ECLI:NL:RBMNE:2025:2326

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
UTR 25/2124
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht. De eiser had op 19 maart 2025 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden, aangezien het verzoek op 20 januari 2025 was ingediend en verweerder uiterlijk op 17 februari 2025 had moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 4 maart 2025 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft ook geen nieuw besluit genomen.

De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 194,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 19 maart 2025 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft op 20 januari 2025 een verzoek om informatie op grond van de Woo (Woo-verzoek) ingediend. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op dat verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Verweerder heeft het verzoek bevestigd op 20 januari 2025. Verweerder had dus uiterlijk 17 februari 2025 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 4 maart 2025 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank stelt de beslistermijn vast op de standaardtermijn van twee weken na verzending van deze uitspraak
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 194,- dat eiser heeft betaald aan hem moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.