Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 maart 2025; en
- de brief van 30 april 2025 van ASR.
2.De verdere beoordeling
3.De beslissing
1 oktober 2025;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en A.S.R. Schadeverzekering N.V. [eiser] vordert een arbeidsongeschiktheidsuitkering over de periode van oktober 2017 tot oktober 2020, maar A.S.R. betwist de arbeidsongeschiktheid van [eiser]. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 12 maart 2025 aangegeven dat zij voornemens is een deskundige te benoemen om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen. Echter, partijen hebben in een brief van 30 april 2025 aangegeven dat zij zich niet kunnen verenigen met de inhoud van het tussenvonnis en dat het niet zinvol is om een deskundigenonderzoek uit te laten voeren. De rechtbank overweegt dat het openstellen van tussentijds hoger beroep wenselijk is om onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen. Daarom heeft de rechtbank besloten om het verzoek tot openstellen van tussentijds hoger beroep te honoreren. De zaak wordt verwezen naar de parkeerrol in afwachting van de uitkomsten van het hoger beroep.