ECLI:NL:RBMNE:2025:2251

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
C/16/524506
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen van een omgangsregeling na pogingen tot contactherstel tussen een minderjarige en haar vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 mei 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn dochter, [minderjarige]. De rechtbank heeft eerder al verschillende beschikkingen gegeven en heeft in deze procedure de ontwikkelingen rondom het contact tussen de vader en de minderjarige beoordeeld. De vader heeft in het verleden begeleide omgang gehad met [minderjarige] via Konfia, maar deze omgang is in de kerstvakantie van 2024 beëindigd op verzoek van [minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgangsregeling niet in het belang van [minderjarige] is, gezien de conflicten die zijn ontstaan en het feit dat [minderjarige] het contact met haar vader als onprettig ervaart. De rechtbank heeft de verzoeken van de ouders afgewezen en benadrukt dat [minderjarige] zelf in staat is om contact op te nemen met haar vader als zij daar weer voor openstaat. De rechtbank heeft ook aanbevolen dat de moeder hulp inschakelt voor [minderjarige] om het contactverlies te verwerken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als de vader in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/524506 / FO RK 21-707
Omgangsregeling
Beschikking van 12 mei 2025
in de zaak van:
[vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P. Bosma,
tegen
[moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder
advocaat mr. A.M. Beuwer.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 23 augustus 2021, 9 december 2022 en 6 december 2023 beschikkingen gegeven. Voor het procesverloop tot die datum verwijst de rechtbank naar die beschikkingen.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van de moeder (met bijlage), van 3 juni 2024;
  • het F9-formulier van de vader, van 11 juni 2024;
  • het F9-formulier van de moeder, van 12 december 2024;
  • het F9-formulier van de moeder, van 3 februari 2025;
  • het F9-formulier van de moeder, van 3 februari 2025;
  • het F9-formulier van de vader, van 4 februari 2025;
  • het F9-formulier (met bijlage) van de moeder, van 8 april 2025.
1.3.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 14 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • mr. P. Bosma, de advocaat van de vader;
  • mevrouw. [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De vader is wel opgeroepen, maar hij is niet verschenen.
1.4.
De rechter heeft aan [minderjarige] , de dochter van de ouders, gevraagd wat zij van het verzoek vindt. Zij heeft op 9 april 2025 met de rechter gesproken.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. Zij hebben samen een kind:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] . [minderjarige] woont bij de moeder.
2.2.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat de moeder alleen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] mag nemen.
2.3.
De rechtbank heeft op 23 augustus 2021 een beslissing genomen ten aanzien van de door de vader verzochte informatieregeling. De rechtbank heeft bepaald dat de moeder een keer per drie maanden een e-mail zal sturen aan de vader over de algemene ontwikkeling van [minderjarige] , de gezondheid van [minderjarige] , hoe het met haar gaat op school en haar vrijetijdsbesteding. De rechtbank heeft de beslissing over de door de vader verzochte omgangsregeling tussen [minderjarige] en hem aangehouden en heeft de Raad verzocht om te onderzoeken of en zo ja welke omgangsregeling met de vader in het belang van [minderjarige] is.
2.4.
De rechtbank heeft op 9 december 2022 – naar aanleiding van het advies van de Raad en de overeenstemming van de ouders – een voorlopige omgangsregeling vastgelegd tussen [minderjarige] en de vader. De rechtbank heeft vervolgens op 6 december 2023 de voorlopige omgangsregeling gewijzigd en bepaald dat:
  • [minderjarige] en de vader eenmaal per maand begeleide omgang met elkaar hebben bij Konfia, gedurende minimaal drie uren;
  • de regie over begeleide omgang en de opbouw daarvan bij Konfia ligt, waarbij waar mogelijk de huidige omgangsregeling wordt uitgebreid met telefonisch contactmomenten tussen [minderjarige] en de vader.
2.5.
De ouders zijn het niet eens over de omgangsregeling. De vader wil dat de volgende omgangsregeling wordt vastgesteld, waarbij de vader omgang heeft met [minderjarige] :
  • één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 16:00 uur tot zondagmiddag 16:00 uur;
  • in de zomervakantie gedurende een aaneengesloten periode van drie weken waarbij in de oneven jaren de vader de eerste drie weken heeft en in de even jaren de tweede drie weken;
  • in de voorjaarsvakantie tijdens de oneven jaren;
  • in de herfstvakantie tijdens de even jaren;
  • in de kerstvakantie tijdens de oneven jaren gedurende de tweede week en in de even jaren gedurende de eerste week.
2.6.
De moeder wil dat de verzoeken van de vader worden afgewezen. Zij verzoekt om de vader het recht op omgang met [minderjarige] te ontzeggen.
2.7.
De vader en [minderjarige] hebben in 2023 en 2024 omgang met elkaar gehad onder begeleiding van Konfia. Sinds de kerstvakantie van 2024 hebben [minderjarige] en de vader geen contact meer met elkaar op verzoek van [minderjarige] .

3.De beoordeling

Omgangsregeling
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling en een vakantieregeling afwijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.2.
In de afgelopen twee jaar heeft er tussen de vader en [minderjarige] begeleide omgang plaatsgevonden bij Konfia. Deze omgangsmomenten verliepen in het begin goed, maar later kwamen [minderjarige] en de vader regelmatig in conflict met elkaar. Er leek meer strijd tussen [minderjarige] en de vader te ontstaan waardoor de begeleiding van Konfia noodzakelijk bleef en er verschillende herstelgesprekken en evaluaties hebben plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft [minderjarige] besloten om het contact met de vader in de kerstvakantie van 2024 te verbreken. [minderjarige] heeft verteld dat zij het belangrijk vond om haar vader te leren kennen. Zij heeft geen spijt van de omgang met haar vader, maar geeft aan dat dit haar veel energie heeft gekost. Zij heeft het gevoel dat de vader haar grenzen niet altijd respecteert en accepteert. Daardoor verliep de omgang voor haar niet altijd positief. [minderjarige] vindt het verdrietig dat zij haar vader niet meer ziet, maar het brengt haar ook rust.
3.3.
De rechtbank had graag met de vader besproken hoe hij het contact met [minderjarige] heeft ervaren en hoe hij naar de toekomst kijkt. Helaas is de vader niet op de zitting verschenen. Ook heeft hij, ondanks herhaalde pogingen, geen contact meer met zijn advocaat. Het standpunt van de vader over de omgang met [minderjarige] en de voortgang daarvan is daardoor onduidelijk gebleven. Dat betreurt de rechtbank, omdat het nu lijkt alsof de vader het niet belangrijk vindt dat er contact tussen [minderjarige] en hem is. De rechtbank kan zich dat niet voorstellen: de vader heeft eerder namelijk heel duidelijk aangegeven dat hij zijn dochter beter wil leren kennen en haar graag vaak wil zien. De rechtbank begrijpt daarom niet goed waarom hij nu niet naar de zitting is gekomen.
3.4.
De rechtbank wil [minderjarige] niet verplichten om contact met haar vader te blijven hebben. De rechtbank heeft gelezen en gehoord dat [minderjarige] haar best heeft gedaan om het contact duurzaam te herstellen. [minderjarige] heeft aan de rechtbank goed uitgelegd dat zij het contact met haar vader, in ieder geval op dit moment, niet meer als prettig ervaart. De rechtbank vindt dat van [minderjarige] niet langer verwacht kan worden dat zij met het contactherstel door gaat. Gelet op deze ontwikkelingen, de leeftijd van [minderjarige] en het ontbreken van de betrokkenheid van vader, vindt de rechtbank dat het opleggen van contact niet langer het belang van [minderjarige] is.
3.5.
[minderjarige] is zelf in staat om contact op te nemen met de vader als zij daar (weer) voor open staat. De moeder heeft op de zitting ook gezegd dat zij [minderjarige] daarin zal ondersteunen. De rechtbank gaat ervan uit dat de vader deze beslissing van [minderjarige] (en van de rechtbank) respecteert.
3.6.
Tenslotte geeft de rechtbank in overweging aan de moeder om hulp in te schakelen voor [minderjarige] zodat zij dit contactverlies kan verwerken. De rechtbank heeft namelijk gezien dat dit [minderjarige] veel doet.
Brief aan [minderjarige]
3.7.
De rechtbank heeft met [minderjarige] afgesproken dat zij haar via een brief zou informeren over de beslissing. In die brief is de volgende tekst opgenomen:
“Beste [minderjarige] ,
Op 9 april 2025 hebben wij met elkaar gesproken bij de rechtbank. We hebben het toen gehad over hoe het met jou gaat en over het contact tussen jou en je vader. Je vertelde mij dat je inmiddels geen contact meer hebt met je vader. Je vindt dit best moeilijk, maar denkt ook dat dit de juiste beslissing is. Je vindt het erg vervelend dat jouw vader telkens over je grenzen heen gaat. Je hebt mij ook gezegd dat je in de toekomst misschien wel weer contact met jouw vader zou willen. Jij wil dan, als je hier aan toe bent, zelf contact opnemen met hem. Na het gesprek spraken we af dat ik jou zou laten weten wat mijn beslissing zou zijn. Daarom schrijf ik je nu deze brief.
Op 14 april 2025 heb ik een gesprek gehad met jouw moeder, haar advocaat en de advocaat van je vader. Jouw vader is (helaas) zelf niet naar de rechtbank gekomen. Bij dit gesprek was ook iemand van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Die nodigen we namelijk altijd uit als het over kinderen gaat, zodat zij mij advies kunnen geven. Ik heb aan jouw moeder en de advocaten verteld wat jij vindt van de situatie, zoals we dat aan het eind van ons gesprek met elkaar hadden afgesproken. Je moeder herkende jouw verhaal en heeft gezegd jou daarin te ondersteunen, ook als jij behoefte heb om te praten met bijvoorbeeld een coach. Zij vindt dat jij je best hebt gedaan en een weloverwogen keuze hebt gemaakt en dat iedereen die keuze moet respecteren. De Raad voor de Kinderbescherming is het daarmee eens.
Ik ben het ook eens met jou. Ik vind dat jij echt hebt geprobeerd om weer contact te hebben met jouw vader. Helaas is dit niet altijd goed gegaan. Dat jij nu hebt besloten om geen contact meer te hebben, begrijp ik daarom wel. Ik zal daarom geen omgangsregeling vaststellen en ik vertrouw erop dat jij zelf aangeeft als jij (weer) openstaat voor contact met jouw vader.
Tijdens ons gesprek heb ik gezien dat jij verdrietig bent over de situatie. Dat kan ik mij goed voorstellen. Het lijkt mij een goed idee dat er iemand komt, bijvoorbeeld een coach, waarmee je hierover kan praten.
Ik hoop dat je meer rust krijgt nu deze rechtszaak klaar is en dat je kan genieten van de leuke dingen in jouw leven. Het gaat goed op school. Houd dat vast!
Ik hoop dat het voor jou zo duidelijk is wat mijn beslissing is en waarom ik deze beslissing heb genomen..”
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.3.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de verzoeken van de ouders af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.W.V. van Duursen, (kinder)rechter in samenwerking met mr. I.C. van Schip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!