ECLI:NL:RBMNE:2025:2237

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
11645781
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. D. de Jong, dat gedaagde het pand aan [adres] te [plaats] zou ontruimen. Eiser en gedaagde hadden een huurovereenkomst voor één jaar, die op 31 maart 2025 eindigde. Gedaagde bleef echter in de woning verblijven, ondanks dat de huurovereenkomst was geëindigd. Gedaagde is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van eiser. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser toewijsbaar is, omdat gedaagde geen recht of titel meer heeft om in de woning te verblijven. De kantonrechter heeft bepaald dat gedaagde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het pand moet ontruimen en een gebruiksvergoeding moet betalen aan eiser voor de periode dat zij nog in de woning verblijft. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11645781 \ UV EXPL 25-98
Vonnis in kort geding van 9 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. D. de Jong,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van [eiser sub 1] c.s. van 17 april 2025.
1.2.
Op 2 mei 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren meneer [eiser sub 1] , meneer [eiser sub 2] en meneer [eiser sub 3] aanwezig met hun gemachtigde, mr. D. de Jong. Mevrouw [gedaagde sub 1] en meneer [gedaagde sub 2] waren niet aanwezig. De eisende partijen hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s. hebben een huurovereenkomst voor één jaar gesloten voor het pand aan de [adres] te [plaats] . De huurovereenkomst ging in op 1 april 2024 en is op 31 maart 2025 geëindigd, maar [gedaagde sub 1] c.s. verblijft nog steeds in de woning. [eiser sub 1] c.s. vordert dat [gedaagde sub 1] c.s. het pand zal ontruimen en een vergoeding betaalt voor de periode dat zij nog in de woning verblijft. [gedaagde sub 1] c.s. heeft hier niets tegenin gebracht en is niet op de zitting verschenen om haar standpunt toe te lichten. De vordering zal worden toegewezen.
Toetsingskader
2.2.
[gedaagde sub 1] c.s. is niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Zij is wel op de juiste manier opgeroepen. Daarom verleent de kantonrechter verstek tegen [gedaagde sub 1] c.s. Omdat [gedaagde sub 1] c.s. niet heeft aangegeven dat de standpunten van [eiser sub 1] c.s. niet kloppen, hoeft de kantonrechter volgens de wet alleen nog te beoordelen of de eis van [eiser sub 1] c.s. in strijd is met het recht of dat de eis ten onrechte is ingesteld. [1] Als dat niet het geval is, wordt de eis in principe toegewezen.
2.3.
Voor een procedure in kort geding, zoals in deze zaak, gelden daarnaast nog een paar aanvullende voorwaarden. Een kort geding is een procedure waarin de kantonrechter een voorlopige voorziening kan geven. Dat is een voorlopige maatregel die vooruit loopt op de beslissing die wordt verwacht in een gewone rechtszaak (de bodemzaak), die na het kort geding kan worden ingesteld. Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt, in dit geval [eiser sub 1] c.s., hierbij zoveel spoed heeft dat hij de uitkomst van een gewone rechtszaak niet hoeft af te wachten. Of de vordering daadwerkelijk wordt toegewezen is afhankelijk van de afweging van de belangen van beide partijen. Ook is van belang hoe groot de kans is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen.
(Spoedeisend) belang
2.4.
[eiser sub 1] c.s. heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. De huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] c.s. is namelijk van rechtswege geëindigd op 31 maart 2025. Er bestaat voor [gedaagde sub 1] c.s. dus geen recht of titel meer om in de woning te verblijven. Omdat [gedaagde sub 1] c.s. het gehuurde niet wil verlaten, maakt zij volgens [eiser sub 1] c.s. inbreuk op haar eigendomsrecht. Hieruit volgt het spoedeisend belang van [eiser sub 1] c.s. bij deze procedure. [gedaagde sub 1] c.s. heeft geen belangen aangevoerd om rekening mee te houden. De belangenafweging valt uit in het voordeel van [eiser sub 1] c.s.
[gedaagde sub 1] c.s. moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.5.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde sub 1] c.s. de woning moet ontruimen, omdat de eis van [eiser sub 1] c.s. niet in strijd is met het recht of ten onrechte is ingesteld en het aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontruiming zal worden toegewezen. [eiser sub 1] c.s. eist dat [gedaagde sub 1] c.s. de woning binnen vijf dagen moet ontruimen, maar heeft niet onderbouwd waarom afgeweken zou moeten worden van de standaardontruimingstermijn van veertien dagen. De kantonrechter zal daarom [gedaagde sub 1] c.s. veroordelen om binnen veertien dagen de woning te ontruimen.
2.6.
Ook de eis van [eiser sub 1] c.s. dat [gedaagde sub 1] c.s. een gebruiksvergoeding moet betalen aan [eiser sub 1] c.s. voor de periode dat zij nog in de woning verblijft, komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. Ook voor deze vordering geldt dat het aannemelijk is dat deze in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De gebruiksvergoeding is namelijk even hoog als de huur, vermeerderd met servicekosten, die [gedaagde sub 1] c.s. maandelijks aan [eiser sub 1] c.s. moest betalen uit hoofde van de huurovereenkomst. De wet bepaalt dat een verhuurder na het einde van de huur een bedrag gelijk aan de huurprijs kan vorderen indien de huurder het gehuurde na het einde van de huur onrechtmatig onder zich houdt. [2]
[eiser sub 1] c.s. moet de proceskosten betalen
2.7.
[gedaagde sub 1] c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,43
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
133,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
912,43
De veroordelingen tot betaling van een geldsom worden hoofdelijk uitgesproken
2.8.
De veroordelingen tot betaling van een geldsom worden hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat zowel mevrouw [gedaagde sub 1] als meneer [gedaagde sub 2] kunnen worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
2.9.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door [eiser sub 1] c.s. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het pand aan [adres] in [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser sub 1] c.s. zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser sub 1] c.s.,
3.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [eiser sub 1] c.s. van € 1.300,00 per maand als gebruiksvergoeding met ingang van 1 april 2025 tot de dag van ontruiming, waarbij een gedeelte van een maand als een hele maand wordt gerekend,
3.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van € 912,43, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2025.
62938

Voetnoten

1.Artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 7:225 van het Burgerlijk Wetboek.