ECLI:NL:RBMNE:2025:2255

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11543745
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake geschil over energielevering en meterstanden

In deze zaak vordert de eiser, een energieleverancier, van de gedaagde, die een onderneming in Utrecht exploiteert, de betaling van € 15.209,47 voor geleverde energie in de periode van 1 januari 2023 tot 1 april 2023. De eiser heeft de hoeveelheid geleverde energie vastgesteld op basis van een geschat verbruik, omdat de beginstand van de energiemeter op 1 januari 2023 niet bekend was. De gedaagde betwist echter dat het in rekening gebrachte verbruik correct is en stelt dat de eiser een te hoog verbruik heeft berekend.

De kantonrechter heeft op 28 april 2025 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de gedaagde in persoon aanwezig was, vergezeld door een tolk. Tijdens deze zitting zijn de standpunten van beide partijen toegelicht en zijn er vragen gesteld door de kantonrechter. De kantonrechter heeft besloten dat er meer duidelijkheid moet komen over de beginmeterstand, aangezien de eiser een beginmeterstand van 116.943 m3 hanteert, terwijl er in e-mailcorrespondentie met Essent een andere meterstand van 120.478 m3 per 1 januari 2023 wordt genoemd. Dit verschil roept vragen op over de juistheid van de eindafrekening van de eiser.

De kantonrechter heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verstrekken over de meterstanden en de gedaagde kan hierop reageren. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij de kantonrechter heeft bepaald dat de eiser op 28 mei 2025 een akte moet indienen met betrekking tot de meterstanden, waarna de gedaagde twee weken later een antwoordakte kan indienen. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11543745 \ UC EXPL 25-1276
vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
de buitenlandse rechtspersoon [eiseres] Limited,
gevestigd in [vestigingsplaats] , Verenigd Koninkrijk,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding;
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 19 februari 2025;
- een akte met nadere producties van [eiseres] van 16 april 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 28 april 2025. Namens [eiseres] is haar gemachtigde verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door [A] , die tevens als tolk is opgetreden. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] was energieleverancier van [gedaagde] , die een [.] in Utrecht exploiteerde.
In deze procedure vordert [eiseres] van [gedaagde] de betaling van € 15.209,47 als vergoeding voor geleverde energie in de periode 1 januari 2023 tot 1 april 2023. De hoeveelheid geleverde energie is door [eiseres] vastgesteld op basis van geschat verbruik, omdat de beginstand van de energiemeter op 1 januari 2023 niet bekend was. [gedaagde] voert aan dat [eiseres] een te hoog verbruik in rekening heeft gebracht. De kantonrechter ziet aanleiding om [eiseres] nader over de beginmeterstand te bevragen en legt hieronder uit waarom.

3.De beoordeling

Welke (begin)meterstand moet worden aangehouden per 1 januari 2023?
3.1.
[eiseres] heeft de hier gevorderde vergoeding voor geleverde energie gebaseerd op de door haar opgestelde eindafrekening voor de periode 1 januari 2023 tot 1 april 2023. Deze eindafrekening dient voor de kantonrechter daarom als uitgangspunt voor de beoordeling van de hier voorliggende vordering.
3.2.
In de eindafrekening is [eiseres] uitgegaan van een beginmeterstand van 116.943 m3 en een eindmeterstand van 125.634 m3. Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat de beginmeterstand op de ingangsdatum van de energieovereenkomst (1 januari 2023) niet bekend was, doordat die niet was doorgegeven. Daarom is [eiseres] – zo begrijpt de kantonrechter – uitgegaan van geschat verbruik per die datum, wat heeft geleid tot de beginmeterstand van 116.943 m3. Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verder ook gewezen op e-mailcorrespondentie met Essent van 29 november 2023 en 14 december 2023. Het is de kantonrechter vooralsnog onvoldoende duidelijk hoe de informatie uit die e-mailcorrespondentie zich tot het standpunt van [eiseres] verhoudt. In de e-mailcorrespondentie met Essent staat namelijk een meterstand van 120.478 m3 per 1 januari 2023 genoemd. Daaruit lijkt te volgen dat er bij [eiseres] wel een (begin)meterstand op 1 januari 2023 bekend was. Verder heeft Essent ook meerdere meterstanden genoemd van vóór 1 januari 2023 die in samenhang bezien een ander beeld lijken te geven van het energieverbruik op de langere termijn, gelet op de in de eindafrekening genoemde 116.943 m3.
3.3.
[gedaagde] heeft herhaaldelijk aangevoerd dat het aan hem toegedichte energieverbruik niet kan kloppen. Omdat de in de e-mailcorrespondentie genoemde meterstand per 1 januari 2023 afwijkt van de in de eindafrekening per diezelfde datum gehanteerde meterstand, en de juiste meterstand van belang is voor de beoordeling van (de hoogte van) de hier voorliggende vordering, stelt de kantonrechter [eiseres] in de gelegenheid om zich hier nog over uit te laten.
Hoe nu verder?
3.4.
[eiseres] mag nadere informatie geven. Daarop mag [gedaagde] reageren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 28 mei 2025voor het nemen van een akte door [eiseres] over wat is vermeld onder 3.1 t/m 3.3., waarna [gedaagde] op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.
LHJ/63796