ECLI:NL:RBMNE:2025:2245

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/16/586404
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en omgangsregeling tussen ouders na scheiding met bemiddeling

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de zorgregeling en omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na de scheiding van hun ouders. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H. Bouwman, heeft verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling zoals vastgelegd in een eerder opgesteld ouderschapsplan. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.G. Ton, is het eens met de informatieregeling maar niet met de verzoeken van de vader om gezamenlijk gezag en uitbreiding van de omgangsregeling, omdat de hulpverlening nog niet is afgerond.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2025 hebben de ouders aangegeven bereid te zijn om ouderschapsbemiddeling te volgen. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over het gezag en de omgangsregeling uit te stellen tot 10 november 2025, om de ouders de kans te geven om samen tot een oplossing te komen. In de tussentijd is er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de vader verblijven. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De rechtbank heeft het vertrouwen uitgesproken dat de ouders met hulp van bemiddeling tot een oplossing kunnen komen en heeft hen gevraagd om vóór de volgende zitting te rapporteren over de voortgang van hun communicatie en samenwerking.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/586404 / FL RK 24-1250
Gezag en omgang
Beschikking van 9 mei 2025
in de zaak van:
[vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.H. Bouwman,
tegen
[moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.G. Ton.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van de vader, binnengekomen op 5 december 2024;
  • het verweerschrift van de moeder
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 11 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de man met waarnemend advocaat mr. W. Wienen;
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de heer [A] van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft aan de minderjarige [minderjarige 1] , de zoon van de ouders, gevraagd wat hij van de verzoeken vindt. [minderjarige 1] heeft op 10 april 2025 met de rechter gesproken.
1.4.
De rechtbank heeft de minderjarige [minderjarige 2] , de dochter van de ouders, niet gevraagd wat zij van de verzoeken vindt. De rechtbank vraagt dat alleen aan kinderen van acht jaar of ouder. Kinderen onder de acht jaar vindt de rechtbank daar nog te jong voor.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij alleen de belangrijke beslissingen over de kinderen kan nemen.
2.4.
De ouders zijn in een eerdere procedure door de rechtbank Noord-Holland verwezen naar het Uniform Hulpaanbod. Onder leiding van een MfN-geregistreerde mediator hebben de ouders een ouderschapsplan opgesteld. De ouders hebben in het ouderschapsplan onder meer afgesproken dat als de afspraken goed verlopen en de hulpverlening positief is afgerond:
  • de ouders gezamenlijk het gezag zullen uitoefenen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
  • er een zorgregeling geldt waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om het weekend van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijven, en
  • er een meer uitgebreide feestdagen en vakantieregeling geldt.
Het aangehechte en ondertekende ouderschapsplan maakt deel uit van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 15 september 2023.
2.5.
De ouders zijn het niet eens over de uitoefening van het gezag, de omgangsregeling/zorgregeling en de informatieregeling. De vader wil:
  • samen met de moeder het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitoefenen;
  • dat hij en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een omgang hebben zoals is vastgelegd in het ouderschapsplan, te weten om de week van vrijdagmiddag uit school tot zondag 19.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vrijdag naar de vader brengt en de vader hen op zondag naar de moeder brengt;
  • dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader verblijven zoals is vastgelegd in het ouderschapsplan, met de aanvullende bepaling dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de helft van de vakanties bij de vader zijn, in die zin dat zij in de even jaren gedurende de eerste helft en in de oneven jaren gedurende de tweede helft bij de vader zijn. Wanneer het gaat om vakanties die één week duren, dan wil de vader dat het wisselmoment op woensdag om 13.00 uur is.
  • dat de moeder iedere maand aan hem een update geeft over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] betreffende hun gezondheid, hun school(prestaties), hun sport(en), hun andere hobby’s, hun andere interesses en dat de moeder de schoolrapporten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de vader doorstuur, zodra zij deze van de school heeft ontvangen
2.6.
De moeder is het eens met de informatieregeling. De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader om gezamenlijk het gezag uit te oefenen en om de omgangsregeling verder uit te breiden, omdat de hulpverlening nog niet is afgerond. De hulpverlening heeft de ouders namelijk geadviseerd om samen in ouderschapsbemiddeling te gaan. Daarnaast vindt de moeder dat de vader geen eigen woonruimte heeft met voldoende plek waar hij de kinderen kan laten overnachten.

3.De beoordeling

Nog geen beslissing over de verzoeken van de vader
3.1.
De rechtbank zal nu nog geen beslissing over het gezag, de omgangsregeling/zorgregeling en de informatieregeling nemen, maar de beslissing nog zes maanden uitstellen.
3.2.
De rechtbank wil de ouders de kans geven om samen tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft daar vertrouwen in, omdat ze tijdens de zitting hebben gezegd dat zij met hulp van ouderschapsbemiddeling nog een keer met elkaar willen praten en dat zij willen kijken of ze hun communicatie kunnen verbeteren. De rechtbank wil van de ouders vóór
10 november 2025een bericht krijgen of zij er wel of niet samen zijn uitgekomen en hoe zij willen dat het verder gaat in deze procedure.
3.3.
De ouders zijn het eens dat de volgende voorlopige omgangsregeling in de tussentijd geldt. Met ingang van 26 april 2025 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader:
  • gedurende drie keer: eenmaal per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zaterdagochtend naar de vader brengt en de vader hen op zondagmiddag naar de moeder brengt;
  • na drie keer: eenmaal per twee weken van vrijdag uit school om 14.00 uur tot zondag 16.00 uur, waarbij de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vrijdag uit school ophaalt en hen op zondag naar de moeder brengt.
De ouders hebben verder met elkaar afgesproken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] samen een slaapkamer delen bij vader, maar in twee aparte bedden slapen voor hun nachtrust, en dat de vader ook in de woning slaapt, maar in een aparte slaapkamer.
3.4.
De rechtbank vindt het zeer positief dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een voorlopige omgangsregeling en dat zij bereid zijn om een ouderschapsbemiddelingstraject te volgen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.5.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt met ingang van 26 april 2025 de volgende voorlopige zorgregeling vast:
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de vader:
  • gedurende drie keer: eenmaal per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zaterdagochtend naar de vader brengt en de vader hen op zondagmiddag naar de moeder brengt;
  • na drie keer: eenmaal per twee weken van vrijdag uit school om 14.00 uur tot zondag 16.00 uur, waarbij de vader de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vrijdag uit school ophaalt en hen op zondag naar de moeder brengt.
4.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
houdt de beslissing over het gezag, de omgangsregeling/de zorgregeling en de informatieregeling aan tot
10 november 2025, in afwachting van de uitkomst van de ouderschapsbemiddeling, met het verzoek aan de advocaten om tijdig voor die datum te laten weten:
  • of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
  • of een nieuwe zitting nodig is;
  • of de rechtbank een beslissing kan nemen zonder nieuwe zitting.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. J.R. Hurenkamp, (kinder)rechter in samenwerking met mr. I.C. van Schip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!