Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[verweerder sub 1] ,
2. de rechtspersoon naar Belgisch recht
1.De procedure
2.De kern van de zaak2.1. Tijdens het maken van een buitenrit is [verzoekster] van haar paard gevallen. Zij heeft daarbij letsel opgelopen. Bij dit ongeval was de hond van [verweerder sub 1] betrokken. [verweerder sub 1] heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Partijen discussiëren over de vraag of [verzoekster] ‘eigen schuld’ heeft aan het ongeval en als dat zo is, in welke mate. De rechtbank is het met [verweerder sub 1] en Baloise eens dat er sprake is van enige ‘eigen schuld’, maar wel slechts voor 10% en niet voor 50%.
3.De beoordeling
primairvoor recht te verklaren dat [verweerder sub 1] volledig, dat wil zeggen voor 100%, aansprakelijk is voor de door haar door het ongeval van 27 maart 2024 geleden en te lijden schade, althans voor recht te verklaren dat [verzoekster] geen eigen schuld kan worden toegerekend in de zin van artikel 6:101 BW;
subsidiair, indien en voor zover het primaire verzoek niet wordt toegewezen, voor recht te verklaren dat de omstandigheden van het geval geen percentage eigen schuld van 50, maar een in goede justitie te bepalen lager percentage eigen schuld, rechtvaardigen;
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken’ (hierna: EEX-Vo II). In artikel 12 EEX-Vo II staat dat de verzekeraar kan worden opgeroepen voor het gerecht van ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan als het geschil een aansprakelijkheidsverzekering betreft’. Uit artikel 13 EEX-Vo II, dat over de aansprakelijkheidsverzekering gaat, volgt dat dat ook zo is bij een directe actie. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie wordt met ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ zowel bedoeld de plaats van de veroorzakende gebeurtenis als de plaats waar de schade is ingetreden. Dit deelgeschil gaat over een ongeval dat in Nederland, in [plaats] , heeft plaatsgevonden. Baloise wordt op grond van de directe actie van artikel 7:954 lid 6 BW aangesproken als aansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerder sub 1] . Deze rechtbank is daarom bevoegd om van dit verzoek kennis te nemen.
‘betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen’(Rome II-Vo) de uitkomst zijn dat in deze zaak het Nederlands recht moet worden toegepast omdat artikel 4 Rome II-Vo bepaalt dat het recht van toepassing is van het land waar de schade zich voordoet. Dat is Nederland.
Deze regel van artikel 6:101 BW wordt juridisch kortweg ‘eigen schuld’ genoemd. Zoals de deelgeschilrechter ook tijdens de mondelinge behandeling heeft uitgelegd betekent dit niet dat [verzoekster] zelf schuld heeft aan het ongeval of haar persoonlijk of moreel iets te verwijten valt. Het gaat om de vraag of er behalve gedragingen of gebeurtenissen die voor risico van [verweerder sub 1] komen, ook gedragingen of gebeurtenissen aan de kant van [verzoekster] zijn die een rol hebben gespeeld bij het ongeval, in haar risicosfeer liggen, en zo aan de schade hebben kunnen bijdragen en daardoor aan haar kunnen worden toegerekend. De omstandigheden aan beide kanten moeten - juridisch - worden gewogen en de uitkomst daarvan (de ‘causaliteitsverdeling’) kan eventueel nog door de ‘billijkheid’ worden gecorrigeerd (de ‘billijkheidscorrectie’). Hieruit kan dan volgen dat een deel van de schade niet bij [verweerder sub 1] als aansprakelijke partij kan worden neergelegd maar voor eigen rekening van [verzoekster] moet blijven.
Het paard stond ook meteen weer op maar was de hond toen nog niet kwijt en werd opgejaagd en galoppeerde bij me weg. [verzoekster (voornaam)] [ [verzoekster] ; toev. rb.] kon niet voorkomen dat haar paard, paarden zijn kuddedieren, er achteraan ging.” en “
De fietsers die ik tegen kwam vertelden me wat ze zagen, namelijk een los paard en een paard met ruiter (…). De hond was ook nog steeds bij hen.” en
“(…) dat beide paarden nu losliepen (…) en dat de hond er nog bij was.” In een e-mailbericht van 9 april 2025 aan mr. Keizer schrijft [B] hierover ook nog het volgende: “
“Mijn paard” kwam los te lopen en reageerde duidelijk heftiger op de hond. De hond heeft hem geen tel met rust gelaten. Paarden zijn kuddedieren, [naam 1] rende mee met zijn maatje, hij was voor [verzoekster (voornaam)] niet terug te houden. De hond dreef de paarden op door zijn blaffen en mee rennen. Omstanders hadden ze voorbij zien komen, een los paard, een paard met ruiter en een hond.” Tijdens de mondelinge behandeling is dit punt ook besproken met partijen. [verzoekster] heeft verteld dat [naam 2] afwisselend bij [naam 3] en dan weer bij [naam 1] rende en naar hen blafte, dat zij dit met de paarden heel lang hebben weten vol te houden en dat het ook best even heeft geduurd voordat het moment kwam dat [naam 3] er vandoor ging nadat hij was gevallen. [naam 1] is hem toen gevolgd waarbij hond [naam 2] nog achter haar zat, zo vertelde [verzoekster] .
ECLI:NL:HR:2007:7614) er volgens [verzoekster] toch toe dat [verweerder sub 1] en Baloise de begrote kosten volledig moeten vergoeden.