ECLI:NL:RBMNE:2025:2212

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
UTR 25/2537
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schorsing van vergunningvoorschriften voor luchtemissies van asfaltcentrale

Op 9 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, een asfaltcentrale, vroeg om schorsing van de ambtshalve wijziging van de vergunningvoorschriften voor luchtemissies, die door de gedeputeerde staten van de provincie Flevoland waren opgelegd. De voorzieningenrechter heeft de zaak niet inhoudelijk beoordeeld, maar heeft een belangenafweging gemaakt. Het verzoek werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de gedeputeerde staten, die klachten van omwonenden over de asfaltcentrale ontvingen, zwaarder wogen dan die van de verzoeker. De voorzieningenrechter benadrukte dat een voorlopige voorziening een spoedmaatregel is en dat de procedure beperkte ruimte biedt voor een diepgravende beoordeling. De voorzieningenrechter concludeerde dat de ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning in stand blijft tot het besluit op bezwaar is genomen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2537

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , gevestigd in [vestigingsplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. drs. W.J.W. van Eijk),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Eringfeld).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., gevestigd in Nijmegen
(gemachtigde: S.R. van Uffelen).
Partijen worden hierna aangeduid als: [verzoeker] , gedeputeerde staten en MOB.

Inleiding

1.1.
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van gedeputeerde staten tot een ambtshalve wijziging van de vergunningvoorschriften voor luchtemissies in de op 1 juni 2011 aan [verzoeker] verleende omgevingsvergunning voor het inwerking hebben van een asfaltcentrale aan de [adres] in [vestigingsplaats] . [verzoeker] is het niet eens met deze ambtshalve wijziging en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij verzoekt de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen door de ambtshalve wijziging in zijn geheel, of anders in ieder geval de voorschriften 1.1.11, 1.1.13 en 1.1.14, te schorsen tot op zijn bezwaren is beslist.
1.2.
MOB heeft eerder bij gedeputeerde staten een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen [verzoeker] . Zij heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
  • namens [verzoeker] : [A] , de gemachtigde van [verzoeker] , en
  • namens gedeputeerde staten: de gemachtigde, die werd vergezeld door [C] , medewerker luchtkwaliteit, [D] , technisch vergunningverlener,
  • de MOB was met kennisgeving afwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Toets door voorzieningenrechter
3. Een voorlopige voorziening is een spoedmaatregel om te voorkomen dat er
onomkeerbare dingen gebeuren als gevolg van een besluit, voordat op het bezwaar is beslist. De procedure biedt maar beperkt ruimte voor een diepgravende beoordeling van uitgebreide standpunten die de rechtmatigheid van een besluit raken. Zeker als het daarbij om een complexe materie gaat die technisch-inhoudelijke aspecten raakt. Dat is in deze zaak aan de orde. Om deze redenen zal de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk beoordelen. Het is aan gedeputeerde staten om dat te doen bij de behandeling van de bezwaren van [verzoeker] tegen de ambtshalve wijziging.
4. De voorzieningenrechter zal het verzoek beoordelen op grond van een belangenafweging. Wat de voorzieningenrechter daarbij doet, is beoordelen welke belangen partijen hebben bij het in stand laten van de nieuwe vergunningvoorschriften of bij een schorsing daarvan, en die belangen vervolgens tegen elkaar afwegen. Het gaat dan om de belangen die spelen, in afwachting van de latere inhoudelijke beoordeling door gedeputeerde staten.
De belangen van de partijen bij de nieuwe vergunningvoorschriften of de schorsing daarvan
5. Het belang van [verzoeker] bij een schorsing van in ieder geval de voorschriften 1.1.11, 1.1.13 en 1.1.14 is tweeledig. Daarmee wordt allereerst voorkomen dat [verzoeker] al dure investeringen moet doen, terwijl nog niet vaststaat dat de nieuwe vergunningvoorschriften de inhoudelijke juridische toets door gedeputeerde staten zullen doorstaan. [verzoeker] betwist het nut en de noodzaak van de voorgeschreven metingen en de emissiegrenswaarde voor PAK (EPA 16). Daarnaast heeft [verzoeker] toegelicht dat de meetapparatuur die nodig is om aan de vergunningvoorschriften te kunnen voldoen niet op korte termijn geleverd en goed ingesteld kan worden. [verzoeker] is hierover al wel in contact met mogelijke leveranciers, maar de eerste benzeenmeter die door de leverancier werd voorgesteld en die ook als mogelijkheid door gedeputeerde staten voorafgaand aan de zitting werd aangedragen, is een buitenluchtmeter en niet bestand tegen de hoge temperaturen bij het afgassen. [verzoeker] verwacht meer dan 6 maanden nodig te hebben om praktisch aan de voorschriften te kunnen voldoen. Doordat in de ambtshalve wijziging geen overgangstermijn is opgenomen, is [verzoeker] wel direct in overtreding en kan hiertegen door zowel gedeputeerde staten als het openbaar ministerie handhavend worden opgetreden.
6. Gedeputeerde staten hebben op de zitting toegelicht dat zij een grote hoeveelheid aan klachten van omwonenden over [verzoeker] ontvangen. Het gaat daarbij om wel 70 tot 80 klachten per week niet alleen over geur, maar ook over prikkende ogen. Benzeen is een zeer zorgwekkende stof (ZZS). De metingen die met de nieuwe voorschriften worden voorgeschreven zijn nodig voor gedeputeerde staten om te weten of de normen voor PAK en benzeen niet worden overschreden.
Welk belang weegt zwaarder?
7. De voorzieningenrechter vindt het belang van [verzoeker] bij het schorsen van in ieder geval de voorschriften 1.1.11, 1.1.13 en 1.1.14 niet doorslaggevend. Als de voorzieningenrechter deze vergunningvoorschriften zou schorsen, dan komt de voortgang in de handhavingszaken op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) stil te liggen. Dit acht de voorzieningenrechter gelet op het grote aantal klachten over [verzoeker] dat wekelijks bij gedeputeerde staten binnenkomt onwenselijk. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de vergunningvoorschriften weliswaar direct werken, maar dat voor daadwerkelijk handhavend optreden nog nadere besluiten van gedeputeerde staten nodig zijn. Zoals het op de zitting besproken voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. In het kader van die besluiten over de handhaving kunnen gedeputeerde staten rekening houden met de belangen van [verzoeker] . Bijvoorbeeld door bij de lengte van de te stellen begunstigingstermijn rekening te houden met de levertermijnen voor meters en de doorlooptijden voor het juist instellen van de meetmethodiek. Als [verzoeker] het niet eens is met deze besluiten dan staan hier afzonderlijk rechtsmiddelen tegen open. De voorzieningenrechter acht het verder op dit moment niet aannemelijk dat tijdens de bezwaarprocedure de nieuwe vergunningvoorschriften tot een strafrechtelijke interventie zullen leiden.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning tot aan het besluit op bezwaar in stand blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.