft geprobeerd om controle over haar te houden. Het meest in het oog springende voorbeeld daarvan vindt de rechtbank dat de man de nieuwe woning van de vrouw heeft bezocht en de vrouw heeft gemaild ‘
We gaan elkaar daar vast nog wel tegenkomen’en
‘Ik vind het echt heel bijzonder dat je uiteindelijk zo dichtbij me bent komen wonen. Wel handig als we elkaar in de toekomst willen spreken’.Het lukt de vrouw hierdoor letterlijk niet om afstand te nemen van de man en aan zijn controle te ontsnappen, terwijl dat voor het herstel van de vrouw wel nodig is.
3.29.
Onder deze specifieke omstandigheden verhindert een alimentatieverplichting het herstel van de vrouw en is het risico reëel dat de man de alimentatieverplichting zal misbruiken om de dwangmatige controle over de vrouw te kunnen blijven uitoefenen. De rechtbank is van oordeel dat het daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de vrouw te verlangen dat zij tijdens de echtscheidingsprocedure een voorlopige partneralimentatie aan de man betaalt.
Gevolgen voor de man
3.30.
De rechtbank beoordeelt ook de gevolgen van het afwijzen van het verzoek aan de kant van de man. Er is geen reden om af te zien van de beslissing om geen alimentatieverplichting op te leggen. Er zijn namelijk geen aanwijzingen dat de man door de afwijzing van het verzoek in de financiële problemen zal komen. De man heeft niet gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor de beslissing om geen partneralimentatie toe te kennen voor hem onaanvaardbare financiële gevolgen heeft en dit blijkt ook niet uit het dossier. De man woont in een sociale huurwoning en komt in aanmerking voor huurtoeslag en zorgtoeslag. Het inkomen van de man is voldoende om de noodzakelijke kosten van zijn bestaan te voldoen. De man stelt zelf namelijk dat hij een inkomen heeft van € 2.015,- bruto per maand, vermeerderd met € 195,- per maand (aanvulling op grond van het sociaal plan), verminderd met € 154,- per maand (pensioenpremie). De man gaat daarbij uit van 70% van zijn gebruikelijke loon. Het inkomen van de man is mogelijk hoger, als zijn bezwaar tegen de afwijzing van de vervroegde WIA wordt gehonoreerd. De man heeft dan mogelijk recht op (nabetaling van) 100% van zijn laatst verdiende loon. Daarnaast verwacht de man in juni 2025 nog een extra vergoeding van circa € 8.000,- bruto van zijn werkgever. Er zijn dus geen aanwijzingen dat de man de alimentatie nodig heeft om in de noodzakelijke kosten van zijn bestaan te kunnen voorzien.
De voorlopige beheers- of omgangsregeling voor hond [naam]
3.31.
De rechtbank wijst af het verzoek van de man om een voorlopige beheers- of omgangsregeling te bepalen voor de hond van partijen, [naam] , omdat dit verzoek niet op de wet is gegrond. De voorlopige voorzieningen die voor de duur van de echtscheidingsprocedure kunnen worden verzocht zijn limitatief opgesomd in artikel 822 Rv. Daarin is een beheers- of omgangsregeling met huisdieren niet geregeld. Het is ook niet mogelijk om op grond van dit artikel een gebruiksregeling met betrekking tot inboedel te treffen, zoals het verzochte door de man tijdens de mondelinge behandeling juridisch is gekwalificeerd. Overigens is een hond ook geen inboedelgoed als bedoeld in artikel 3:5 BW. [naam] vervult voor partijen ook geen andere functie dan die van gezelschapsdier, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij een hulphond voor slechtzienden. [naam] kan daarom ook niet worden beschouwd als een goed voor dagelijks gebruik, waarvan op grond van artikel 822 Rv afgifte kan worden gevraagd.
3.32.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij het, gelet op het patroon van gedwongen controle en de zorgen over de veiligheid van de vrouw, ook ongewenst vindt om een beheers- of omgangsregeling te bepalen over [naam] . Dat zou de man namelijk weer een opening geven om controle over de vrouw uit te oefenen. De vrouw heeft bovendien onbetwist gesteld dat zij vanwege de getroffen veiligheidsmaatregelen geen uitvoering kan geven aan een beheers- of omgangsregeling. Het is tot slot ook niet in het belang van [naam] om een beheers- of omgangsregeling te bepalen. De vrouw nam de verzorging voor [naam] tijdens de relatie voor haar rekening. [naam] is sinds het vertrek van de vrouw één keer bij de man is geweest en dat is niet goed verlopen. [naam] weigerde te eten en miste de vrouw. De man vond het daarom zelf ook beter voor [naam] als hij bij de vrouw zou verblijven en de rechtbank is het daarmee eens.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de verzoeken van de man af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.S. Haas, rechter, in samenwerking met mr. L. van Nettekoven griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Artikel 822 van Rechtsvordering (Rv.)
2.Artikel 1:81 van het Burgerlijk Wetboek (BW)