Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 11 van [verzoekster] , door de griffie van de rechtbank ontvangen op 5 maart 2025;
- het verweerschrift met zelfstandig tegenverzoek met producties 12 tot en met 16 van [verweerster] ;
- de aanvullende producties 12 tot en met 15 van [verzoekster] ;
- de mondelinge behandeling van 10 april 2025 in Utrecht, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling van het verzoek
Op uw verzoek heeft [verzoekster] u op 5 december 2024 een beëindigingsvoorstel gedaan.” In deze brief wordt [verweerster] wederom niet opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden. Dat [verweerster] ook zelf geen contact heeft opgenomen met [verzoekster] is daarbij niet relevant. Artikel 7:628 BW stelt namelijk niet als voorwaarde dat de werknemer haar bereidheid om de arbeid te verrichten aan de werkgever kenbaar maakt. Dit betekent dat het op de weg van [verzoekster] als werkgever had gelegen om [verweerster] op te roepen. Dat is niet gebeurd en daarom heeft [verzoekster] nog altijd een loondoorbetalingsverplichting.