ECLI:NL:RBMNE:2025:2282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
11476313
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van extra bijdrage door Vereniging van Eigenaren na besluit algemene ledenvergadering

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VVE) een vordering ingesteld tegen gedaagde, die eigenaar is van een garagebox en daarmee lid van de VVE. De VVE stelt dat gedaagde een deel van een extra bijdrage, vastgesteld tijdens een algemene ledenvergadering, niet heeft betaald. Gedaagde betwist dat er een geldig besluit is genomen en weigert te betalen. De kantonrechter oordeelt dat de VVE wel degelijk een besluit heeft genomen over de extra bijdrage, die noodzakelijk is voor herstelwerkzaamheden aan de brug op het terrein. De kantonrechter concludeert dat gedaagde het restant van de extra bijdrage moet betalen, evenals bijkomende kosten zoals rente en buitengerechtelijke incassokosten. De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde de betaling moet voldoen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten worden eveneens aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11476313 \ UC EXPL 25-77
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAARS [.] [adres] TE [plaats 1],
gevestigd in [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de VVE,
gemachtigde: mr. D. Keijzer,
tegen
[gedaagde],
wonende in [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 december 2024,
- de conclusie van antwoord van 29 januari 2025,
- het proces verbaal van de rolzitting van 5 februari 2025,
- de akte overleggen producties van de zijde van de VVE van 1 april 2025
1.2.
Op 11 april 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren namens de VVE meneer [A] , accountmanager van de VVE, en haar gemachtigde, mr. D. Keijzer aanwezig. Mevrouw [gedaagde] was ook aanwezig. Partijen hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van een garagebox aan de [adres] . Van rechtswege is zij daarmee ook lid van de VVE. [1] Volgens de VVE heeft [gedaagde] een deel van een extra bijdrage die is vastgesteld in een besluit op de algemene ledenvergadering, niet betaald. Zij wil dat [gedaagde] dit alsnog doet. [gedaagde] vindt dat de VVE geen besluit heeft genomen en wil daarom niet betalen. De kantonrechter oordeelt dat de VVE wel het besluit heeft genomen dat de leden een extra bijdrage moet betalen. [gedaagde] moet daarom het restant van de extra bijdrage betalen aan de VVE.

3.De beoordeling

De VVE heeft het besluit genomen dat er een extra bijdrage moet worden betaald
3.1.
[gedaagde] vindt dat zij de extra bijdrage die de VVE vordert voor herstelwerkzaamheden aan de brug op het terrein, niet in zijn geheel hoeft te betalen. Ze is het onder andere niet eens met de uitgaven die zijn gedaan voor de huur van rijplaten op de brug en vindt dat de verdeelsleutel van de kosten anders had moeten zijn. Ook zegt ze dat op de algemene ledenvergadering van de VVE geen besluit is genomen waaruit volgt dat alle leden een bedrag moeten betalen voor de herstelwerkzaamheden. Volgens de VVE is er echter wel een besluit genomen.
3.2.
Uit de omstandigheden die door beide partijen zijn aangevoerd, blijkt volgens de kantonrechter dat de algemene ledenvergadering van de VVE wel het besluit heeft genomen dat de leden een extra bijdrage moeten betalen. Allereerst staat vast dat de extra bijdrage op de algemene ledenvergadering van 27 maart 2024 onderwerp was van gesprek. De VVE stelt namelijk dat vóór de vergadering een agenda is gestuurd waarin staat dat de extra bijdrage van € 893,75 zal worden besproken. [gedaagde] heeft deze stelling van de VVE niet betwist. [gedaagde] heeft wel gezegd dat er geen besluit kan worden genomen over de extra bijdrage voor de herstelwerkzaamheden van de brug, omdat dit niet als punt voor stemming is opgenomen in de agenda. Uit de wet en het modelreglement volgt echter niet dat een VVE alleen besluiten mag nemen over onderwerpen die als punt voor stemming op de agenda staan. De kantonrechter gaat daarom niet mee in deze stelling van [gedaagde] .
3.3.
Vervolgens blijkt uit punt 6 van de notulen van de vergadering dat de leden besluiten dat ieder lid € 893,75 moet betalen om het herbestraten van de brug te kunnen bekostigen. [gedaagde] heeft betwist dat deze notulen de inhoud van de vergadering goed weergeven. Zij heeft ook een document overgelegd waarin zij opmerkingen heeft gemaakt bij de notulen en voorstellen heeft gedaan om de notulen te wijzigen. De notulen zijn echter verstuurd naar alle leden van de VVE. Volgens de VVE hebben de andere leden geen bezwaar gemaakt tegen de notulen of op een andere manier laten weten dat de notulen niet juist zijn. [gedaagde] heeft deze stelling van de VVE niet betwist. Nu de andere leden niet hebben gereageerd op de notulen, kan vastgesteld worden dat ze dus kennelijk in de ogen van de andere leden juist zijn en dat de VVE dus wel degelijk dit besluit heeft genomen op de algemene ledenvergadering.
3.4.
Het is de VVE zelf die in deze procedure betaling van [gedaagde] vordert op grond van het door haar ledenvergadering genomen besluit. Hieruit volgt dat er volgens de VVE wel een (geldig) besluit is genomen. Immers, anders zou zij geen betaling van [gedaagde] vorderen. Volgens de VVE hebben alle andere leden van de VVE de extra bijdrage ook volledig betaald. [gedaagde] heeft dan wel gesteld dat de andere leden dit hebben gedaan omdat ze geen ruzie wilden met schuldeisers en dat de andere leden ook van mening waren dat zij de eigen bijdrage niet zouden hoeven betalen, maar dit heeft zij niet onderbouwd met bijvoorbeeld verklaringen van andere leden. Ook heeft zij geen verdere juridische stappen ondernomen tegen het besluit, door bijvoorbeeld een verzoek tot vernietiging te doen bij de kantonrechter.
3.5.
De kantonrechter concludeert daarom dat er wel een besluit is genomen door de VVE waaruit volgt dat haar leden een extra bijdrage van € 893,75 moeten betalen om de herstelkosten van de burg te bekostigen.
[gedaagde] moet deze extra bijdrage in zijn geheel betalen
3.6.
Omdat de VVE dit besluit heeft genomen, moet [gedaagde] deze bijdrage betalen. Op grond van de wet moeten de gezamenlijke eigenaars in de schulden en kosten die ingevolge de wet of het reglement voor rekening van de gezamenlijke eigenaars komen, onderling en jegens de vereniging van eigenaars voor elke appartementsrecht een gelijk deel bijdragen, tenzij daarvoor bij het reglement een andere verhouding is betaald. [2] Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] volgens de VVE minder zou hoeven bijdragen. Ook [gedaagde] zal daarom de extra bijdrage in zijn geheel moeten betalen.
3.7.
[gedaagde] heeft aangegeven al een deel van de bijdrage te hebben betaald. De VVE erkent dit en vordert enkel nog het openstaande bedrag van € 271,24. Dit bedrag kan worden toegewezen. Omdat [gedaagde] de factuur te laat heeft betaald, moet zij daarover ook de rente betalen. Tot 10 december 2024 heeft de VVE de rente berekend op € 14,17.
[gedaagde] moet de kosten voor de kadastrale recherche betalen
3.8.
De VVE vordert verder betaling van € 6,05 voor het doen van onderzoek in het kadaster om haar stellingen te onderbouwen. [gedaagde] heeft deze kosten niet betwist en zal ze daarom moeten betalen.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.9.
De VVE vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit), maar als de gevorderde vergoeding in overeenstemming is met het in het Besluit genoemde tarief, wordt de vergoeding redelijk geacht. De gevorderde vergoeding van € 40,69 is in overeenstemming met het tarief in het Besluit. De VVE heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. Omdat de VVE geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom zal een bedrag van € 49,23 (€ 40,69 + € 8,54 btw) worden toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de VVE worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
477,39
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
3.11.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door de VVE. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de VVE te betalen een bedrag van € 285,41, bestaande uit de hoofdsom van € 271,24 en de wettelijke rente tot 10 december 2024 van € 14,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 271,24, met ingang van 10 december 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan de VVE te betalen een bedrag van € 6,05 aan kosten voor de kadastrale recherche,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan de VVE te betalen een bedrag van € 49,23 aan buitengerechtelijke kosten,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 477,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.
62938

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 5:125 lid 2 Burgerlijk Wetboek.
2.Dit staat in artikel 5:113 lid 2 Burgerlijk Wetboek.