ECLI:NL:RBMNE:2025:2321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
11629461 \ MV EXPL 25-58
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na tekortkoming in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting De Alliantie en [gedaagde c.s.]. De Alliantie vorderde ontruiming van een woning die door [gedaagde sub 1] werd gehuurd, omdat zij haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakwam. [gedaagde sub 1] had haar hoofdverblijf al meer dan drie jaar niet in de woning en had deze in gebruik gegeven aan haar dochter, [gedaagde sub 2]. De Alliantie stelde dat er sprake was van een tekortkoming die de ontruiming rechtvaardigde. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde sub 1] tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat de ontruiming gerechtvaardigd was. De rechter heeft [gedaagde sub 1] veroordeeld om de woning binnen zes maanden na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] veroordeeld om de ontruiming te gehengen en te gedogen. De proceskosten zijn toegewezen aan de Alliantie, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11629461 \ MV EXPL 25-58 AW/1583
Vonnis in kort geding van 22 mei 2025
in de zaak van
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum,
eisende partij,
hierna te noemen: de Alliantie,
gemachtigde: mr. J.J.M. Saelman,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde c.s.] ,
gemachtigde: mr. R.H. Bouwman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 april 2025 met 11 producties
- de mondelinge behandeling van 8 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [gedaagde c.s.]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] huurt met ingang van 18 juni 2014 de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
2.2.
Op 23 november 2021 doet [gedaagde sub 1] een aanvraag bij De Alliantie voor huisbewaring in het kader van remigratie. Zij heeft haar dochter [gedaagde sub 2] aangedragen als huisbewaarder.
2.3.
Telefonisch is door De Alliantie aan [gedaagde sub 1] meegedeeld dat de aanvraag niet compleet was omdat de periode waarvoor huisbewaring is aangevraagd niet was opgegeven. Aan [gedaagde sub 1] is meegedeeld dat toestemming voor maximaal één jaar wordt verleend.
2.4.
Op 4 januari 2022 schrijft [gedaagde sub 1] zich uit uit de Basisregistratie Persoonsgegevens. Zij is vertrokken naar [plaats] .
2.5.
Op 18 oktober 2022 schrijft [gedaagde sub 2] zich bij de Basisregistratie Persoonsgegevens in op de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
2.6.
Begin november 2024 bericht Vitens aan De Alliantie dat zij vanwege een oplopende betalingsachterstand naar de woning aan de [adres] is gegaan, maar daar niet [gedaagde sub 1] aantrof. Vitens verzoekt De Alliantie om de datum van sleuteloverdracht en de meterstanden door te geven zodat zij de drinkwatertoevoer kan voortzetten.
2.7.
Op 2 januari 2025 schrijft [gedaagde sub 3] , zoon van [gedaagde sub 1] , zich bij de Basisregistratie Persoonsgegevens in op de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
2.8.
Op 28 januari 2025 gaat De Alliantie op huisbezoek bij het adres [adres] te [woonplaats] . De Alliantie treft daar [gedaagde sub 2] aan.
2.9.
Op 4 februari 2025 bericht De Alliantie [gedaagde sub 1] dat zij de huurovereenkomst wil beëindigen omdat [gedaagde sub 1] al ruim 3 jaar haar hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft en de woning in gebruik heeft gegeven aan haar dochter.

3.Het geschil

3.1.
De Alliantie vordert – samengevat – [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] te veroordelen om de ontruiming te gehengen en te gedogen. Voorwaardelijk vordert De Alliantie verder, indien [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] een beroep doen op onderhuur, om ook hen te veroordelen om de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen.
3.2.
De Alliantie legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Door het gehuurde niet zelf te bewonen, maar in gebruik te geven aan derden schendt [gedaagde sub 1] haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Er is sprake van een tekortkoming die de ontruiming van de woning rechtvaardigt. De Alliantie heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 2] woont aan de [adres] te [woonplaats] . [gedaagde sub 3] staat daar ingeschreven. Voor het geval zij stellen dat zij onderhuurders zijn, kan van De Alliantie niet worden verlangd dat zij de huurovereenkomst met hen voortzet.
3.3.
[gedaagde c.s.] voert verweer. [gedaagde c.s.] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de Alliantie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisendheid
4.1.
De Alliantie heeft een spoedeisend belang bij de ontruimingsvordering. Bij toewijzing van de vordering kan zij de woning na de ontruiming weer toevoegen aan het bestand van schaarse en sociale huurwoningen, waarvoor lange wachtlijsten bestaan.
Het toetsingskader
4.2.
Een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming is een maatregel die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
[gedaagde sub 1] moet de woning ontruimen
4.3.
In de tussen De Alliantie en [gedaagde sub 1] gesloten huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde uitsluitend is bestemd om voor huurder en de leden van zijn huishouden als woonruimte te dienen. Daarnaast is in de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden bepaald dat de huurder het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn huishouden zal bewonen en er zijn hoofdverblijf zal hebben.
4.4.
De Alliantie stelt dat [gedaagde sub 1] een aanvraag heeft gedaan voor huisbewaring en haar dochter heeft voorgedragen als huisbewaarder. Telefonisch is aan [gedaagde sub 1] meegedeeld dat toestemming wordt verleend voor maximaal een jaar. Dat staat ook op de website vermeld. De aanvraag was volgens De Alliantie nog niet afgerond.
4.5.
Volgens [gedaagde sub 1] heeft zij alle stukken waar door De Alliantie om is gevraagd ingeleverd. [gedaagde sub 1] heeft van meet af aan duidelijk gemaakt dat zij voor onbepaalde duur naar [plaats] zou vertrekken. Zij heeft daarna nooit meer iets gehoord van De Alliantie en ging ervan uit dat het goed zat. [gedaagde sub 1] erkent dat aan haar telefonisch is aangegeven dat de huisbewaring maximaal een jaar mocht duren. Nu [gedaagde sub 1] na drie jaar nog niet is teruggekeerd in de woning is voldoende aannemelijk dat [gedaagde sub 1] geen hoofdverblijf meer heeft in het gehuurde. Dat maakt dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst en de algemene huurbepalingen. [gedaagde sub 1] voert aan dat zij niet heeft begrepen dat overschrijding van de termijn van een jaar kon leiden tot ernstige en verstrekkende gevolgen zoals ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst. Dit maakt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet dat er geen sprake is van een tekortkoming. Het had op de weg van [gedaagde sub 1] gelegen om dit na te gaan. Van De Alliantie had wel enige actie verwacht mogen worden na het einde van de bewaringstermijn, maar [gedaagde sub 1] mocht er niet op vertrouwen dat De Alliantie, indien zij tegen het einde van de bewaringstermijn van mening was dat zij terug moest keren, wel contact met haar zou opnemen. De kantonrechter zal hier echter wel rekening mee houden in het bepalen van de ontruimingstermijn. Verder voert [gedaagde sub 2] aan dat haar moeder in de zomer terug zal keren naar de woning. Dit is echter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zo ligt er geen verklaring van [gedaagde sub 1] zelf en evenmin is duidelijk of dit tijdelijk of permanent zal zijn. De eventuele terugkeer van [gedaagde sub 1] neemt de tekortkoming ook niet weg.
4.6.
Nu [gedaagde sub 1] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst en de algemene huurbepalingen, is aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] daarom zal worden ontbonden. Het is naar het oordeel van de kantonrechter gerechtvaardigd om op de te verwachten uitkomst van een eventuele bodemprocedure vooruit te lopen door de gevorderde ontruiming van het gehuurde toe te wijzen. De kantonrechter heeft bij dat oordeel rekening gehouden met de aard en de ernst van de tekortkoming en de omstandigheid van het grote woningtekort. [gedaagde sub 1] wordt veroordeeld om het gehuurde binnen zes maanden na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten. De kantonrechter heeft bij het bepalen van deze ontruimingstermijn een ruime marge in acht genomen. De reden daarvoor is dat rekening is gehouden met het feit dat ook van De Alliantie verwacht had mogen worden dat zij eerder actie had ondernomen en had nagegaan of [gedaagde sub 1] daadwerkelijk na een jaar was teruggekeerd. Verder woont [gedaagde sub 2] daar, zoals ter zitting is gebleken al sinds 2019. Zij wordt mogelijk dakloos als zij op korte termijn het gehuurde zou moeten ontruimen omdat zij nog geen andere woonruimte heeft gevonden. Tenslotte heeft De Alliantie ter zitting aangegeven met een ontruimingstermijn van zes maanden akkoord te kunnen gaan.
4.7.
Tegen de vordering om de ontruiming te gehengen en gedogen is door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] geen verweer gevoerd. Dit deel van de vordering zal daarom eveneens worden toegewezen.
De vordering ten aanzien van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]
4.8.
De Alliantie heeft, voor het geval [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] zich beroepen op onderhuurbescherming en er sprake mocht zijn van een onderhuurovereenkomst, gevorderd om hen te veroordelen de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen, met veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in de kosten van dit geding.
4.9.
Omdat [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] zich niet hebben beroepen op onderhuurbescherming, is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder De Alliantie haar vordering heeft ingesteld. Aan de beoordeling van deze vordering wordt dan ook niet toegekomen.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde sub 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Alliantie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
147,41
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.231,41
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
De Alliantie verzoekt het vonnis uitvoer bij voorraad te verklaren. [gedaagde sub 1] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vordering om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden gebleken die aan toewijzing van deze vordering in de weg staan. Dit vonnis wordt daarom uitvoer bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen zes maanden na betekening van dit vonnis het pand aan [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van de Alliantie zijn, en de sleutels af te geven aan de Alliantie,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om de ontruiming te gehengen en te gedogen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten van € 1.231,41, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2025.